26 DONDERDAG 20 APRIL 1893. In art. 2 te doen vervallen het woord «uiterlijke". In art. 9 letter b te lezen voor: «ossehazen, ossetongen", «runder hazen, rundertongen". De opmerking is zeer juist, daar anders koeientongen niet onder de Verordening zouden vallen. In de Verordening op het veil bieden en verkoopen van visch: In art. 2 laatste regel tusschen «kennisgeving" en «aan Burg. en Weth." te voegen: «door belanghebbenden". In de Verordening op het veil bieden en verkoopen van ooft: In art. 3 in plaats van: «Het ooit, dat schadelijk is voor de ge zondheid," te lezen: «het ooft, dat schadelijk wordt geacht voor de gezondheid". Burg en Weth. nemen deze amendementen over, zoodat de be treffende artikelen in dien zin gewijzigd worden. De heer Verster van Wolverhorst. M d. V.! Ik behoef niet te zeggen dat ik een warm voorstander ben van keuring van levens middelen, en dat ik elke poging, daartoe strekkende, gaarne zal steunen. Ik verlang echter dat zoodanige poging voldoe aan twee voorwaarden. 1*. dat zij uitvoerbaar zij, en 2'. dat zij zal leiden tot het beoogde doel. Die twee voorwaarden nu mis ik in deze voordracht. In de eerste plaats het toezicht dat men wil opdragen aan drie personen. Een van die personen valt al dadelijk af, omdat deze den geheelen dag bezig zal zijn met de keuring van het ingevoerde vleesch er blijven dus slechts twee personen over voor al de andere werk zaamheden. Ik heb getracht mij eenigszins op de hoogte te stellen van die werkzaamheden. Daartoe heb ik mij doen verstrekken zeer behouwbare, bijna officieele opgaven van het vee dat hier geslacht wordt. Die opgaven heb ik ontvangen over 1890, 1891,1892 en over het afgeloopen gedeelte van 1893. Neem ik nu uit die opgaven het middencijfer dan kom ik tot de conclusie dat wanneer twee personen alléén moeten stempelen de geslachte deelen van de runderen, kalveren en varkens, zy dagelijks zullen moeten zetten minstens 500 slempels. Men zal zeggen dat dit geen bezwaar kan zjjn. Maar ik heb hierbij buiten rekening gelaten het stempelen van vleesch van gras- en nuchtere kalveren, schapen, geiten, bokken en paarden die respectivelijk ieder 32, 18, 14 en 34 afdrukken van den stempel moeten ontvangen. Bij de varkens die 24 slempels ontvangen zyn ook buiten bereke ning gebleven de varkens die geslacht worden door de zes voor naamste varkensslagers hier ter stede, waarvan geen enkel aan de Waag wordt gewogen, omdat dit elders geschiedt. En dan kom ik tot de overtuiging dat die twee personen dagelijks zullen moeten plaatsen minstens 1000 stempels en dat getal is zeker niet overdreven. Verder vergete men niet dat die stempeling niet zal geschieden in één lokaal, maar dat de personen zullen moeten gaan van winkel tot winkel. De slagers zijn gaarne spoedig bediend en willen niet gaurne lang wachten, vooral niet in den zomer wanneer het vleesch spoedig aan bederf onderhevig is. Voorts moeten zij zich bevinden op alle punten van de stad waar vee kan worden ingevoerd om dit te keuren. En die punten zijn niet gering in aantal. Om dan de Verordening behoorlijk uit te voeren zouden er, mijns inziens, moeten zijn min stens 20 personen. Ik vraag echter, waar zullen wij 20 menschen vinden die voor die taak berekend zijn. Men wil dit door politie agenten doen verrichten. Ik heb allen eerbied voor de kennis van onze politie, maar waar het geldt de beslissing over een zoo teer punt als dit, behoeft men op toezicht van die zijde niet veel te rekenen. Een politieagent moge kunnen beoordeelen of een rund van eerste qualiteit dan wel of het voor de consumptie ongeschikt is, daarvoor is niet veel kennis noodig, maar om te zeggen waar goed vleesch ophoudt goed te zijn en begint slecht te worden, dat is niet zoo gemakkelijk en dit hangt van zulke fijne nuancen af, dat men ter beoordeeling daarvan zeer zeker zaakkundige en