IS Burg. en Weth. hebben ons trouwens die taak reeds grootendeels uit de handen genomen door in hunne uitgebreide memorie van toelichting in plaats van, zooals men zou mogen verwachten, de voordracht te verdedigen de bezwaren tegen hun eigen voorstel zoo breed uil tc meten, dat men in de memorie van toelichting veeleer eene scherpe critiek dan eene warme verdediging van het ontwerp aantreft. Het zij ons daarom vergund slechts een enkelen greep te doen, om aan te toonen, hoeveel zorg Burg. en VVelh. gedragen hebben om het ontwerp toch vooral zoo bezwarend mogeljjk te maken. Art. 3 van het ontwerp wjjst de plaats, waar het ongeluk moet voorvallen, om aanspraak op vergoeding te geven. En daarin treffen wij ook aan: de werkplaatsen van den aannemer. Hieromtrent voeren Burg. en Weth. aan: «Een niet gering te schatten bezwaar ontstaat uit het geval, dat de aannemer van een gemeentewerk zijn bedrijf in eene ver van Leiden verwijderde plaats uitoefent. Bij voorbeeld wanneer een elders wonend fabriekant aanneemt voor deze gemeente een brug te maken, welke uil den aard der zaak aan zjjne fabriek wordt ver vaardigd en welker samenstellende deelen naar hier moeten worden vervoerd en hier ineengezet." Zooals Burg. en Weth. later in hunne memorie terecht opmerken wordt voor zulke ongelukken in de werkplaatsen van den aannemer, tenzy op het werk volgens onze redactie geene vergoeding toe gekend. Üc bezwaren, die volgens Burg. en Weth. op die wijze ontstaan, gelden dus ook niet tegen het ontwerp van de Commissie, doch alleen tegen het ontwerp van Burg. en Weth., die, in tegenstelling met hetgeen vooral elders geschied is en in afwijking van ons ontwerp, de plaats, waar de te vergoeden ongelukken moeten voor vallen, niet beperkt hebben tot het werk zelf, doch hebben uitgebreid tot »de werkplaatsen van den aannemer." En door die weinig gerechtvaardigde uitbreiding viel het Burg. en Weth. gemakkelijk breed uit te melen de bezwaren, verbonden aan een stelsel, dal aan Burg. en Weth. van Leiden zou opdragen: «om te beoordeelen of dronkenschap van een fabrieksarbeider in Groningen of grove schuld van een werkman in Amsterdam, redenen moeten zijn om geen onderstand te geven." Inderdaad wjj geven het Burg. en Weth. gaarne toe zulk eene opdracht gaal verder dan redelijkerwijze door den Raad kan worden gegeven. Wij merken alleen op, dal in ons ontwerp van eene dergelijke opdracht geen sprake is, zooals uil hel slot van de memorie van Burg. en Weth., waarin zij den Raad als het ware uit- noodigen om op zjjn besluit van 31 Maart 11. terug te komen, zou kunnen worden afgeleid. Be Commissie moet dan ook zeer ernstig ontraden om overeen komstig hel voorstel van Burg. en Weth zoo ver te gaan, dat ook vergoeding gegeven wordt voor ongelukken in de werkplaatsen van den aannemer voorgevallen. Wjj blijven ons voorstel handhaven, dat behalve bjj het laden en lossen en het vervoer binnen zekeren kring alleen vergoeding zal worden toegekend, als het ongeluk plaats heeft op het werk, bij hel verrichten van daarmede in verband staande werkzaamheden. Wel verre, dat onze bepaling niet aan de bedoeling der Verordening zou voldoen zooals de memorie beweert zal integendeel de door Burg. en Weth. voorgestelde bepaling de grenzen van dit onder werp verre overschrijden. JNiet alleen toch zal dan de vergoeding verschuldigd zjjn als het ongeluk in Amsterdam of in Groningen voorvalt, doch ook de werk man van den Engelschen of Duiischen fabriekant zal niet volgens ons stelsel, doch volgens dat van Burg. en Well). b. v. bij leveran- tien van steenkolen of machineriën aan de Gasfabriek de gemeente Leiden tol vergoeding kunnen aanspreken en zeker zal niemand durven beweren, dat zulke consequenties ooit de bedoeling van deze Verordening kunnen zjjn. Ongelukken, voorvallende in de werkplaatsen van aannemers, be- hooren nooit door de gemeente