DONDERDAG 26 JANUARI 1893 3 <Ie 10 op f 10 per meter eene fancy prijs is als bij de raming /\3.5O per meter genoemd wordt. Wij hebben bier wel degelijk te maken met eene schadevergoeding by overeenkomst volgens des architect's eigen bewoordingen in zijn eerste schrijven en de gestelde eenheidsprijs is eenvoudig eene fictieve. Nog een kleine aanmerking moet ik even relevceren, omdat zij de wijze van ons werk min of meer scheef voorstelt, liet betreft weglating van het woordje »enz." achter «schuifwand", op pag van ons rapport bovenaan. Dat »enz." zou dan betrekking hebben verschillende andere zaken. ik heb dit in de weekstaten nagezien en het is mij gebleken dat het eenvoudig aanhalingen zijn van zaken, welke alle belmoren tot den schuifwand, achter elkander zijn doorgeschreven, en gezamenlijk in één som zyn uitgetrokken Wanneer nu al die deelen gediend hebben tot den schuifwand, zie ik niet in, waarom wij hier niet de opsomming zouden hebben kunnen weglaten. Er is echter niet het minste idéé by geweest, dat wij zulks expresselijk zouden gedaan hebben. Dan komt het voornaamste, namelijk de «weekstaten". In het ant woord slaat, dat zij een hulpmiddel zijn om den gang van het werk, de onwerkbare dagen enz. te kunnen nagaan. Zij zouden enkel dienen om het geheugen te hulp te komen. Als het zulk een bijzaak was, waarom dan ben expres in het bestek genoemd Waar zou het naar toe, als zij niet bestonden, waar weken en maanden lang gewerkt wordt? Nu hebben wij gevonden, dal de weekstaten slordig gehouden waren en dat hebben wij gezegd. Blijk baar heeft dit impressie gemaakt. Hel feit, dat wij op de slordigheid wezen, heelt den heer Knuttel op een dwaalspoor gebracht en met hem, naar ik meen, meerderen. Hij meende dat wij louter aanmerking maakten op den vorm. Dat de papieren slordig waren, is niet goed. Slordigheid is altyd verkeerd en werkt in de meeste gevallen nadeelig; maar wij zouden geen aan merking gemaakt hebben wanneer alleen de slordigheid in den vorm ons had getroffen. Op pag. 2 van ons rapport staat echter, dat nadat wij driemaal hadden aangevraagd om alle stukken te mogen ontvangen, met name bons en verrekenstaten, ons geantwoord is dat er niets meer was Er is niet anders dan hetgeen wy zagen. Nu zijn weekstaten lijsten die, behalve de notitiën van onwerkbare dagen en aanvoer van ma terialen, moeten bevatten de opgave van de >verken die in die week builen hel bestek 0111 gemaakt zyn of die in het bestek staande niet uitgevoerd werden. Daarop moet dus (en het bestek verlangt dat uit drukkelijk) het meerder of minder werk genoteerd zijn. Dat echter dal meerder werk geleverd is moet blyken uit bewijzen die bij het inleveren van den weekstaat wekelijks overgelegd worden, uit bons of dergelyke stukken. Bij kleinere werken nu kan eene dergelijke verrekening wekelijks afgesloten worden, bij groolere werken gaat dat niet; daar zijn onderdeelen van hel werk waarin weder allerlei veranderd kan worden en waarvan de verrekening eerst na vele weken, somtijds eerst bij het afsluiten van het werk plaats kan vin den. Voor dergelijke onderdeelen dienen nu de staten vau meerder of minder werk; ze zyn als het ware hulpstalen van de weekstaten. Dergelyke verrekenslalen worden bij grootcre werken bijv. van het ijzerwerk gehouden; als bij het leggen van eene ijzeren bintlaag eene bint langer, en daarentegen elders weder eens een andere bint korter genomen wordt, komen die bedragen op de verrekenstaten en van lijd lol tijd of aan het eind van hel werk wordt dan de afsluilings- post der verrekenslalen onder verwijzing daarheen in den weekstaat opgenomen. Verder moet de bouwmeester op de hoogte zijn van hetgeen er op het werk aangevoerd is en hetgeen er verwerkt is. Van groolere stukken moeten gewichten genoteerd worden, in een woord, de weekstaten en de daarbij behoorende verrekenslalen moeten gemoti veerd kunnen worden. De weekstaten kunnen dan in verband met en aangevuld door de verrekenstaten ,den bouwmeester de gelegenheid geven ten allen tijde te overzien hoe hij met