64 DONDERDAG 24 AUGUSTUS 1893. Volgens de wet zijn alle bezittingen van schuldenaren in casu van de gemeente eventueel voor de schulden aansprakelijk. Het komt mij derhalve voor, dat tenzij de Nederlandsche Bank haar uitdrukkelijk als eisch heeft gesteld deze bepaling er veilig kan worden uitgelaten. Oe Voorzitter. Oe Nederlandsche Bank heeft den eisch niet woor delijk zoo gesteld; doch het is het gewone formulier, waarbij de goederen en eigendommen voor de schuldenaren worden aansprakelijk gesteld. De heer Drucker. M. d. V.! Naar mijne meening geeft art. 136 2de alinea der Gemeentewet: »Elk besluit lot het doen eener geldleening wijst de middelen aan, waaruit de renten en aflossing der leening zullen worden gevonden," aanleiding tot eene dergelijke bepaling in dit besluit. De heer Verster van Wülverhorst. M. d. V.! Niettegenstaande ik mijne stem aan dit voorstel zal geven, wil ik toch verklaren, dat wij, m. i, een geheel overbodig besluit zullen nemen. De Nederlandsche Bank toch heeft sinds geruimen tijd genoegen genomen met de overlegging van onze begrooting. Nu verlangt zij meer en wil nog daarenboven een besluit van den Raad. De gronden, waarop dit verlangen steunt, blijken niet uit de stukken. Wanneer de begrooling eenmaal door den Gemeenteraad is goed gekeurd, dan is, dunkt mij, het nemen van een besluit als dat, het geen nu aan de orde is, geheel overbodig. Wordt dat besluit thans genomen dan moet het daarenboven nog aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen worden; doch daar dit College de begrooling reeds heeft goedgekeurd zal het, evenals wij, onnoodig werk verrichten. Heeft de Nederlandsche Bank eene geldige reden, waarom zij af wijkt van de gefooonte, die zjj vroeger had, dan had die ons behooren te worden medegedeeld en daar dit niet is geschied bestaat er bij mij twijfel of Gedeputeerde geen bezwaar zullen maken. Wij doen hier een bis in idem. Het bedrag is op de goedgekeurde begrooting reeds uitgetrokken, en dat is m. i. voldoende. Men zou op de begrooting wel meer posten kunnen vinden als de thans in behandeling zijnde en waar zoude het heen, wanneer bij die posten telkens een afzonderlijk Raadsbesluit moest worden ge nomen. De Voorzitter. Ik geloof niet dat Gedeputeerde Staten bezwaar zouden maken tegen de weglating, maar wij zijn in dit opzicht af hankelijk van de Nederlandsche Bank. Die wil het zóó en zij heeft maar te zeggen hoe zjj het hebben wil. En aannemende dal de bij voeging overbodig is, schaadt hier het overbodige stellig in geen enkel opzicht. Bovendien is het werk dat dan overbodig mocht zijn, reeds lang geschied. De heer Fockema Andreab. M. d. V.! Is de opmerking door den heer Drucker omtrent de naleving van de Gemeentewet gemaakt wel juist? Wel moet in het besluit staan dat de benoodigde gelden voor de aflossing en interest op de Gemeentebegrooting voor 1893 worden gebracht, maar de Gemeentewet vordert niet dat in het Raadsbesluit tevens wordt gezegd, dat voor de aflossing en betaling der renten alle gemeente-eigendommen worden verbonden. Dit is iets overbodigs dat wel schaden kan, en ik kan mij daarom zeer goed vereenigen met het denkbeeld van den heer Van Hamel om die bijvoeging er uit te lichten. Tevens wensch ik te vragen of het geen lapsus is dat wordt ge sproken van het aangaan der leening bij de door Burg. en Weth. aan te wjjzen commissionairs in effecten. Moet dit niet zijn bankiers? Handel in geld is toch een bankiersbedrijf. Van commissionairs in effecten zoude sprake kunnen zijn wanneer het gold het geven in prolongatie of het beleenen van effecten, maar het sluiten van eene geldleening is geen werk van commissionairs in effecten. De Voorzitter. Een lapsus is het niet, want wij sluiten wei geld- leeningen bij kassiers. Daarvoor worden niet altjjd en uitsluitend bankiers gebezigd. De heer Van Hamel. M. d. V.! Zou aan het bezwaar niet zijn tegemoet te komen door te lezen: »een tijdelijke geldleening aan te gaan bjj de door hen aan te wjjzen bankiers of commissionairs" enz. De Voorzitter. Ik heb tegen de bijvoeging van het woord ban kiers geen bezwaar. Het Raadsbesluit is alleen noodig voor het geval dat het geldswaardig papier by de Nederlandsche Bank gedisconteerd wordt. Wij sluiten geene geldleening bij de Nederlandsche Bank, maar de stukken koinen in hare handen, omdat zjj daar gedisconteerd worden. De heer Verhet van Wijk. M. d. V.! Juist omdat wij de leening niet met de Nederlandsche Bank aangaan, verwondert het mij zoo dat deze den eisch gesteld heeft. Hadden de bankiers het gewenscht, dan ware het mij begrijpelijker geweest. Wanneer toch het papier van de gemeente geprotesteerd wordt, zal de Bank niet de gemeente aan spreken maar in de allereerste plaats de bankiers. De heer Juta. Per slot van rekening komt het op hetzelfde neder. De gemeente heeft natuurlijk het geld van de bankiers, maar willen deze ons nu de groote faciliteit geven dat bjj disconteering bjj de Nederlandsche Bank geen hooger disconte zal betaald worden dan het officieele bankdisconto, dan moeten wij ons voor die faciliteit ook onderwe: pen aan den eisch door de Bank gesteld. Al is l et dus waar dat wjj alleen met de bankiers te maken hebben, even wa <r is het dat wjj per slot van rekening ook met de Bank te maken hebben, omdat