82 DONDERDAG 20 APRIL 1893. ook dat er zeer goed 4 lokalen kunnen bijgebouwd worden, docb niet het oog op de plaats gevoel ik wel eenige neiging om te stem men voor bet voorstel van den heer Juta Alleen zou ik hem in overweging willen geven zijn voorstel beter te formuleercn. daarbij ook de plaats aan te wijzen waar de nieuwe school zal komen en met opgave van de kosten, want anders kan de Raad toch raoeielijk het voorstel aannemen. De heer Juta. Ik doe den heer Van Hoeken opmerken dat ik heb gezegd, dat in aanneming van het voorstel van Burg. en Weth. tevens ligt opgesloten de opdracht aan het Dag. Bestuur om voor stellen omtrent plannen en kosten voor de oprichting eener nieuwe school in te dienen. De heer Vak Hamel, M. d. V.! Ik begrijp volstrekt niet de roya liteit van den heer Juta. Men kan toch voor een surplus van een 25 kinderen geen nieuwe school gaan bouwen. Zooals het zich nu laat aanzien is met het bij bouwen der 4 lokalen niet alleen voorzien in de behoeften van het oogenblik, maar zelfs in die van de naaste toekomst. Dan moet er verder gezien worden. Men kan geen school bouwen voor dat er behoefte is. Ik zou het onverantwoordelijk vinden wanneer men nu tot het stichten van eene nieuwe school besloot, men zou daardoor krijgen een ontzettend tijdverlies tot groot nadeel voor het onderwijs. Wanneer wij thans Burg. en Weth. gaan uitnoodigen in den geest van het voorstel plannen in te dienen, dan zal hoogstwaarschijnlijk het schooltoezicht onmiddellijk zeggen, zooals nu de toestand is mag hij niet langer voortduren, het soephuis moet ontruimd worden. De Voorzitter. Het voorstel van het Dag. Bestuur is ingediend 28 Juli 1892 en het is April 1893 geworden voordat wij met de discussie daarover zijn begonnen. De heer ürucker vraagt »aan wie de schuld". Zeker ligt dit niet aan het hoofd van het Dag. Bestuur, maar daaraan dat er allerlei voorstellen zijn gedaan die geen resul taat hebben opgeleverd. Dat zal ook weder het geval zijn als aan Burg. en Weth. wordt opgedragen naar een terrein te zoeken waarop eene nieuwe school kan gebouwd worden, want zulk een terrein is niet te vinden, tenzjj men het tegen hoogen prijs aankoopt. En dat zal toch zeker geen economie zijn zoolang een dergelijke aankoop niet bepaald noodzakelijk is. Door bjjbouw van 4 lokalen is men tijdelijk geholpen. De drie klassen uit het soephuis gaan naar de nieuwe lokalen over, terwjjl men nog 1 lokaal overhoudt voor aan was der schoolbevolking. Neemt men het voorstel van den heer Juta aan, dan is er over 2 jaar nog geen nieuwe school en zitten de kinderen nog in het soephuis, altijd wanneer hel schooltoezicht zulks veroorlooft. De heer De Goeje. Ik wensch nog even op te merken, dat toen ik daarstraks als mijn indruk te kennen gaf dat het voorstel tot het bouwen eener nieuwe school niet ernstig gemeend was, dit niet was gericht aan het adres van den heer Drucker, maar aan dat van den voorsteller. Ik zal zeggen waarom. Er zjjn tegenwoordig 129 leerlingen van de school in het Soephuis geplaatst. Indien de school met 4 lokalen wordt vergroot, zal men deze kunnen terugbrengen en nog plaats overhouden voor eventueele vermeerdering. Nu komt men met de bewering dat de scholen 4de klasse een grooten toevloed van leerlingen zullen krijgen. Waarop rust die? De ervaring heeft juist hel tegendeel geleerd. Wjj hebben het tot nog toe altjjd met twee scholen voor onvermogenden gedaan, wel een bewijs dat er niet zulk een accres is als men doet voorkomen. Dat invoering van leerplicht het getal leerlingen sterk zal doen toenemen geloof ik evenmin; want het schoolverzuim is hier niet groot. De vermeerdering der schoolbevolking komt hooldzakelijk daarvan dat allengs meer leerlingen de geheele school doorloopen en dus de hoogere klassen beter bezet raken. En in elk