zijne uitgaven staat. Een dergelijke basis van administratie, waarvan de weekstaten de samenvatting zijn, ontbreekt nu hier geheel Het is niet de vorm der administratie die wij afkeuren, bel wezen daarvan mislen wij. Dat echter hier ter stede eene dergelijke controle niet onbekend was, bleek ons hieruit dat een der door ons gewraakte kladnota's ge schreven is op een blanco formulier van een staat van meerder en minder werk, die dus op liet bureau van den architect voorhanden waren doch niet gebruikt zijn. Wy hebben ons afgevraagd of wij ook te streng oordeelden, of eene dergelijke slordige wijze van werken ook regel was. Wij hebben ons echter zekerheid verschaft, dat eene administratie zooals wij aangaven bij kleinere en groolere werken niet alleen gevolgd kan worden, maar ook werkelijk met het meeste succes gevolgd wordt. Wij hebben inzage gekregen van de administratie van werken van allerlei om vang, zoowel van Rijkswerken als van gemeentewerken van 10.000 tot 500.000 toe en daarbij gevonden dat bij die werken de admi nistratie geheel in orde was. Burg. en Wetli. van Utrecht hadden de goedheid den Directeur der gemeentewerken aldaar te verzoeken inzage te geven van den loop der werken en van de gevoerde ons administratie tijdens bet maken van allerlei werken. Die administratie is zoodanig ingericht dat wanneer de Burgemeester dit op een ge geven oogenblik verlangt, de architect tot op een minimum toe kan opgeven hoe het met het werk staat, of er een tekort is of dat overschrijding te wachten is, In zulk een geval kan de architect steeds tol den Burgemeester zeggen: wij moeten meer geld hebben. Voor kleinere werken werd de administratie gevoerd met weekstaten; h'j grootere werken ging dit door middel van staten van meer of minder werk waarop alles van dag tot dag werd bijgehouden. Üaar- by werd aangeleekend alles wat werd aangevoerd en verbruikt, zoo dat de architect op zijn kantoor tot den aannemer kon zeggen: gy hebt tot nog toe te veel of te weinig verwerkt. Ik meen dat wij vier werken, gezamentlyk tot een beloop van circa vier ton gouds, gezien hebben, welke gelijktijdig door den ar chitect werden beheerd. Hij had er den tijd voor en kon zijne ad ministratie uitstekend in orde houden. En dit heeft ons de over tuiging geschonken dat eene dergelijke administratie goed te voeren is en ook gevoerd moet worden. Behalve dit heeft men 011s ook nog inzage verschaft het doet mij genoegen dit te kunnen mededeelen van de gevoerde admi nistratie bij het Archiefgebouw dal hier Ier stede thans wordt ge bouwd. Van dien bouw, in April van het vorige begonnen, is de administratie in de beste orde. Op elk der weekstaten kan men vinden hoeveel geld er nog voor onvoorzien disponibel is, en bonboeken inet behoorlijke talons moli- veeren elke uitgaaf. De eerste en meeste dier weekstaten zijn door den heer Knuttel mede onderteekend. Daaruit blijkt duidelijk dat de heer Knuttel van eene dergelijke administratie op de hoogte is en bij den bouw van de Gehoorzaal had kunnen voeren. Ik wil hier dan ook uitdrukkelijk verklaren dat onze grieven abso luut niet voortvloeien uit animositeit tegen een bepaald persoon, dat wy niet in het algemeen den gewezen architect van onwetendheid of slordigheid beschuldigen, maar dat onze aanmerkingen slechts gelden één werk, den bouw van de Gehoorzaal. Ik meen te kunnen byvoegen dal mijn indruk is dat hij die dit werk volgens onze op vatting zoo slordig heeft bestuurd, bij andere gelegenheden in staat zal zyn uitstekend te werken en te administreeren. Uit wat betreft de controle en wat wij in deze daarvan ineenden te mogen verlangen. Op pag. 3 is sprake van allerlei kleinigheden. De heer Knuttel geeft 0. a. op waarom op den weekstaat is vermeld een post van 25 voor grenenhout, terwijl daarvoor op de eindrekening voorkomt f 2*.50. Ik blijf er echter bij dat deze handeling volkomen onregel matig is; die post had reeds op den weekstaat dadelijk juist verrekend moeten worden. Verder zegt de heer Knuttel dat de administratie fraaier had kunnen