GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 11 INGEKOMEN STUKKEN. N®. 4©. Leiden, 23 Februari 1893. Blijkens bericht van de Commissie van Fabricage bevinden zich aan de Timmerwerf eenige buiten gebruik gestelde materialen en andere voorwerpen, waaronder ook die vroeger gebruikt zijn voor de brand weer, zoogenaamde rommel, welke voorwerpen zonder bezwaar kunnen worden verkocht. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten tot den openbaren verkoop van de bovenbedoelde materialen, op de Stadstimmerwerf aanwezig. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 41. Leiden, 27 Februari 1893. Ue Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er bij haar geene bedenkingen bestaan tegen bet voor stel van Burg. en Weth. van 14 Februari jl. (lug. Stukken n#. 28) tot het doen verzekeren van het glaswerk van de in het voorstel genoemde gemeentegebouwen bij de Stichtsche Glasverzekeringsmaat- schappü gevestigd te Utrecht, voor den tijd van één jaar, tegen be taling van een bedrag van f 445. Zij stelt U daarom voor dit voorstel aan te nemen en tevens vast te stellen den overgelegden staat van af- en overschrijving tot boven genoemd bedrag op de begrooting, dienst 1893, tot vinding der kosten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N®. 41. Leiden, 27 Februari 1893. Ten aanzien van het hierbij overgelegd nader rapport van de Com missie voor de Huishoudelijke Verordeningen omtrent de verzekering van werklieden tegen ongelukken, hebben wjj de eer in overweging te geven tot tie behandeling van de zaak over te gaan. Na rijp beraad is het ons voorgekomen dat het niet wenschelijk is om ter zake in nadere beschouwingen te treden, met het oog op het groot verschil tusschen de zienswijze van de Commissie en van ons College, bepaaldelijk wat betreft de verzekering van de werklieden by het verrichten van werk voor de gemeente in de werkplaatsen der aannemers. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den lOden September 1892. Ter beoordeeling van het nieuwe voorstel van Burg en Weth., be treffende de vergoeding aan werklieden in geval van ongelukken, kan het van nut zijn de geschiedenis van deze zaak even in herin nering te brengen, waaruit zal blijken, dat Burg. en Weth aan ditl onderwerp thans eene uitbreiding hebben gegeven, ten eenenmale in strijd met hunne oorspronkelijke bedoeling, met den aard van het onderwerp en met de opvatting, welke daaromtrent oveial elders gehuldigd wordt. Het oorspronkelijke voorstel van Burg. en Weth. dd. 10 Aprill890, opgenomen in n#. 73 der Ingekomen Stukken van 1890, strekte, om het Dagelijksch Bestuur te machtigen in de bestekken van aanbeste ding de voorwaarde op te nemen, dat de aannemer verplicht is zijne werklieden tegen ongelukken te verzekeren, overeenkomstig door het Dagelijksch Bestuur goed te keuren bepalingen en om gelijke verze kering te sluiten ten aanzien van de stadswerklieden waarvan de kosten werden geraamd op 450 'sjaars. Uit voorstel werd niet in behandeling genomen, doch vervangen door een ander voorstel, dd. 25 Mei 1891, (Ing. St 1891 n®. 134), dat de strekking had om Burg. en Weth. te machtigen, voortaan in de bestekken, welke daartoe naar hun oordeel aanleiding geven, den aannemer tot verzekering zijner werklieden te verplichten, en voorts om in de Pensioenverordening de bepaling op te nemen tot pen sioneering van de weduwen en weezen van stadswerklieden, werk lieden bij de Gasfabriek, agenten van politie, brugwachters en den machinist of diens assistent bij de sloombrandspuit en het Liernur- stelsel, die in of gedurende de uitoefening van hun dienst tenge volge van een ongeluk overlijden. Met dit voorstel kon onze Commissie zich niet vereenigen op de gronden, ontwikkeld in haar schrijven aan Burg. en Weth. van 3 Nov. 1891, (Ing. St. 1892 n®. 