DONDERDAG 25 MEI 1893. 41 gedeelde zal bemerken dat werkelijk de uitgaaf niet groot is, wan neer men in aanmerking neemt alles wat daarvoor geschieden moet; ik zoude zelfs durven beweren dat de som zeer laag mag genoemd worden. De heer Drucker. Met hoe groote belangstelling wij ook geluisterd hebben naar de mededeelingen van den geachten Wethouder, toch geloof ik dat het velen van ons, met mij althans is dit het geval, niet volkomen duidelijk is geworden wat er zal gebeuren aan het lokaal dat aan het Rijk is verhuurd en hoeveel dit zal kosten, en wat zal geschieden aan het lokaal voor de keuring bestemd. Ik ben inlusscben den geachten Wethouder dankbaar voor zijne inlichtingen. Deze betroffen echter slechts een gedeelte van de grieven van de Commissie van Financiën, terwijl de geachte Wet houder niet heeft gesproken over een ander gedeelte, waarop ik nu even wensch terug te komen, omdat hel meer geldt eene principieele quaestie. Ër is ons onlangs voorgesteld een lokaal weder aan het Rijk te verhuren. Wanneer een particulier een huis opnieuw zal verhuren, dan ziel hij het eerst na, onderzoekt welke reparatiën noodig zullen zijn en overweegt daarna omtrent de verhuring. Zoo dient ook de gemeente te doen. Doch dat is hier niet geschied. Er is ons een voudig gezegd: laten wij het lokaal maar weder aan het Rijk ver huren, terwijl van reparatiën, groot of klein, met geen enkel woord gewag is gemaakt. Bij het keuringslokaal hetzelfde. Er is gezegd: wij hebben in de Nieuwstraat zulk een aardig lokaal, zoo geschikt voor het beoogde doel, zonder dat ook hier werd bijgevoegd, dat het lokaal betrekkelijk kostbare reparatiën zoude vereisehen. Ik druk op dal betrekkelijk kostbaar, omdat bij het ééne lokaal de geheele huur bedraagt 50 per jaar, terwijl de kosten van herstellingen eenige honderde guldens beloopen, zoodat de huur van verscheidene jaren daarmede verslonden wordt. De Commissie van FinanciëD heeft daarom gemeend niet te mogen nalaten een zeker leedwezen uit te spreken over de wijze waarop deze zaak is behandeld. De heer De Sturler. De reparatiën aan het lokaal aan het Rgk verhuurd zullen een 130 kosten. Wat de grief van den heer Drucker betreft, dat wij niet vroeger reeds de aandacht hebben gevestigd op de reparatiën welke noodig zouden zjjn, ik heb reeds gezegd dat w(j dit niet konden doen omdat de lokalen nog bjj de oude huurders in gebruik waren. Wij konden dus niet zien wat er aan ontbrak, terwijl de huurders nergens over klaagden. Eerst bij de ontruiming hebben wjj gezien dat de lokalen in een verwaarloosden toestand verkeerden, en nu meenen wij zoo spoedig mogelijk tot herstel te moeten overgaan. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming gebracht en aangenomen met algemeene stemmen. (De heer De Vries verlaat de Vergadering,) XIV. Vaststelling van het Kohier der Plaatselijke Directe Belasting* dienst 1893. (Zie Ing. St. n». 113.) Wordt met algemeene stemmen overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. vastgesteld. XV. Verzoek van Mej J. M. Jansen, om ontslag als tweede onder wijzeres aan de Meisjesschool 2de klasse. (Zie Ing. St. n°. 115.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met ingang van 15 September een eervol ontslag verleend. XVI. Idem van P. J. Van Berensteyn, om vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n°. 116.) Op dit verzoek wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. XVIII. Verzoek van P. A. Van Daalen, om een stoep te leggen voor zijn huis aan de St. Aagtenstraat. (Zie Ing. St. n°. 118.) Op dit verzoek wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. afwijzend beschikt. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord? De heer Zaaijer. M. d. V.! Bij den aanvang van deze Vergadering is door medegedeeld dat was ingekomen het rapport omtrent de waterverversching in onze grachten. Ik heb dit stuk slechts zeer vluchtig kunnen inzien, maar het schijnt mij toch wenschelijk dat het hier nader besproken worde. Ik veroorloof mij daarom u te vragen of het uw voornemen is dit rapport later hier aan de orde te stellen. De Voorzitter. Het is het voornemen van Burg. en Weth. om bedoeld rapport aan de orde te stellen. De heer Zaaijer. Dank u, M. d. V. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Mdré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 7