N*. 62. Leiden, 9 Maart 1893. Na overleg met de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Ver gadering in overweging aan den Directeur der Nederlandsche Albu minefabriek alhier, behoudens de toestemming van bet Hoogheem raadschap Rijnland, tot wederopzeggens vergunning te vcrleenen om in de Rijnsburgersingelsloot voor de Albuminefabriek een steiger aan te leggen lang 7 meter bij eene breedte van 2 meter onder voor waarde dat: 1*. adressant een teekening en omschrijving overlegt ter beoor deeling van den Gemeente-Architect en dat werk ten genoege van dien ambtenaar worde uitgevoerd; 2°. dat door adressant eene jaarlijksche recognitie worde betaald van 1, krachtens art. 3 n». 2 van het tarief; 3". dat de vergunning vervalt, indien niet binnen 3 maanden na het uitreiken van de vergunning het werk is uitgevoerd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden. Gelet op Uwe missieve, dato 28 Februari 1893, neemt de onder- geteekende, Johann Peter Rittershaus, in zijne kwaliteit van Directeur der Naamlooze Vennootschap «Nederlandsche Albuminefabriek" te Leiden, de vrijheid, U te verzoeken, hem vergunning te verleenen om in de Singelgracht aan den Rijnsburgersingel een aanlegsteiger te maken van zeven meter lengte en twee meter breedte. 't Welk doende enz. Leiden, den 2en Maart 1893. J. H. Rittershaus. N'. SS. Leiden, 9 Maart 1893. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van Mej. G. M. C. Van Baaten, om terugbetaling van schoolgeld lager onderwijs, hebben wij de eer U mede te deelen dat krachtens het Raadsbesluit op de heffing van schoolgeld voor de openbare lagere scholen, (Gem blad n'. 1 van 1888) aan de ouders of die hen vervangen, welke tusschentijds de stad metterwoon verlaten of zich in de gemeente vestigen, gedeeltelijke teruggave of kwijtschelding van schoolgeld kan worden verleend. Vermits nu de adressante in de gemeente Zoeterwoude woont en de leerlinge voor wie terugbetaling van schoolgeld wordt verzocht, zich niet in de gemeente Leiden heeft gevestigd, geven wij Uwe Vergadering in overweging afwyzend op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft eerbiedig te kennen: Geertruida Maria Catharina Van Baaten, wonende te Zoeterwoude, Middenstraat F 269 f; dat haar nichtje sinls 4 Februari jl. aldaar gevestigd is; dat zij voor laatstgenoemde, die de school bezoekt van Mej, M. Jesse te Leiden het schoolgeld over het 3e kwartaal 1892/93 ten volle heeft voldaan. Reden waarom z(j Uw College, op grond van later aankomst be leefdelijk verzoekt haar wel restitutie wegens te veel betaald school geld te willen verleenen. 't Welk doende enz., Zoeterwoude, 6 Maart 1893. G. M. C. Van Baaten. N*. 54. Leiden, 13 Maart 1893. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering te berichten dat het onderzoek van den bijgaanden staat van af- en overschrijving op de begrooting van de Kamer van Koophandel, dienst 1892, tot geene bedenkingen heeft geleid, waarom zij U voorstelt dien goed te keuren, in ontvangst en uitgaaf tot een bedrag van 36.36. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N*. 55. Leiden, 13 Maart 1893. Door de Gedeputeerde Staten zjjn goedgekeurd de staat Model A tot voldoening uit den post voor Onvoorziene Uitgaven, der begrooting van 1892 van f 25679.17» kosten voor den bouw en de inrichting van de Gehoorzaal en de suppletoire staat van begrooting strekkende tot verhooging van deu post voor Onvoorziene Uilgaven met 499.63' in uitgaaf en van den post Geldleening ter voorziening in de kosten van buitengewone werken met genoemd bedrag, welke staten zijn vastgesteld b(j Raadsbesluit van 16 Februari jl. Inmiddels hebben Gedeputeerde Staten ten aanzien van den in de bij hetzelide Raadsbesluit vastgestelden staat van af- en overschrijving, strekkende tot overschrijving op den post voor Onvoorziene Uitgaven van f 25110 van de Gasfabriek op de Gehoorzaal, ons medegedeeld dat eene zoodanige handeling op één en hetzelfde artikel (in casu Volgn. 178 Onvoorziene Uitgaven) eener begrooting hun voorkomt weinig met de eischen eener goede comptabiliteit te strooken. »Om, zoo merken Gedeputeerde Staten verder op", het blijkbaar be oogde doel te bereiken zal ter goedkeuring bebooren te worden in zonden een Raadsbesluit, houdende om, met wijziging in zooverre van dat van 29 Augustus 1892, goedgekeurd door ons College van den 13 September d. a. v. den sub 3° daarbij omschreven post «Uitbreiding en vernieuwing van de Stedelijke Gasfabriek ad/25110 te vervangen door een, luidende «oprichting, verbouwing of vernieuwing der Ge hoorzaal ad f 25110." Wjj zien er geenerlei bezwaar in om aan het verlangen van Gede puteerde Staten te gemoet te komen, hoezeer wat betreft eene af- en overschrijving op één ea hetzelfde artikel, zij opgemerkt dat het artikel Onvoorziene Uitgaven in deze niet gelijk kan worden gesteld met andere artiken der begrooting. Uit Onvoorziene Uitgaven toch kunnen geene betalingen geschieden