70 DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1893. Worden gesteld in handen van Burg.' en Weth. De Voorzitter. Naar aanleiding van dit schrijven stel ik voor om punt 18 van de agenda heden niet te behandelen, maar de behande ling daarvan uit te stellen lot eene volgende Vergadering. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter. Verder kan ik den Raad mededeelen dat de heer Drucker heeft bericht zijne benoeming als Voorzitter van de Commissie van Financiën aan te nemen. (Toejuiching.) Aan de orde is alsnu: II. Benoeming van eene derde onderwijzeres aan de school 3de klasse n#. 2. (Zie Ing. St. n'. 232.) De Voorzitter. Mag ik de heeren De Goeje, De Sturler en Drucker verzoeken met m(j het stembureau uit te maken? De uitslag der stemming is dat Mej. C. M. Van der Heyde wordt benoemd met algemeene (23) stemmen. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hune wel willende medewerking. III. Verzoek van Mej. P. C. Verpoorten, om ontslag als tweede onderwijzeres aan de Meisjesschool 1ste klasse. (Zie Ing. St. n®. 236.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met ingang van 13 October een eervol ontslag verleend. IV. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1893, ad 98. Aanschaffing van banken voor de Meisjesschool 2de klasse. (Zie Ing. St. n". 238 en 234.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. V. Voorstel omtrent de tijdelijke aanstelling van een leeraar in het Duitsch aan de Iloogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n®. 239.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VI. Idem omtrent het tarief voor de verhuring van de Gehoorzaal. (Zie Ing. St. n'. 240.) De heer Was. M. d. V.! In de Raadsvergadering van 13 Juli jl. werd besloten Burg. en Weth. uit te noodigen met den pachter der Stadsgehoorzaal in onderhandeling te treden, om te komen, hetzij tot eene onbinding, hetzij tot eene wijziging van het bestaande con tract, en wel naar aanleiding van het denkbeeld om de Gehoorzaal en bloc te verhuren. Het besluit werd met 16 tegen 3 steramen aangenomen, terwijl de 3 Wethouders onder de tegenstemmers behoorden. Nu begrijp ik volkomen, dat het Dagelijksch Bestuur met dat be sluit niet bijster was ingenomenhet was toch tegen hun voorstel, welks behandeling daardoor werd uitgesteld; maar, wat ik volstrekt niet kan begrijpen is, dat, nu eenmaal het besluit was gevallen, daar aan door Burg. en Weth. op hoogst onvolledige en gebrekkige wijze uitvoering is gegeven. Wat toch zien wij uit het uitvoerig rapport, dat voor ons ligt? Dat de onderhandelingen, die Burg. en Weth. krachtens besluit van den Raad met den pachter hebben gevoerd, uitsluitend hierin hebben bestaan, dat zij den man gevraagd hebben, hoeveel hij aan de ge meente zou willen betalen, wanneer ook de huur der lokalen door hem en geheel ten zijnen bate geschiedde. Daarop nu zou de pachter een zeker bedrag hebben genoemd, hetwelk Burg. en Weth. onvol doende achten. Ik vind het zeer natuurlijk, dat de pachter, die zelf een bod moet doen, niet begint met het hoogst mogelijke te bieden. Toen nu dit bod niet voldoende toescheen aan Burg. en Welh. zijn de onderhandelingen gestaakt. M. d. V. Ik heb in mijn leven al heel wat onderhandelingen van dien aard gevoerd en kan dus wel ecnigszins oordeelen, over de wijze waarop zulke onderhandelingen moeten geleid worden, maar, ik zou meenen, dat aan hetgeen hier door Burg. en Weth. met den pachter is gedaan, niet de naam van een ernstige onderhandeling kan worden gegeven. Had ik dus geen recht die onderhandeling hoogst gebrekkig te noemen? In de tweede plaats is het besluit van den Raad maar ten halve uitgevoerd, want over ontbinding