betrouwbare per sonen noodig heeft. En of men 20 dergelijke personen hier zal kunnen vinden wordt door mij betwijfeld. In de tweede plaats wil men de kosten van de keuring brengen ten laste van de slagers. Dit is, m. i, zeer onbillijk De slagers hebben er volstrekt geen voordeel bij. Een goede slager zal tegen de keuring niet opzien, maar hij zal er ook niets voor over hebben. De keuring wordt ingesteld ten gerieve van de ingezetenen, die moeten dus ook de kosten betalen. f Qui veut les fins, veut les moyens; wil men de zaak goed inrichten dan zou men moeten maken één abattoir met één verkooplokaal, daaraan verbonden terwijl dan nergens elders vleesch zou mogen worden geslacht, noch verkocht. Dan zou men met 2 personen meer doen dan anders met 20. Dit, M. d. V., zijn de redenen waarom ik mij niet kan vereenigen met de Verordening zooals zy hier voor ons ligt. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik begin met te zeggen dat ik eene andere meening ben toegedaan dan de heer Verster en mijne stem aan deze Verordeningen niet zal onthouden, ook omdat ik de bezwaren van den heer. Verster niet deel. Vraagt men mij of ik mij eenige illusie- maak dat er na invoering van deze Verordeningen in het geheel geen slecht vleesch, visch oi ooft meer zal worden verkocht binnen deze gemeente, dan beantwoord ik die vraag dadelijk ontkennend. Maar wanneer wij moesten wachten met het maken van verordeningen op iemand die ze zoo kon maken dat zij in het geheel niet meer konden worden overtreden, dan zouden wjj het wel altijd zonder wetten en verordeningen moeten doen. De vraag moet hier zijn of deze verordeningen eene groote ver betering zullen aanbrengen en hieraan valt wel niet te twijfelen. Wat de heer Verster heeft gezegd over het groote getal stempels dat dagelijks zal moeten worden gezet, heeft op mij geen diepen indruk gemaakt. Dat stempelen gaat zeer spoedig. Wanneer men het cijfer hoorde van de stempelingen die een postbeambte dagelijks te doen had, dan zouden wij het bijna ook niet kunnen gelooven en ^eggen da( kan één man niet doen. Men zal hier wel moeten onderzoeken of het vleesch deugdelijk is, maar daarom behoeft men nog niet elk deel van het dier te onderzoeken. Wanneer de koe blijft in haar geheel kan de deskundige aan enkele deelen zien of het vleesch goed is of niet. Het onderzoek naar gebreken op grond waarvan hel vleesch zou moeten worden afgekeurd, is dus volstrekt niet zoo tjjdroovend. Dat verder de keurmeesters zouden moeten staan bij elk punt van de stad waar vee wordt ingevoerd, is ook niet juist. Wanneer vee wordt ingevoerd in strijd met de Verordening, dan kan dit door de politie naar de keurmeesters worden gebracht. Ik erken gaarne dat de keuring veel gemakkelijker zoude zijn wanneer al het vee op ééne plaats kon gekeurd worden, wanneer men had een abattoir. Wil men een abattoir oprichten, zeker men zal daardoor het voor gestelde doel beter bereiken dan door deze Verordening, maar kan men in verband met de daaraan verbonden financieele gevolgen aan zulk eene oprichting zelfs denken? Drie keurmeesters, zegt de heer Verster, zullen al het werk niet aikunnen. Indien mijn geheugen mij niet bedriegt, dan heeft men hetzelfde getal keurmeesters in Utrecht en Arnhem. Daar doen zy hel al sedert verscheidene jaren. En waar in Utrecht de verordening zelfs voor enkele jaren op denzelfden grondslag is verbeterd en ver nieuwd, dear geloof ik dat men er ook hier niet aan behoeft te twijfelen dat zij het werk zullen afkunnen. Eindelijk zegt de heer Verster dat de kosten der keuring niet door de slagers maar door de ingezetenen moeten worden gedragen; ik zou willen zeggen, door de ingezetenen die het vleesch gebruiken. En nu ben ik geen oogenblik bevreesd dat de slagers die meerdere kosten niet op de consumenten zuilen verhalen. Wij mogen die kosten niet brengen