dan krachtens een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd Raadsbesluit en wanneer uit het vermoedelijk beschikbaar batig saljlH gelden op den post Onvoorziene Uilgaven van hel volgend dienstjaar worden overgebracht voor ver schillende doeleinden bestemd, gelijk in casu een zeker bedrag voor de Gasfabriek, dan kunnen de gelden voor bet eene werk bestemd niet voor het andere worden gebruikt zonder een nader door Gede puteerde Staten goedgekeurd Raadsbesluit. In zooverre kan het artikel Onvoorziene Uitgaven worden aange merkt als een gesplitst artikel en gelijk gesteld worden b. v. met de artikelen 1 en 2 van Hoofdstuk VII, Kosten van het Onderwijs, die beide verdeeld zijn als volgt: I Jaarwedden van de onderwijzers; II. Kosten van schoolboeken en schoolbehoeften III. Vuur en licht in de scholen; IV. Onderhoud der gebouwen, meubelen enz. Eene af- en overschrijving op de verschillende onderdeelen van den post voor Onvoorziene Uitgaven is dus, onzes inziens, alleszins te rechtvaardigen. Inmiddels geven wij Uwe Vergadering in overweging, ter voldoening aan de opmerking van de Gedeputeerde Staten, het Raadsbesluit van 23 Augustus 1892, waarbij uit het vermoedelijk batig saldo van den dienst 1891 gelden voor de*oprichting van de Gehoorzaal en voor de uitbreiding en vernieuwing van de Stedelijke Gasfabriek zijn overgebracht, in dien zin te wijzigen dat in plaats van de zinsnede 25110 voor uitdreiding en vernieuwing van de Stedelijke Gasfabriek" gelezen wordt 25110 voor de oprichting van de Gehoorzaal", zoodat dan, vermits op den staat vastgesteld bij Raadsbesluit van 29 Augustus 1892 reeds een bedrag van 3872.71 voorkwam uit het vermoedelijk batig saldo van den dienst 1891 over te brengen op Onvoorziene Uitgaven, dienst 1892, voor de oprichting van de Gehoorzaal, het geheel daarvoor overgebracht eene som van f 28982.71 bedraagt. Een concept besluit tot wjjziging van het bovenaangehaald Raads besluit wordt hierbij ter vaststelling aangeboden. De Raad der gemeente Leiden; Heeft besloten: met wijziging in zooverre van zjjn besluit van den 29sten Augustus 1892, goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid- Holland den 13den September d. a. v., de sub 3 ten behoeve van de «uitbreiding en vernieuwing der Stedelijke Gasfabriek" uitgetrokken gelden ad f 25.110rte bestemmen voor de «kosten van oprichting van eene nieuwe Gehoorzaal", bereids sub 2 van gemeld besluit voorko mende. Gedaan te Leiden ter openbare Raadsvergadering van den Maart 1893. Burgemeester. Secretaris. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N'. 55. Leiden, 13 Maart 1893. Naar aanleiding van nevensgaande stukken hebben wij de eer U. na overleg met de Commissie van Fabricage, mede te deelen dat de boom voor het perceel Plantsoen n'. 1, min of meer hinderlijk is voor de passage en niet tot de schoonste behoort; er is een doode kop in geweest en vermoedelijk zal hij spoedig geheel dood zijn, en dat de boom op de DoeUngracht voor het Garnizoens-magazijn van klee ding en nachtleger het licht aldaar beneemt, terwijl op die gracht geen aaneengeschakelde rij boomen aanwezig is. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten tot de rooiing en den verkoop van de twee bovenbedoelde boomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. EdelAchtbaren Heeren! Geeft met gepasten eerbied te kennen: Henri Van de Velde, wonende in het Plantsoen n'. 1 te dezer stede, dat hem is gebleken in het Plantsoen eenige boomen ter rooiing zijn aangewezen, dat evenwel hieronder niet is begrepen de boom staande vóór zijne woning, dat bij door dezen boom veel last en schade ondervindt, doordien de straatjeugd in zeker jaargetijde de zich aan dien boom bevindende eikels met steenen afgooit, waardoor dikwijls de ruiten zijner woning worden ingeworpen. Bovendien is die boom zeer hinderlijk voor de passage van rijtuigen, vooral wanneer de rijtuigen moeten keeren. Redenen waarom hij de vrijheid neemt zich tot UEdelAchtbaren te wenden met het beleefd verzoek te besluiten dat bedoelde boom alsnog ter rooiing worde aangewezen. 't Welk doende, Leiden, Februari 1893. Henri Van be Velde. Leiden, den 3 Maart 1893. Door den heer Chef van het Garnizoens-Magazyn van Kleeding en Nachtleger alhier werd mij bericht, dat zich vóór het bureel in ge noemd magazijn, gelegen aan de Doelengracht, een zware boom be vindt, die des zomers in blad zijnde, bij eenigszins somber weèr, aldaar zóódanig het licht beneemt, dat dikwerf de werkzaamheden moeten worden gestaakt. Naar aanleiding daarvan heb ik de eer beleefd de tusschenkomst van UEdelAchtbaren in te roepen, opdat bedoelde boom, indien daar tegen geene overwegende bezwaren bestaan, nog vóór den aanvang van den zomer worde gerooid. Aan den Heer Burgemeester De Kolonel Garnizoens-Coinmandant, der gemeente Leiden. F. C. C. Bloem. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Murk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 2