van de bestaande overeenkomst is met den pachter geen woord gewisseld. Uit het rapport blijkt daarvan ten minste niets. Nu zullen de leden zich herinneren, dat het voornamelijk daarop aankwam; het gold toch in de eerste plaats de vraag, of de tegen woordige pachter geneigd was tot ontbinding van het contract over te gaan, omdat de gemeente alsdan veel vrijer zoude wezen; in het wijzigen van de voorwaarden, in het overwegen van de vraag, of de wenschelijkheid bestond de Gehoorzaal en bloc te verhuren en voor namelijk ook, omdat men door de concurrentie bij een openbare in schrijving vermoedelijk een hooger bod zoude krijgen, dan nu geboden is door een enkelen gegadigde. De groote onbillijkheid, die altijd in meerdere of mindere mate door wijziging der voorwaarden tijdens den duur der pacht ontstaat, tegenover de andere inschrijvers, die vroeger onder veel ongunstiger voorwaarden hadden medegedongen, ware bovendien daardoor ook weggenomen. En nu is over de ontbinding der overeenkomst met den pachter in het geheel niet onderhandeld en over de verhuring en bloc slechts zeer gebrekkig. Dit alles zou er mij eigenlijk toe moeten leiden om voor te stellen de stukken te renvoieeren naar Burg. en Weth. met verzoek om ook aan het andere gedeelte van de opdracht gevolg te geven, en wat Burg. en Weth. tot dusverre verricht hebben ook volledig te doen. Ik was dan ook eerst van plan zulk een voorstel te doen, maar ik ben daarop teruggekomen, omdat ik mij bij de gebleken groote voor liefde van Burg. en Welh. voor hun oorspronkelijk voorstel, weinig resultaat voorstel van eene nadere onderhandeling met den legen- woordigen pachter. Ik vermoed dat die nadere onderhandelingen een even negatief resultaat zullen opleveren als de onderhandelingen die nu heeten plaats gehad te hebben. Intusschen kan ik niet nalaten mijn leedwezen te betuigen over de opvatting van Burg. en Weth. omtrent de uitvoering van eene opdracht als door den Raad werd gegeven. De Raad heeft er toch, dunkt mij, volkomen recht op dat van eene dergeljjke opdracht, al is deze ook gegeven in strijd met de zienswijze van Burg. en Weth., onpartijdig en volledig uitvoering wordt gegegen. En nu komt het mij »oor, het zij met alle bescheidenheid gezegd, dat de onderhandelingen die hier met den pachter gevoerd zijn, het kenmerk dragen van een parti pris, van eene neiging van Burg. en Weth. om hun eigen voorstel door te drijven. De onderhandeling toch was zeer gebrekkig en in elk geval, ik meen dit te hebben aangetoond, is zjj niet volledig geweest. Dit spijt mij te meer omdat, nu de onderhandelingen niet de strek king hebben gehad van te komen tot eene ontbinding van de over eenkomst, nu Burg. en Weth. hardnekkig vasthouden aan hun voorstel om het tarief te verlagen, ook de pachter des te moeielijker zal te vinden zijn voor eene ontbinding van het contract. Want juist door wijziging of verlaging van de tarieven zal voor een groot deel worden tegemoet gekomen aan dc bezwaren van den pachter, die dan de voordeelen van die tariefsverlaging zal genieten, terwijl de gemeentekas daarvan, naar het mij voorkomt, al heel weinig voordeel zal hebben. Ik sluit mij dus nog veel liever aan bij het denkbeeld in de Ver gadering van 13 Juli door den lieer Van Lidth de Jeude geuit, om wanneer de pachter tot eene ontbinding van het contract niet ge neigd is, dan liever in de bestaande overeenkomst niets te veranderen. Laat ons dan maar afwachten tot dat de pachter zelf aan den Raad komt mededeelen, dat de gevolgen van de bestaande overeenkomst voor hem financieel onhoudbaar zijn, totdat hij zelf ontbinding van de overeenkomst vraagt. Dan zijn wij gebeel vrij om die ontbinding al dan