gevoerd worden indien daarvoor meer personeel beschikbaar ware geweest. Ik geloof dat over deze quaestie genoeg is gezegd. De Commissie blijft van 001 deel dat het werkelijk eene groote fout van den architect is geweest dat hij niet gezorgd heeft voor meer personeel. En waar hij zegt dat bijzondere omstandigheden dit niet toelieten, meenen wij dat een ambtenaar daarnaar niet heeft te vragen. Wanneer hij een werk heeft uit te voeren moet hij zorgen dal dit ook goed gesehiedt; de eigenaardige verhoudingen in de stads- aangelegenheden mogen daarop geen invloed uitoefenen. Wat de twee hardsteenen neuten betreft zoo is het waar wat de heer Knuttel zegt, dat ware het tarief toegepast deze neuten juist den dubbelen prijs zouden hebben gekost, volgens de door hem opge geven maten, maar volgens de deskundigen is de afmeting van die neuten ook te groot. Wat aangaat de opmerking van den heer Knuttel a propos van het reservoir, dat men gewoonlijk geen met selaar gebruikt om een houten vloer te leggen, dit kwam ons ook zonderling voor, maar de verschillende zaken die betrekking hebben op dal reservoir komen als hel ware onder één hoofd voor op den weekstaat en daaronder ook een metselaar. De beer Knuttel had moeten aantoonen waarvoor die metselaar dan wel gebruikt is. Zoo lang dit niet is geschied, blyft de Commissie van meening dat hy voor dit werk is gebezigd. Dan volgt de quaestie van de berekening van de deur. Ik kan mij best begrijpen dat de opzichter achteraf eene berekening heeft gemaakt, maar een feit is het toch dal de deur zooveel heeft ge kost als volgens tarief eene '8 centimeter dikke deur zoude kosten. Daarop komt de opmerking omtrent het onjuist citeeren van de Com missie wat betreft den steen. Doe onaangenaam het altijd is om ongelijk te bekennen, zoo is het hier toch voor mij lang niet het onaangenaamste deel van mijn taak te verklaren dat ik my in deze zaak vergist heb Hoe dit komt kan ik niet verklaren, ik weet het niet, doch ik heb bier de zaak verkeerd voorgesteld. Uwe Vergadering zal, hoop ik, wel willen ge- looven dat hier niet aan opzet gedacht moet worden. Ik vraag dan ook excuus. Uit onze opmerking moet vervallen: «aan steen alleen" Daarop geeft de heer Knuttel te kennen dat de Commissie, zijns inziens, op onvoldoende gronden meeningen uit. Wie ons rapport door leest zal het, geloof ik, met mij eens zyn als ik beweer dat de door ons uilgesproken meeningen steunden op aangehaalde cijfers en feilen. Daar waar wij niet zeker gingen werd door ons daarvan altijd trouw melding gemaakt. Ook de opmerking dat het hout lager was berekend dan in het tarief, sproot voort uit de meening dat hier wel gebruik zou gemaakt zijn van aanwezig oud hout. De opmerking van den heer Knuttel over de f 1015 die besteed zijn aan de Waalsche Kerk en de Waalsche Bibliotheek volgt daarop, Wanneer de heeren ons rapport goed gelezen hebben, zullen zij ook gezien hebben dat wij op die som zoozeer geene aanmerking hebben ge maakt; uitdrukkelijk zeggen wij ook dat «volgens nota" die som op de door ons aangegeven wijze besteed zoude zyn. De explicatie van den beer Knuttel komt ons zeer plausibel voor; ook wij hadden ge meend dat hier wel fictieve posten onder liepen. Thans wenschen wij alleen te constateeren dat wanneer werkelijk de heer Knuttel met het Bestuur der Waalsche kerk vóór het begin van den bouw der Gehoorzaal afspraak heeft gemaakt, hij ook volgens het door hem niet weersproken exposée van cijfers dat wij vooraan in ons rapport gaven reeds bij de aanbesteding met zekerheid wist dat de toegestane som reeds overschreden was. Wij rekenden uit dat na de aanbesteding een f 600 zoude overblijven voor onvoorziene uitgaven, terwijl toen reeds door hem met liet bestuur van de Waalsche kerk een contract was gemaakt ten bedrage van f IÜ0U. Dat overigens de Waalsche kerk er niet bij heeft geprofiteerd, geloof ik gaarne. Dat hebben wij ook niet bedoeld, wij hebben alleen gezegd dat volgens de nota voor zooveel is geleverd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 3