ten laste der gemeente, want dan zouden zij mede worden gedragen door hen, die niet van het vleesch gebruiken. De heer Verster van Wülverhorst. De heer Fockema Andreae heelt eene vergelijking gemaakt tusschen het stempelen van vleesch en dat van brieven. Die vergelijking gaal evenwel in het geheel niet op. De postbeambte krijgt een pak brieven voor zich en stem pelt ze achter elkander af. Hier krygt echter de keurmeester, op onderling ver van elkander verwijderde punten, een of meer stukken geslacht vee voor zich. En hij mag die niet stempelen waar hij wil, neen, de plaatsen daarvoor zyn alle aangewezen en hun aantal is niet gering. Wat ten slotte betreft het argument dat wanneer de kosten der keuring door de gemeente worden gedragen, die kosten niet uitsluitend worden betaald door de vleeschverbruikers, ja, dat is waar, maar dit komt telkens voor. Menschen die nimmer van een brug gebruik maken moeten toch ook wel aan het onderhoud mede betalen. De Voorzitter. Ik zal er mij toe bepalen te verklaren dat ik het zeer wenschclijk en nuttig acht een begin met de zaak te maken. Blijkt hel later dat er aan de Verordening bezwaren kleven, welnu! dan kunnen wij ze altijd nog wijzigen. De bezwaren door den heer Verster in het midden gebracht vind ik niet van dien aard, dat daarom het maken van eene dergelijke verordening zou moeten worden afgekeurd. De heer Cock. Een enkel woord nog over de bezwaren door den heer Verster geopperd. Heb ik dat geachte lid goed verstaan, dan zou men uit het door hem gesprokene den indruk krijgen, dat onze politieagenten geroepen zouden zijn vee en vleesch te keuren. Volstrekt niet; zoo iets aan niet-deskundigen op te dragen zoude allerverkeerdst en tevens hoogst vesaloir voor de slagers zijn. Neen, drie daarvoor speciaal aangestelde deskundigen keuren vee en vleesch en plaatsen er de goedkeurings stempels op. Eerst dan beginl de werkkring der politieagenten, die zich er toe bepalen moeten na te gaan, of er zich al of niet een stempel voordoet op het voorhandeu vleesch of vee. Dit kan iedereen zien en daarvoor is geene speciale opleiding noodig. Wat eindeljjk het bezwaar betreft ontleend aan het groote aantal slempelmerkcn, die de concept-Verordening voorschrijft en het bijna onmogelijke van hel vervullen van die taak door hoogstens drie keurmeesters, merk ik het volgende op. Men stelt zich de zaak verkeerd voor, wanneer men meent, dat bij het stempelen voor elk stempel-mcrk een afzonderlijk onderzoek noodig is. In den regel zal de keurmeester, wanneer hij het geheele rund definitief heeft goed gekeurd, na één onderzoek de dertig, ja veertig of meer stempel- merken kunnen aanbrengen, zonder verder onderzoek van elk deel. Die merken zijn zoo talrijk voorgeschreven, opdat ook na het afhakken de kleinere stukken elk een stempel dragen. De vleesehkeurder zal op den beambte van de posterijen dit vóór hebben, dat terwijl hij in den regel voor elk dertig- of veertigtal stempelingen slechts één onderzoek noodig heeft, deze laatste bij elke stempeling onder meer minstens te onderzoeken heeft, of elke brief wel voldoende gefrankeerd is. Doch, hoe dit ook zij, de voorgestelde wijze van stempelen is onmisbaar, en de ondervinding, in talrijke andere steden opgedaan, leert dat er geene afdoende bezwaren aan ver bonden zijn. De algemeene beraadslaging wordt gesloten. In behandeling komt de ontwerp-verordening op het vervoer en de keuring van vee en vleesch en den handel in vleesch in de ge meente Leiden. Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. Art. 2, alsnu luidende: «Het is verboden in de gemeente vee in te voeren, dat teekenen van ziekte vertoont, tenzij de vervoerder aantoont, dat het voor de slachtbank bestemd is". Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De artt. 3 en 4 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 2