52
DONDERDAG 22 JUNI 1893.
U, M. d. V., indertijd werd gezegd: het gaat wel, maar het is wat
omslachtig. U voegde er echter bij: die zaak komt in orde, wij zijn
bezig de Politicverordening te herzien en dus ook tevens deze be
paling.
De vraag die ik daarom wenschte te doen is deze: is er kans op
eene eenigszins spoedige verwezenlijking van die belofte, nl. op de
herziening van de Politieverordening in haar geheel, of tenminste
omtrent dit pnnt.
Ten slotte nog een wensch.
Men kan uit de voordracht van Burg. en Weth. wel zien wat be
doeld wordi, maar het besluit dat de Raad zal nemen wordt voor
gesteld in een vorm, waarop reeds meermalen, en mijns inziens zeer
terecht, door den Raad aanmerking is gemaakt.
Wij hebben niet voor ons een scherp geformuleerd concept-besluit
van den Gemeenteraad, maar een interessant stuk n°. 151, waarin
vele belangrijke zaken voorkomen, en dat eindigt met deze Vergade
ring in overweging te geven te besluiten dat de in hel stuk nader
omschreven perceelen worden verklaard te zjjn ongeschikt tot verdere
bewoning.
Nu komt het mij voor, dat men speciaal in eene zaak als deze
beter doel een besluit te nemen in een juist geredigeerden vorm.
Ik zou de voorkeur geven aan een Raadsbesluit, dat onbewoonbaar
verklaart die en die bepaaldelijk genoemde perceelen. Geljjk de voor
dracht thans luidt, moet men uil het verband van het geheele stuk
opmaken, welke pereeelen bedoeld zijn.
De heer Dekhuyzen. De heer Drucker meende dal hier nog vele
andere woningen voor onbewoonbaarvcrklaring in aanmerking konden
komen.
Ik ben het met die meening eens. Maar waarom geldt d,e eerste
poging tol onbewoonbaarverklaring deze huisjes? Omdat zij de slechtste
zijn? Neen, maar omdat hier zoo gemakkelijk een betere toestand
te verkrijgen is. Wjj zjjn zoo gelukkig daar te hebben een zeer groot
plein van ik meen id a 14 meters breed: de gedempte Brandewijns-
graeht, waarmede wjj niets doen, en waardoor de huisjes die nu zoo
verschrikkelijk ondiep zijn, flink wat naar voren hunnen gebouwd
worden.
Wanneer dit gevraagd wordt zal de Raad geloof ik er niet tegen
hebben om dit terrein te verklaren niet meer noodig te zijn voor
den publieken dienst, en daarom desnoods gratis een gedeelte af te
staan. Dan kunnen de huisjes aanmerkelijk worden verbeterd, maar
zooals de toestand nu is; geen privaten, geen drinkwater en zeer on
diep, gaal het niet langer.
(De heer Fockema Andreae komt ter vergadering.)
De Yookzitter. Het is niet gemakkelijk om staande de vergade
ring de redactie te veranderen, maar wanneer de heer Drucker en
de Raad daarmede genoegen nemen, zullen wij de redactie van het
besluit wijzigen in den geest als door hein werd gewenseht
lk moet den heer Drucker verder wjjzen op eene vergissing door
hem begaan toen hij zeide dat dit de eerste poging was om een
beteren toestand te verkrijgen, wat de woningen betreft. Wanneer
hij de zoogenaamde 24 huisjes eens gaat zien, dan zal hij bemerken
dat die vroeger zoo beruchte huisjes, nu geworden zijn zoowat het
mooiste wat in dit genre de stad rjjk is, dank zjj de krachtige mede
werking van den heer Hasselbach. Wij zijn dus reeds veel vroeger
begonnen met deze zaak ter hand te nemen; maar wezenlijk men
moet zich in dit opzieht geene illusiën maken; het vordert een
massa tijd.
De grootste tegenstanders zijn gewoonlijk de bewoners der huisjes
zeiven, die er niet uitgezet willen worden Vele verklaren eenvoudig
geen huishuur meer te zullen betalen als zjj er toch uit moeten. Het
is eene zaak die met allerlei moeieljjkheden gaat gepaard.
Wat betreft de vraag naar eene herziening van de politieverorde
ningen, die zaak is ter hand genomen maar nog niet gereed. De
heeren Was en Fockema Andreae zjjn leden van de Commissie tot
herziening, die daarbjj geassisteerd wordt door Prof. Van der Hoeven.
