40 DONDERDAG 25 MEI 1893. De Voorzitter. Wat punt 5 van het voorstel betreft, Burg. en Weth. geven toe dat het beter is niet tot verkoop over te gaan, en nemen dus dat gedeelte van het advies van de Commissie van binan- ciën over. De heer De Sturler. Op de vraag van den heer Drucker kan ik antwoorden, dat de slotalinea juist is. De grond zal in eigendom verkregen worden. De andere weg daarnaast behoort aan de ilol- landsche Spoorwegmaatschappij, welke maatschappij aan de eigenaren van perceelen daarnaast gelegen het recht heeft gegeven om er met karren over te rijden. De heer Van Hamel. M. d. V.! Ik stel thans voor eene vergade ring met gesloten deuren te houden. Dienovereenkomstig wordt besloten. Na heropening van de openbare vergadering deelt de Voorzitter mede dat het voorstel is aangehouden. VI. Verzoek van M. J. H. Van den Bergh, om uitstel voor de ont ruiming van den grond aan den Vestwal. (Zie Ing. St. n'. 106.) VII. Idem van F. F. W. Heintz, ter bekoming in gebruik van grond aan den Burg. (Zie Ing. St. n®. 107.) Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. VIII. Suppletoire staat en staat van af- eu overschrijving op de be grooting, dienst 1892, der Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. n®. 108.) IX. Staat van af- overschrijving op de begrooting, dienst 1893, ad f 40.(Aanschaffing van schoolbanken.) (Zie Ing. St. n®. 109 en 120.) Deze staten worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoof delijke stemming goedgekeurd. X. Bezwaarschriften van J. Ten Bruggenkate en D. Van Leeuwen, tegen hunnen aanslag in de Plaatselijke Directe Belasting. (Zie Ing. St. n®. 92.) De Voorzitter. Deze bezwaarschriften zjjn behandeld in de zitting met gesloten deuren, zijnde daaromtrent overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. beslist. Er is verzocht om nu eerst te behandelen punt XVII van de agenda. XVII. Suppletoire staat op de begrooting, dienst 1892, ad/3823.51'. (Kosten van aanleg van duinwaterbuizen.) (Zie Ing. St. n*. 117 en 124.) De heer Drucker. M. d. V.i Zooals uit het advies van de Com missie van Financien blijkt, heeft zij ernstig bezwaar tegen het voor stel van Burg. en Weth. Niet in zoover, dat zjj niet zoude geneigd znn de f 3800 te betalen, maar wel om die te betalen uit geldmid delen gevonden door leening. Het komt der Commissie toch voor, dat wij hier te doen hebben met eene uitgaaf, die om alle redenen dient betaald te worden uit de gewone inkomsten, zoowel wanneer men let op het doel waarvoor de uitgaaf is gedaan, als op hetgeen men daarvoor heeft verkregen. Het advies geeft den Raad in overweging om niet aan te nemen deze voordracht, maar Burg. en Weth uit te noodigen een nader voorstel in te dienen, waarbij tot dekking der uitgaat gewone mid delen worden aangewezen. Nu echter punt XIV van de agenda - vaststelling van bet kohier der inkomstenbelasting wel heden zal dienen behandeld te wor den, wenscht de Commissie van Financiën reeds nu nog eenigermate aan te vullen wal reeds in haar schriftelijk advies is gezegd. Wanneer de Raad beslist, die f 3800 uit de gewone middelen te betalen, rest nog de vraag: uit welke gewone middelen Mogelijk is het, dat de Voorzitter ons verklaart dat de gewone middelen van 1892 niet meer toelaten daaruit die uitgaaf te kwijten. Burg. en Weth. kunnen beter de mogelijkheid daarvan beoordeelen dan wij, en daarom zoude ik gaarne, alvorens verder te gaan, van U. M. d. V., wenschen te vernemen of de f 3823.51 kunnen betaald worden uit de gewone middelen van 1892? De Voorzitter. Dit zou wel kunnen: op een paar posten van de begrooting van 1892 zou nog kunnen worden overgeschreven. De heer Drucker. M. d. V.! Dan vervalt hetgeen ik verder wilde zeggen. Ik zou thans den Raad alleen in overweging willen geven om zich te vereenigen met het denkbeeld van de Commissie van Financiën, nu liet blijkt dat dit in de toepassing geen bezwaar zal ^Namens de Commissie heb ik dus de eer mondeling in te dienen, het reeds schriftelijk voorgedragen voorstel. De Voorzitter. Ik zal wel niet behoeven te zeggen dat ik geheel tegen het voorstel van de Commissie van Financiën ben. Het geldt hier eene uitgaaf van geheel buitengewonen aard, welke dus door buitengewone middelen behoort gedekt te worden. Het is hier we er de oude quaestie, al zoo dikwijls in den Raad behandeld, dat alle ar gumenten zijn uitgeput en ik er dus niet veel meer over zal zeggen. De Raad heeft zich telkens met de zienswijze van Burg. en Weth. vereenigd en ik hoop dat dit ook nu weder het geval zal zijn. Ue buizen zijn gelegd in buitengewone tijden, zij blijven eigendom van de gemeente en ik zie dus geen enkele reden om daarvoor de in komstenbelasting van de tegenwoordige belastingschuldigen te ver- hoogen. De heer Drucker. M. d. V.! Om de door u genoemde reden zal ik ook zeer kort zijn. De quaestie is inderdaad reeds meermalen in den Raad besproken. Maar zoolang ik de eer zal hebben lid te zjjn van deze vergadering, zal ik steeds op die zaak terugkomen, en daaromtrent eene