73). Onze Commissie achtte het financieel belang der gemeente en het belang van den werkman beter gewaarborgd, als de gemeente zich rechtstreeks tegenover hem tot vergoeding in geval van ongelukken verbond en met het oog op het speciaal karakter van dit onderwerp achtte zij geene reden aanwezig om eene andere regeling te maken voor vaste werklieden (tenzij voor dezen reeds in de Pensioenveror dening gezorgd was), losse werklieden en werklieden middellijk of onmiddellijk in dienst van den aannemer van gemeentewerken. Op 30 November 1891 had een mondeling overleg plaats tusschen Burg. en Weth. en onze Commissie, dat echter tot geen resultaat leidde, zooals ons op 28 Dec. 1891 door den Gemeente-Secretaris werd bericht. Daarop ontwikkelden wij ons stelsel in het ontwerp van 3 Febr. 1892 (Ing. St. 1892 n®. 73). Beide stelsel, dat van Burg. en Weth en van onze Commissie, kwamen in behandeling in de Baadszitting van 31 Maart 11. en na uitvoerige beraadslaging werd het stelsel van Burg. en Weth (ver zekering bjj eene Maatschappij) verworpen en dat van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen (rechtstreeksche vergoeding door de gemeente) aangenomen. De behandeling van het ontwerp van de Commissie werd verdaagd en inmiddels aan de Raadsleden verzocht om, zoo zij amendementen op dit ontwerp wilden voorstellen, deze vooraf in te dienen, opdat zij door de Commissie zouden kunnen overwogen worden. Amendementen werden niet ingediend. Een lid onzer Commissie ontving echter van den Voorzitter Uwer Vergadering, een ander lid onzer Commissie van ons medelid Mr. Drucker eenige schriftelijke opmerkingen, welke ons aanleiding gaven bet ontwerp oin te werken, omdat ons verscheidene der gemaakte bedenkingen gegrond, slechts enkele ongegrond voorkwamen. Op 24 Mei 1892 (Ing. St. 1892 n». 163) werd het aldus gewijzigd ontwerp ingediend met eene memorie van toelichting, waarin van de aangebrachte wijzigingen rekenschap werd gegeven. Ook daarna werden geene amendementen ter kennis gebracht van den naad oi van onze Commissie en de bedenkingen van den Voor- zilter en Mr. Drucker, waarmede wij ons blijkens ons ontwerp niet adden kunnen vereenigen en die daarom niet door ons waren overgenomen, zouden dus zoo hadden wij verwacht in de openbare behandeling tot geene ernstige discussie aanleiding geven. Uuze billijke verwachting werd echter teleurgesteld. In de Raadszitting van 16 Juni 11., waarin het gewijzigd ontwerp van onze Commissie aan de orde was, werd door den Voorzitter na mens het Dagelijksch Bestuur tegenover ons ontwerp breedvoerig ontwikkeld een geheel ander stelsel, niet in den vorm van amende menten op ons ontwerp, bet eenige dat aan de orde was, doch met het voorstel om aan het Dagelijksch Bestuur op te dragen, overeen komstig bet mondeling ontwikkelde systeem, een nieuw ontwerp aan den Raad in te dienen. Eene verwarde discussie, waarvan om bekende redenen het ge drukte verslag niet verschenen is, was het gevolg van dit voorstel. De Commissie, die in bet olficieuse briefje van den Burgemeester aan een harer leden en in de weinige niet door haar overgenomen bedenkingen geen nieuw systeem had ontdekt, en door het niet in dienen van amendementen, waartoe alle gelegenheid bestaan had tusschen 24 Mei en 16 Juni, op zulk een strijd niet was voorbereid, was verrast De Raad, evenmin op zulk een nieuw voorstel voorbereid, besloot aan Burg. en Weth. als nog de gelegenheid te geven hunne denk beelden schriftelijk mede te deelen, opdat hjj met kennis van zaken