lokaal kunnen zoo noodig nog wel eenige leerlingen worden geplaatst. Aanbouw van 4 lokalen is dus alleszins aanbevelenswaardig; men is dadelijk geholpen; voor het oogenblik afdoende geholpen en de financieele belangen der gemeente worden er het beste mede gebaat De heer Fockema Andreae. Ik wil nog even terugkomen op het punt straks door mij besproken en waarop het gegeven antwoord mg bijna heeft bevredigd, nl. de vraag van den toegang. hebt, M. d. V., gezegd: ik maak mij sterk de inrichtingen welke men niet wenschelijk vindt te kunnen verwijderen, wanneer zij hin derlijk zjjn voor hel onderwijs. Zooals dit door U is gezegd bevre digt mij uw antwoord niet. Kunt zeggen: ik verbind mij bij aanneming van mjjn voorstel de bedoelde inrichtingen uit de straten die toegang tot de school geven te verwijderen, dan is mgn bezwaar in dit opzicht geheel uit den weg geruimd. De heer Van Hamel. De heer Fockema Andreae maakt zich wel eenigszins te ongerust over dien toegang. Nog hedenmorgen heeft het hoofd der school mij verzekerd dat er maar een ingang voor de school is, dn't is die in de Brandewijnsteeg. De andere ingang in de Vrouwenkerksteeg wordt alleen gebezigd wanneer de ouders het hoofd der school wenschen te spreken. Kinderen komen uitsluitend de school binnen in de Brandewijnsteeg. Gedurende den schoolljjd of de speeluren kunnen de kinderen zich niet begeven op het Vrou wenkerkhof. De heer 'Fockema Andreae. Het is al geruime tijd geleden dat ik de plannen in oogenschouw heb genomen. Maar uit de teeke- ningen en schriftelijke zoowel als mondelinge mededeelingen meen ik inij te herinneren dat juist het nieuw te bouwen gedeelte een toegang zal krijgen door een andere straat dan door de Brandewijn steeg. En dit vind ik juist zoo bedenkelijk. De Voorzitter. Mij te verbinden zóó dat de heer Fockema Andreae tevreden is, kan ik niet. Want ik kan niet anders handelen dan op grond van eene wet. Doch er is menig huis door mgn toedoen ontruimd en ik zal het ook hier doen wanneer het noodig blijkt. De heer Juta. M. d. V.! Uwe verklaring omtrent de ontruiming van die bewuste huizen in verhand met de ergerlijke tooneelen in de Vrouwenkerksteeg, waarover het hoofd der school zoo geklaagd heeft, verbaast mg omdat ik niet begrijp dal U die inrichtingen dan al niet veel vroeger hebt doen opruimen. Thans nog een enkel woord aan den heer De Goeje Hij heeft nogmaals gezegd dat bij ons het voornemen zoude bestaan de zaak uit te stellen; hij voegde daarbij: ik zal zeggen waarom ik dit meen. Maar ik constateer dat hij in gebreke is gebleven die gronden op te geven. Waarom hij tot die onderstelling is gekomen, heb ik niet vernomen. Ik protesteer tegen zoo'n ongemotiveerde beschuldiging. Wat de Voorzitter zeide, dat bij aanbouw van 4 lokalen slechts drie in gebruik zouden behoeven te worden genomen, en dus nog een lokaal vrij zoude zijn voor de aankomende leerlingen, is niet juist. Immers er is een surplus van 300 leerlingen. Daarvan kunnen dan 180 geplaatst worden in de 4 nieuwe lokalen; blijven 120 over die in andere lokalen dan schoollokalen moeten geplaatst worden. De Voorzitter. Op de school aan de Brandewijnsteeg is gebrek aan plaats voor 120 leerlingen. Die kunnen in 3 van de nieuw te bouwen lokalen worden geplaatst, zoodal er een lokaal overbljjft voor aankomende leerlingen. Met de andere school 4de klasse hebben wij nu niets te maken. Blijkt het dat die school ook te klein wordt, dan zullen wij moeten zien hoe ons te redden. De heer Drucker. M. d. V.! Telkens hoor ik zeggens dat er in de andere school 4de klasse ook een lokaal te kort komt. Moet daarin inderdaad worden voorzien, dan moeten de daarvoor noodige kosten naast de 12000 voor uitbreiding van de school aan de Brandewijn steeg worden in rekening gebracht. Dat is weder een reden, waarom