niet toe te staan en, zoo wij er toe overgaan, om die wijzigingen in de overeenkomst te brengen welke de Gemeenteraad noodig zal oordeelen; dan kunnen wij overwegen of niet eene verhuring en bloc de voorkeur verdient. En dan staan in elk geval als tot ontbin ding en eene nieuwe inschrijving besloten wordt ten minste ook de vroegere inschrijvers, die vroeger met het oog op de ongunstige voorwaarden lager hebben ingeschreven, op gelijken voet met den tegenwoordigen pachter, die vermoedelijk ook dan wel niet onder de gegadigden zal ontbreken. Om die reden zal ik stemmen tegen elke wijziging in de bestaande overeenkomst. De heer Kaiser. M. d. V.Ik ben zoo geheel overtuigd dat hetgeen de heer Was heeft gezegd volkomen juist is, dat ik besloten ben te stemmen tegen elke wijziging in de bestaande overeenkomst, tegen elke wijziging van het tarief. Ik geloof, dat het oneindig veel beter is te wachten tot dat de tegenwoordige pachter zegt: ik kan het niet meer uithouden, ik verzoek ontslagen te worden van mijn contract, want dan eerst kunnen wij geheel vrij onderzoeken welke wijzigingen in het contract noodig zijn. Ik zal dus stemmen tegen het voorstel van Burg. en Weth. De heer De Goeje. Voor het grootste gedeelte, M. d. V., stem ik in met al hetgeen door den heer Was is aangemerkt; ik zou dan ook stellig tegen het voorstel stemmen, indien w£ alleen te doen hadden met den pachter en met diegenen, die oorspronkelijk mede gedongen hebben. Ik geloof echter, dat het voorstel tot verlaging van tarieven niet eigenlijk den pachter op het oog heeft, maar dat het voornamelijk te doen is om den Leidschen ingezetenen het huren der lokalen ge makkelijk te maken en het dus hier in de eerste plaats geldt het belang der burgers. Op dien grond zal ik dan ook in weerwil van de bezwaren, die ik overigens moet deelen, stemmen voor het voor stel van Burg. en Weth. De Voorzitter. De heer Was oordeelt in deze zaak, naar het mij voorkomt, geheel verkeerd. De huur die de pachter heeft aange nomen is geheel onvoldoende, want hij heeft hierin berust onder een tarief voor hel verhuren van de zaal dat veel te hoog was. Daarom hebben wij ons bij het vaststellen van de tarieven het recht voorbehouden om naar willekeur verandering daarin te brengen, zonder dat de pachter zich daartegen zou kunnen verzetten. Nu is gebleken dat het tarief te hoog is en de pachter daardoor niet dat voordeel van het buffet kan hebben, dat hg, wanneer de tarieven rationeel waren, zoude genieten. Om deze reden nu stellen wij den Raad voor een billijker tarief te maken; de pachter kan dan zien of hij daarmede beter met zjjn huur uitkomt, hetgeen zeer zeker het geval zal zijn. Doen wij wat de heer Was voorstelt, dan drukken wij de pacht zoozeer dat er geen pachter meer zal opdagen. Wanneer wij daarentegen de pacht verlagen, dan kunnen wij eerst zien of de ingezetenen de zaal voor dien matigen prijs willen huren en de pachter derhalve de zalen meer zal zien gebruiken. Wanneer wij de pacht ontbinden onder de oude tarieven, zal er zich geen nieuwe pachter voordoen omdat men geen maatstaf heeft om te zeggen: voor die pacht kunnen wij de zaak doen aannemen. Verhuren wij de zaal voor een lager tarief, dan zal zij meer gebruikt worden en dan kunnen wij oordeelen of de zaal geschikt is om onder die voorwaarden te worden verhuurd. Dit is de reden waarom wij voor dezen maatregel zijn. Wij zijn van meening geweest dat de zaal met het tegenwoordige tarief wel verhuurd zoude worden. Maar dit gebeurt nu niet. Slechts eene zeer enkele groote vereeniging huurt de zaal, en dit zal zoo bljjven zoolang de huur niet verlaagd wordt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 2