stemming uitlokken. Ziet men op het doel van de uitgaaf, dan vraagt de Commissie, of in eene gemeente als deze eene som van f 3800 tot verbetering van den gezondheidstoestand zoo overweldigend groot is, dat men voor zulk een bedrag zou moeten leenen. En vraagt men, wat men voor de som krijgt, ik geloof dal de waarde van hetgeen men aan het nageslacht nalaat uiterst problematiek is. De waarde van die huizen is gering en zal over eenige jaren vrjj wel gelijk nul zgn. Wij hebben dus niet gekregen eene productieve zaak die wjj nalaten aan het nageslacht tegenover de schuld die wij het zouden opleggen- De Voorzitter. Ik zou de vraag wel willen doen hoe groot een uitgaaf inoet zijn om daarvoor te leenen, en wanneer zij daarvoor niet groot genoeg is. Ik heb die vraag telkens gedaan wanneer de quaestie aan de orde kwam, maar ik heb er nog nooit een antwoord op bekomen. En wat de waarde betreft der buizen, over 60 jaren zullen zg nog waarde hebben, ook als aansluiting aan de duinwaterleiding. Zoolang ik niets anders hoor dan dat de uitgaaf te gering is om uit buitengewone middelen te betalen, bljjf ik van gevoelen dat daarin geen principe ligt. De heer Fockema Ardreae. M. d. V.! U argumenteert met eene vraag; veroorloof mij U te antwoorden met eene wedervraag. an- neer wordt eene uitgaaf buitengewoon? Daarop heb ik nooit een a- doend antwoord ontvangenik vermoed dat ik dit thans ook niet En zoolang ik daarop geen antwoord ontvang, neem ik aan dat de phrase ik bedoel dit nu niet in onaangenamen zin voor bui tengewone uitgaven moet geleend worden, geen stelsel uitdrukt, blijf dus bjj mijne hier zoo dikwijls daaromtrent uitgesproken mee ning, die tot mjjn groot genoegen ook door de tegenwoordige Com missie van Financiën wordt voorgestaan. De heer Drucker, vraagt en verkrijgt voor de derde maal het woord. M. d. V.! Als beginsel zou men misschien kunnen stellen, dat voor productieve uitgaven mag geleend worden, omdat daar tegenover de schuld, aan het nageslacht nagelaten, staat eene bate. Maar met zulk eene uitgave hebben w(j hier niet te doen. Aelts zal niet iedereen toegeven anderen hebben mij ten minste wel iets anders verklaard dat de buizen over 60 jaren nog in goeden staat zullen verkeeren. Wij maken hier niet iets dat rente zal op leveren. Op uwe vraag hoe groot een uitgaaf wel moet z'jn °Jn daarvoor te leenen is natuurlijk moeilijk een precies antwoord te geven. Maar ik zou ineenen, dat voor eene zaak, die geene baten afwerpt, alleen dan moet geleend worden, wanneer het onmogelijk anders gaat. En die onmogelijkheid bestaat in dit geval zeker niet. De Voorzitter. Ik kan niet toegeven dat het hier eene impro ductieve zaak geldt. Wanneer door de uitgaaf de gezondheidstoe. stand blijvend vferbeterd wordt, is zij zeer zeker productief. Bat üe buizen over 60 jaren nog goed zullen zijn moge wat overdreven wezen, zeker is het dat het zeer lang zal duren voordat zg tot ge bruik ongeschikt zijn geworden. De heer Du Rieu. M. d. V.! Wat verstaat men onder aansluiting, zoolang er toch nog eigenaren van perceelen zijn die de aansluiting geweigerd hebben De Voorzitter. De buizen zijn aangelegd met een standpijp, waar degenen die niet aangesloten zijn water kunnen halen. De heer Du Rieu. Er is dus een standpijp, maar het water is niet in de woningen gebracht? De Voorzitter. Ja, het is nu de vraag of de pijp zal worden weggenomen dan wel blijven. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Drucker c. s. wordt in stamming ge bracht en aangenomen met 12 tegen 10 stemmen. Tegen steraden de heeren: Le Poole, De Sturler, Dekhuyzen, Tie- leraan, Van Recnen, Zillesen, Was, Zaalberg, De Goeje en Hasselbach. De staat van af- en overschrijving wordt zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld. XI. Voorstel tot het verleenen van afschrijving of terugbetaling van Plaatselijke Directe Belasting. (Zie Ing. St. n®. 110.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XII Verzoek van L. Van Oeveren en N. Van Doveren, om gebruik te mogen maken van de kleedkamers der Gymnastiekschool. (Zie Ing. St. n®. 111.) Wordt zonder beraadslag of hoofdelijke stemming gunstig op be- schikt. XIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1893, ad 700. (Herstellling van de lokalen aan de Nieuwstraat.) (Zie Ing. St. n®. 112 en 122.) De heer De Sturler. De Commissie van Financiën heeft in haar advies over dit voorstel haar leedwezen uitgesproken over het liooge bedrag noodig voor veranderingen en herstellingen. Nu heb ik e staat laten opmaken welke ik even zal voorlezen en waaruit blgken zal welke vernieuwingen zullen moeten geschieden. Aan die lokalen is in jaren niets gedaan en het was onmogelijk om de vorige maal toen deze lokalen ter sprake kwamen reeds te zeggen welke her stellingen noodig zouden zijn, omdat die lokalen toen nog door bewoners in gebruik waren en volgepropt waren met allerlei goederen. Ik geloof dat de Commissie van Financien uit het door mg mede- z&l jjryggn,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 6