vergoed te worden, onverschillig of de aannemer binnen of ergens buiten deze gemeente zijne werkplaats heeft, lenzjj die werkplaats op het werk zelf gelegen is. De controle is onmogeljjk en het is niet uit te maken of de werk man, wien daar een ongeluk overkomt, voor de gemeente of voor een ander werkzaam was. Eene dergelijke uitbreiding, tot dusver nog nergens elders voor gesteld en in geene enkele polis voorzien, lag dan ook allerminst in onze bedoeling en wanneer nu Burg. en Weth. uit de bezwaren, aan eene dergelijke regeling verbonden, een argument pulten voor de noodzakelijkheid om op het besluit van 31 Maart 11. terug te komen, dan mogen zjj, dunkt ons, niet zeggen, dat de fout schuilt in het Raadsbesluit van 31 Maart 11., doch zjj zouden er gevoegelijk mede hebben kunnen volstaan om op te merken, dat de fout schuilt in hun eigen voorstel, dat aan dit onderwerp eene uitbreiding geeft, tot dusver door niemand bedoeld of begeerd. De onderscheiding, welke Burg. en Weth. in hun ontwerp maken tusschen de verschillende categoriën van werklieden past niet in het kader van dit onderwerp. Wjj beoogen volstrekt niet eene volledige schadeloosstelling, eene volledige vergoeding te geven voor bet geleden materieel verlies. Be bedoeling is alleen den werkman, wien in dienst der gemeente een accident overkomt, of, bij overljjden tengevolge van hel ongeluk, zijn gezin niet plotseling broodeloos te maken. Daarom moét de ver goeding, als van geheel exceptioneelen aard, voor allen dezelfde zijn. Voor de vaste werklieden der gemeente bestond tot dusver bij tijdelijke onbekwaamheid om te werken geene regeling Het kwam ons wenschelijk voor ook op hen denzelfden regel toe te passen, zooals Burg. en Weth. dan ook oorspronkelijk bedoelden, toen zjj voorstelden de vaste werklieden tegen ongelukken te verzekeren. Omdat voor sommige vaste werklieden reeds de Pensioenverordening zorgt bjj voortdurende invaliditeit, moest hun daar de keuze gelaten worden tusschen die Verordening en dit ontwerp. Heeft men daar tegen bezwaar, vertrouwt men hnn die keuze niet toe, welnu men bepale dan, dal voor hen altijd de pensioenverordening zal gelden, zoo dikwijls dit ontwerp hetzelfde geval mocht regelen. Daartegen hebben wjj weinig bezwaar. Doch als de werkman ten gevolge van het accident overlijdt, dan komt geene toepassing van de Pensioenverordening en derhalve geene keuze voor het getin te pas, omdat, na de lijdeljjke hulp aan het gezin door de uitkeering volgens dit ont werp,voor voortdurenden onderstand geene termen bestaan. Wilde men hiertoe besluiten, dan is er, dunkt ons, geen enkele reden om ook de weduwen en weezen van andere gemeente-ambte naren niet in het pensioenfonds op te nemen, waarmede echter aan de pensioenregeling eene uitbreiding zou gegeven worden, welke voor de gemeente-financiën meer dan bedenkelijk zou worden. In de memorie van toelichting wordt de pensioeneering van wedu wen en weezen der vaste werklieden, o. a. met dit argument verde digd, dat die werklieden 2| pCt. van hun loon bjjdragen voor hun pensioen. En nu is het volgens Burg. en Weth. niet meer dan billjjk, dat ook op meer bljjvende en afdoende wijze voor de belangen van hunne vrouwen en kinderen worde gewaakt. Het behoeft geen betoog, dat ditzelfde argument ook dienst zou kunnen doen om de pensioeneering van de weduwen en kinderen van alle andere gemeente-ambtenaren, voor zoover zjj in de pensioen regeling zijn opgenomen, te verdedigen. Uit het oog wordt verloren, dat de bjjdrage van 2j pCt. alleen geschiedt voor hun eigen pensioen Bij art. 2 van het ontwerp van Burg. en Weth. is niet duideljjk gesteld hoe groot de vergoeding is, welke in elk speciaal geval moet uitgekeerd worden. Bij dit artikel wordt bepaald, dat aan de werklieden, middellijk in dienst van den aannemer, of aan hunne weduwen of kinderen geene toelage of onderstand wordt