Doch zoo iels gaal niet zoo heel vlug, wjj zullen er evenwel spoed
mede maken.
De heer Drucker. M. d. V.! In de eerste plaats een woord van
dank voor het antwoord door u aan het slot uwer rede gegeven ten
aanzien van de Politieverordening der toekomst. Wat aangaat de
Politieverordening van het tegenwoordige heb ik mij niet vergist,
in zooverre dit het eerste geval is, dat bij den Raad komt.
Wat verder de 24 huizen betreft, ik heb met genoegen gehoord,
dat zij zoo goed zijn geworden.
U zegt verder, dat de zaak zoo moeiclijk is omdat de bewoners
zelf tegenstribbelen Dat mag in sommige gevallen moreel eenig be
zwaar voor ons zijn, een juridiek bezwaar kan het zeker nooit op
leveren.
Ik erken dat er in de praktijk allerlei overwegingen moeten gelden,
dal men allerlei eonsideratiën moet in acht nemen; deed men dit
niet dan zouden er wel honderde huisjes onbewoonbaar kunnen wor
den verklaard.
Maar wanneer men alles goed heeft overwogen, laat men de Ver
ordening dan ook toepassen tegenover hen die de toepassing noodig
maken.
Wat mjjne opmerking omtrent de redactie van het concept-besluit
aangaat, dat was meer een wensch voor de toekomst. Kan de
redactie hier echter gewijzigd worden, dan zal mij dit zeer aange
naam zjjn
Men vei gele niet dat nog niet lang geleden eene dergelijke wijze
van redigeeren eene ernstige inoeiljjkheid heeft doen ontslaan. Al is
die quaestie gelukkig opgelost, zjj moge een waarschuwing zijn voor
het vervolg.
De Voorzitter. Dat dergelijke zaken niet meer bij den Raad
komen vindt zijn grond gedeeltelijk in de Verordening zelf.
Wij trachten zooveel mogelijk de eigenaren te bewegen in der
minne te doen wat de Verordening voorschrijft. Bij de 24 huisjes
is dit gelukt, maar hier wilde men niet.
De heer De Sturler. Om een bewijs te geven met welke moeie
ljjkheden men te kampen heeft, deel ik hier nog inede dat toen wjj
met de Commissie van Fabricage een onderzoek wilden instellen in
de bewuste huisjes, wij op eene zeer diplomatieke manier te werk
hebben moeten gaan om alles goed in oogenschouw te kunnen nemen
anders hadden wij groote moeieljjkheden en onaangenaamheden ge
kregen met de bewoners of liever met de bewoonsters. Het gaal
werkelijk niet zoo gemakkelijk.
De heer Van Hamel, lk moet nog even de aandacht ves
tigen op eene kleine onjuistheid in hel stuk van Burg. en Weth.
voorkomende.
In regel 6 leest men: «Wat betreft de woningen aan de Brande
wijnsgracht, kadastraal bekend n°. I en 2" enz. Dit kadastraal is
onjuist, n°. 1 en 2 zijn de huisnummers maar geen kadastrale
nummers.
De beraadslaging wordt gesloten.
Hel voorstel wordt zonder hoofdeljjke stemming aangenomen.
XIII. Idem betrekkeljjk den aankoop van terrein van Vreewijk voor
de oprichting van Laboratoria voor de Rijks-Universiteit.
(Zie lng. Sl. n'. 152.)
De heer Foceema Andreae. M. d. V.! De aanleiding tot dit voorstel
heelt op mij een zeer pijnlijken indruk gemaakt.
Het tiooger onderwijs wordt georganiseerd en bekostigd door den
Staat, hel moet natuurlijk voldoen aan de eischen daarvoor gesteld
door de deskundigen.
Wat vernemen wij nu uil de ons overgelegde stukken? Dat ver
schillende hoogleeraren het noodzakelijk achten dat zij krjjgen een
nieuw laboratorium. Wij vernemen tevens dat curatoren dit met hen
noodzakeljjk achten, want zij hebben bjj de Regeering aangedrongen
op het voldoen aan die behoefte.
De Regeering acht het eveneens noodzakelijk, want anders had
zij zich niet bereid verklaard de groote kosten voor hel bouwen voor
laboratoria op zich te nemen.