wij zonder het voorgedragen Raadsbesluit niet kunnen genieten van het oflicieële bankdisconto. De heer Drucker. De heer Fockema Andreae heeft mjj niet kunnen overtuigen van de wenschelijkheid, om die verbintenis van de ge meente-eigendommen weg te laten. Wanneer ik mjj niet vergis is het eene vaste clausule, welke bjj alle leeningen gebezigd wordt, naar ik reeds zeide, geheel in over eenstemming met art. 136 van de Gemeentewet. Laten wij de clausule bier weg, dan verkrijgt het den schijn, als gold het hier eene leening met minder zekerheid dan gewoonljjk wordt gegeven. En dit acht ik niet in het belang der gemeente. Bovendien zou er twijfel kunnen rijzen, of men wel geheel heeft voldaan aan de Gemeentewet, welke aanwjjzing der middelen eischt, waaruit renten en aflossing worden gevonden. De heer Van Hamel. Art. 1177 van het Burgerlijk Wetboek luidt: •Alle de roerende en onroerende goederen van den schuldenaar, zoo wel tegenwoordige als toekomstige, zijn voor deszelfs persoonlijke verbinlenissèn aansprakelijk." Ik geloof, dat de redeneering van den heer Drucker uit of naar art. 136 der Gemeentewet, niet in strijd is met hetgeen hier bedoeld wordt. Daar nu art. 1177 van het Burgerlijk Wetboek hetzelfde zegt, geloof ik dat deze alinea hier veilig achterwege kan bljjven. Verder zou ik willen doen opmerken, dat waarschjjnljjk dit besluit niet alleen voor 1893, maar ook voor de volgende jaren genomen wordt. Is dit laatste juist, dan zou ik in overweging geven om weg te laten, »voor 1893" en te lezen: »op de Gemeentebegrooting zijn gebracht/ Zoo dient dit besluit niet alleen voor dit jaar, maar ook voor volgende jaren en zullen wjj niet telken jare een dergelijk besluit hebben te nemen. De Voorzitter. Het voornemen is bij iedere begrooting een der gelijk besluit te nemen. De heer Fockema Andreae. Op mijn beurt ben ik door den heer Drucker niet overtuigd geworden. Of wel die toevoeging van het verbinden van alle gemeente-eigendommen beteekent niets en dan zal toch de heer Drucker het met mij eens zijn, dat aan de waarde van het besluit moeiljjk eene clausule iets kan afdoen, die hoegenaamd niets te beteekenen heeft; of wèl de clausule zou beteekenen, dat wij ons verbinden op al onze eigendommen hypotheek te geven en dat zal toch zeker niemand willen. De heer Drucker. Ik geloof ook niet, dat het de bedoeling is onze eigendommen te hypothekeren. Die beteekenis heeft de bedoelde zinsnede niet. Maar iemand die deze quaestie niet zoo fjjn beschouwt, als wjj thans bezig zijn te doen, zegge bjjv. de Nederlandsche Bank, zal allicht denken: Hè, waarom heeft men er die clausule uitgelaten, die toch anders bjj alle gemeenteleeningen voorkomt. Nu kunnen wjj wel besluiten het gewone formulier beter te maken, door de clausule weg te laten, maar dit is toch altjjd min of meer gevaarlijk. Vooral wanneer men te doen heeft met de quaestie om zoo goedkoop mogelijk aan geld te komen, is het beter geen veran deringen in de gewoonten te brengen en de zaak op de meest gewone wjjze aan de Bank voor te leggen. De Voorzitter. De Bank verlangt het aldus en daar nu toch de rechtsgeleerden hel er over eens zjjn, dat het niets te beteekenen heeft, gelooi ik het best te doen met de zaak te laten, zooals zjj is voorgesteld en de discussie te sluiten. De beraadslaging wordt gesloten. Het gewijzigd concept-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VI. Eerste Suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1893. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld op een bedrag van 2657.86. VIL Suppletoire Staat van Begrooting, dienst 1893 ad f 13935. Vernieuwing van de Turfmarktsbrug. (Zie Ing. St. n#. 214 en 222.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft rapport uitge- gebracht en vereenigt zich met de voordracht. VIII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1893 en staat van af- en overschrijving ad f 12070. Uitbreiding van het schoollokaal 4e klasse n°. 2 aan de Brandewijnsteeg. (Zie Ing. St. n'. 215 en 223.) De Voorzitter. Ook tegen deze voordracht heeft de Commissie van Financiën blijkens haar rapport geene bedenking. Beide suppletoire staten van bcgrooting worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Ik stel thans voor om eerst te behandelen punten X en XI van de agenda, omdat het mijn voornemen is bjj punt IX de openbare Vergadering te sluiten en te veranderen in eene met gesloten deuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. X. Idem tot het verleenen van een crediet van 375, voor het overbrengen van het Archief. (Zie Ing. St. n'. 220.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelyke stemming aangenomen. XI. Rekening van de inkomsten en uitgaven der gemeente over 1892. (Zie Ing. St. n#. 185, 202 en 218.) De heer Juta. Burg. en Weth. stellen zeer op prjjs het waardeerend oordeel van de Commissie van Financiën. Wat betreft de vraag door de Commissie van Financiën gedaan bjj Volgu. 88, of tegen de kosten aan vogelzaden niet staat eenige bate door verkoop van eieren, enz., daarop kan ik autwoorden dat die bate werkeljjk bestaat en bjj de Commissie van Fabricage voorkomt een post: verkoop van eieren. De opmerking bjj Volgn. 95 gemaakt omtrent het doen springen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 4