gegeven, behalve in het geval in art. 3 bedoeld, d. i. indien het ongeluk plaats heeft op het werk, of in de werkplaatsen van den aannemer. Doch art. 2 bepaalt niet, hoe groot in dat geval de vergoeding zal zijn als de werkman, middeltjjk in dienst van den aannemer, door of tengevolge van hei ongeluk overlijdt en toch hebben in dat geval volgens volgens art 3 n°. i de weduwen en kinderen aanspraak op vergoeding. In het laatste lid van art. 2 wenschen Burg. en Weth. de vergoe ding bjj tijdelijke onbekwaamheid tot werken op een minimum van f 0 75 daags bepaald te zien. Wjj kunnen ons hiermede niet vereenigen. Deze Verordening beoogt geene volledige vergoeding. Werklieden, die grootere dagloonen genieten of opzichters en onderbazen kunnen zich zeiven tegen ongelukken verzekeren. Van de gemeente krjjgen zij slechts eene tegemoetkoming, welke voor alle werklieden geljjk inoet zijn. Anders diende men een ander stelsel aan te nemen en de vergoeding bjj ongelukken evenredig te regelen naar den maat staf van de loonen, hetgeen wilde men dien weg op boven het voorstel van Burg. en Weth. te verkiezen zou zijn. Burg. en Weth. maken er onze Commissie een verwijt van, dat wjj te uitsluitend gedacht hebben aan een of ander bouwwerk binnen de gemeente en over het hoofd hebben gezien, dat ook belangrijke aangenomen werken buiten de gemeente, zelfs op betrekkeljjk verren afstand daarvan zouden kunnen worden verricht. Bit verwjjt was gegrond tegen ons eerste ontwerp en daarom heb ben wij, gevolg gevende aan die juiste opmerking, ons eerste ont werp omgewerkt. Evenzoo wijzigden wjj, met het oog op de werken aan de Gasfa briek, het woord: fabricagewerken in: gemeentewerken, zonder echter uit het oog te verliezen, dat het onderwerp hoofdzakeljjk op bouw werken doelt, niet op gewone leverantiën voor de gemeente, hoezeer die in den regel worden aangenomen. Als den knecht van den aannemer van schoolboeken en schoolbe- hoeften bij het bezorgen en het vervoer daarvan een ongeluk over komt, komt hem volgens ons ontwerp geene vergoeding toe, evenmin den knecht van den aannemer voor de levering van zand bjj het vervoer van het zand tusschen Katwjjk en Leiden, over wien Burg. en Weth. zich zoo bezorgd maken. Dit is eene gewone leverantie, welke der gemeente eerst aangaat zoodra de levering op de aangewezen plaats is geschied. Zoo is het ook met het andere voorbeeld, dat Burg en Weth. ver ontrust: «wanneer de werkman van den aannemer voor hel onder- «houd van gebouwen tw de werkplaats een ongeluk overkomt". Volgens ons ontwerp zal de gemeente daarvoor geene vergoeding geven en dus zullen Burg. en Weth. niet hebben te beslissen, of dat werk de aangenomen levering of een ander doel betrof. Volgens ons ontwerp zal in dit laatste geval alleen vergoeding plaats hebben, wanneer het ongeluk plaats heeft op het werk of bjj de lading of lossing en bij het vervoer naar het werk. Het bewijs, dat de materialen voor een gemeentewerk bestemd waren, welk be wijs trouwens op den werkman rust, zal in zulk een geval gemak- keljjk te leveren zjjn. Zooals wij in de toelichting bij ons gewijzigd ontwerp (log. St. 1892 n#. 163) aangaven, wenschen wij te behouden de bepaling, dat de vergoeding wordt uitgekeerd, niet alleen als het ongeluk plaats heeft op het werk, doch ook zoo den werkman een ongeluk over komt bij het lossen en laden van voor het werk bestemde bouw stoffen of hulpmiddelen en bij het vervoer daarvan naar of van het werk. In ons eerste ontwerp, waarin alleen gedacht werd aan werken binnen de gemeente, gaf dit in de uitvoering weinig bezwaar. Im mers voor hel vervoer te water was geene afzonderljjke regeling noodig, omdat onze gemeente van alle kanten te water te bereiken is en derhalve de laatste los- en ladingplaats bjj vervoer te water altjjd binnen de gemeente viel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 2