welke hem tot dusver onthouden was, over die denkbeelden zou kunnen oordeelen. Aan de daartoe strekkende motie van den heer De Goeie, welke door den Raad werd aangenomen, gaven Burg. en Weth gevolg door indiening op 23 Juni 1892 van het nieuwe ontwerp met eene uit voerige memorie van toelichting. Zooals de discussie van 16 Juni 11. reeds deed verwachten, blijkt «nt deze toelichting ten duidelijkste, dat de oppositie van Burg. en Weth. tegen het ontwerp van onze Commissie niet de strekking heeft om dat ontwerp te verbeteren, doch alleen om den Raad te doen terugkomen op zijn na rijp overleg genomen besluit van 31 Maart 11. Inderdaad als den Raad geene andere keuze openstond, dan die tusschen aanneming van het nieuw ontwerp van Burg. en Weth. en hun op 31 Maart 11. verworpen stelsel, dan zouden wij niet aarzelen den Raad in overweging te geven liever het verworpen systeem te aanvaarden, dan een ontwerp aan te nemen, dat ten slotte onuit voerbaar en voor de gemeenle-financiën allerverderfelijkst zou bljjken Wy deelden opzettelyk den loop dezer zaak eenigszins uitvoerig mede, om te deen zien, welk een hemelsbreed verschil beslaat tus schen de bescheiden eerste poging van Burg. en Weth., om ook iets voor den werkman te doen hij ongelukken, hem in rechtstrcekschen ol zijdelingschen dienst van de gemeente overkomen, en hun laatste vooisiel, waarbij het speciaal karakter van dit onderwerp geheel uit hel oog wordt verloren en aan de aansprakelijkheid van de gemeente een omvang wordt gegeven, welke tot dusver door den vurigsten voorstander eener regeling op dit gebied nog niet als eisch is gesteld. Ie meer bevreemding moet dit wekken, waar Burg en Weth. on verholen den wensch uitspreken, dat de Raad, afgeschrikt door de groole bezwaren aan het nieuwe voorstel verbonden, dit voorstel zal verwerpen en terug zal keeren tot het op 31 Maart II. verworpen stelsel van verzekering by eene Maatschappij, in welk geval wy toonden het vroeger uitvoerig aan de waarborg voor den werkman veel geringer en in elk geval het onderwerp veel minder uitgebreid zou zijn geregeld dan in ons ontwerp. Unze Commissie ging in haar ontwerp in het belang van den werk man verder dan in eenige polis van verzekering is omschreven, in zoover wij voorstellen vergoeding te geven, niet alleen als hel on geluk voorvalt op hel werk, doch ook als plaats heeft bij het laden en lossen en bij hel vervoer van voor het werk bestemde werktuigen en materialen; wijders dat ook vergoeding kan gegeven worden als het ongeval aan de schuld van den werkman zelvcn te wijlen is. Burg. en Weth., die de voorkeur geven aan eene verzekering by eene maatschappij derhalve aan eene veel beperkter regeling dan ons ontwerp beoogt, hadden nu in hun stelsel een ontwerp moeten aanbieden, zooveel mogel.jk nabij komende aan de bepalingen eener assurantiepolis, doch in plaats van dit te doen, komen zy met een ontwerp voor den dag, dat geheel in strijd is met het speciaal onder werp, dat geregeld moet worden, en dat bovendien de risico voor de gemeente zóó groot maakt en de controle zóó onmogelijk, dat aan aanneming van dat voorstel wel niet ernstig kan gedacht worden, evenmin als dat voorstel door Burg. en Weth. ernstig kan be doeld zijn. Burg. en Weth. wenschen dat hun ontwerp niet zal worden aan genomen. Reeds door die overweging achten wij hun ontwerp veroordeeld. Immers, wanneer de voorsteller zoo weinig ingenomenheid betuigt met zijn eigen voorstel, dat hij het liever verworpen ziet dan aan genomen, mogen wij ons ontslagen achten in alle bijzonderheden de onaannemelijkheid van dat voorstel aan te toonen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 1