En wat is nu het geval? Door zich tot den bouw bereid te loonen
verklaart de Regeering: wij achten het in het belang van het openbaar
hooger onderwijs noodzakelijk dat die laboratoria gebouwd worden;
maar voor de gemeente Leiden is aan den bloei der Universiteit een
belang verhonden. En op grond van dit belang tracht nu de Regeering,
laat ik het maar zeggen door een dreigement, van de gemeente den
grond te verkrijgen, voor het bouwen der laboratoria noodig.
Bij het wjjzen op den treurigen financieelen toestand van verschil
lende gemeenten, is er bij herhaling op gedrukt dat door tal van
wellen in den laatslen lijd zware lasten zjjn gelegd op de gemeenten.
Waar moet het nu heen wanneer de Regeering buiten al die wetten
om nog dergelijke indirecte middelen gaat bezigen om er bjj de ge
meenten op aan te dringen dat zij voor hunne rekening nemen een
gedeelte der kosten die behooren op de begrooling voor het Rjjk.
Het komt mij voor dat een dergelijk middel om een terrein te
verkrijgen, dat ongeveer ƒ10000 zal kosten, niet getuigt van eene
zeer ernstige en breede opvatting omtrent het hooger onderwijs bjj
deze Regeering.
Dubbel bevreemdt mij de aanvraag om deze reden.
Wij hebben aan het Rjjk afgestaan de Ruïne om daarop te plaatsen
Academische gebouwen. Nu wil men daarop zeer kostbare gebouwen
plaatsen, een inuseum van Natuurlijke Historie. Welnu misschien kan
men, wanneer men het woord in den meest uitgebreiden zin neemt
maar dan nog maar misschien een museum van Natuurljjke Historie
noemen een Academisch gebouw. Maar in elk geval zijn de belangen
van de Universiteit in de verste verte niet zoo nauw betrokken bij
dal museum als bij een laboratorium, speciaal een pharmaceulisch
laboratorium, waaromtrent ons van tjjd tot tijd de bedroevendste
mededeelingen worden gedaan. Zoo heb ik vernomen dat enkele
jongelieden opdat zjj veilig hunne proeven zouden kunnen nemen,
zijn geplaatst geweest op een plat dak, omdat de ruimte in de lokalen
absoluut alles te wenschen overliet.
Andere hoogleeraren moeten van tjjd tot tijd studenten opnemen die
eigenljjk behooren in het pharmaceutisch laboratorium, omdat het niet
mogelijk is daar proeven te nemen.
Herhaaldelijk zjjn dan ook door de opvolgende Ministers van Binnen-
landsche Zaken toezeggingen gedaan voor den bouw- van dit labora
torium. Er kan we) geen twijfel bestaan of dit is een Academisch
gebouw waaraan dringend behoefte bestaat.
In plaats dat de Regeering daarvoor nu gebruikt het terrein haar
door de gemeente afgestaan, wil zjj dit gebruiken voor den bouw
van eene inrichting, die eigenlijk in het geheel niet in verband staat
met de Academie, tcrwjjl zjj voor een gebouw, dat door bevoegde
deskundigen voor de Academie noodig wordt geacht, een zeker sub
sidie van de gemeente, in den vorm van grond, verlangt.
Ik vraag nogmaals: waar moet het heen indien wjj ons nederleggen
bjj een dergelijk drijven van de Regcering.
Morgen kan hier of elders de Minister van Oorlog komen en zeggen:
gij gemeente hebt groot belang bij uw garnizoen, welnu, ik zal het
u laten maar dan moet gjj ook zooveel geven voor den bouw van
eene nieuwe kazerne of manége. Zoo kan men het zeer ver brengen
met het schuiven van lasten, die inderdaad behooren op de schouders
van het Rijk, op de schouders der gemeenten.
Nu weet ik wel dat het soms zeer verstandig kan zijn een oogen-
blik te zwichten voor eeu dreigement. Wanneer iemand ons staande
houdt en zegt met de revolver in de hand: uw beurs of uw leven,
dan kan het verstandig zijn de beurs voor dat oogenblik te geven.
Maar daarom is het bezigen van dreigementen nog niet geoorloofd.
Wanneer ons huis in brand stond en de kommandant van de
j brandweer zeide dan: hier ben ik, maar ik begin niet met blusschen