wellicht eene nieuwe school nog goedkooper uitkomt. De heer Van Hamel dreigt wel met het schooltoezicht, maar ik geloof dat dit toch niets beter kan wenschen dan de radicale verbetering die wjj ver langen te verkrjjgen door aanbouw van eene nieuwe school. De Voorzitter. Ik geloof dat het Ichooltoezicht nu zal zeggen: gjj hebt lang genoeg kunnen overwegen, het wordt thans tjjd om te handelen. Verlangt iemand nog het woord De heer Van Hamel. M. d. V.! Ik zou u wel in overweging willen geven om de Vergadering voor 10 minuten te schorsen, om de leden in de gelegenheid te stellen de verschillende plannen nog even in te zien. De Voorzitter. Ik geloof niet dat dit noodig is. De meeste plannen zijn reeds vervallen. De plannen met 3 lokalen zijn geheel losge laten, die waren opgemaakt in overleg met den heer Hasselbach. De 7 huisjes op de leekening voorkomende zou de heer Hasselbach dan voor zijne rekening en risico koopen mits het Dag. Bestuur in zjjn geheel zich zich verbond oin het plan in den Raad te verdedigen. Keurde de Raad het plan niet goed dan zou hij met de huisjes blijven zitten; keurde de Raad het wel goed, dan zou hij de door hem ge maakte kosten terugkrijgen. Dat was zoo welwillend mogeljjk. Van bet Dag. Bestuur vereenigde zich echter de meerderheid niet met het plan, zoodat het is vervallen. De heer Juta. M. d. V.! U hebt vrij uitvoerig stil gestaan bjj het indertijd gedane voorstel Omtrent den aankoop van die huisjes in de Vrouwenkerksieeg en de weigering van leden van het Dag. Bestuur om het voorstel tot dien aankoop te steunen; daarom wil ik met een paar woorden de reden van die weigering mededeelen. Toen ons die voorstellen werden gedaan, is door ons gevraagd wat het totaal bedrag der onkosten van aankoop, verbouwing, enz. zou zjjn. en is toen ten slotte gebleken dat zulks ongeveer f 20000 zou bedragen. Deze som achtten wij te duur voor die verbouwing: daarmede konden wij ons niet vereenigen. De heer Drucker. M. d. V.! Nu de heer Du Rieu geen voorstel tot uitstel heeft ingediend, zou ik wel willen vragen of het niet in den loop der discussie ligt. dat het Dag. Bestuur zijne voorstellen wijzigt. Allereerst zal nu in stemming komen het voorstel van de meerderheid van het Dag. Bestuur om het schoollokaal aan de Bran dewijnsteeg niet uit te breiden en de plaatsing van eenige klassen in het lokaal aan de Haarlemmerstraat voorloopig te bestendigen. Het is uiterst moeielijk om daarover te stemmen, wanneer niet er aan wordt toegevoegd eene uitnoodiging tot Burg. en Weth. om hunne denkbeelden aangaande den bouw eener nieuwe school nader te formuleeren. De heer Juta. Het voorstel is gedateerd van 28 Juli 1892 en achtten wij toen zeer juist gemotiveerd voor de toenmalige omstan digheden; intusschen zijn deze door de toeneming van het aantal leerlingen veranderd, en wensch ik daarom het voorstel in dien zin te wijzigen dat daaruit vervallen de woorden: »en de plaatsing van eenige klassen in het lokaal aan de Haarlemmerstraat voorloopig te bestendigen" en daarvoor ie lezen: en Burg. en Weth. uit te noodigen voorstellen tot het oprichten van eene nieuwe school bjj den Raad in te dienen. De heer Was. Wanneer ik den heer Juta goed begrijp, wenscht hij de klassen in het lokaal aan de Haarlemmerstraat dus niet te bestendigen? De heer Juta. Naluurljjk moeten die behouden bljjven! De heer Was. Laten wij die woorden dan ook niet doen vervallen. De heer Juta. Het voorstel zou dan aldus moeten gelezen worden: het schoollokaal aan de Brandewijnsteeg uit te breiden, de plaatsing van eenige klassen in het lokaal aan de Haarlemmerstraat voorloopig te bestendigen en Bnrg. en Weth. uit te noodigen hunne denkbeelden omtrent den bouw van eene nieuwe school aan den Raad te doen kennen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 8