122
VRIJDAG 28 OCTOBER 1892.
In het antwoord van Burg. en Weth. staat: „Wat de stoep betreft
zal worden onderzocht of klinkerbestrating niet minder kostbaar is,
nu een cementlaag zoo spoedig vernieuwing blijkt noodig te hebben."
Van «zoo spoedig" kan men, mijns inziens, echter niet spreken want
het gebouw bestaat al verscheidene jareD.
Ik 6tel voor om den post te verhoogen met ƒ180.voor herstel
van de stoep en te verminderen met 140.
De heer Hasselbach. M. d. V.! Klinkerbestrating is zeker niet
aanbevelenswaardig of goed; het gebouw is er op ingericht om eene
stoep te hebben. Bovendien zal eene stoep van cement-beton veel
langer duren dan klinkers. Dat de stoep nu herstelling eisebt is een gevolg
daarvan, dat zij indertijd niet goed is gemaakt. Ware zy goed ge
maakt, dan had zij nog jaren kunnen duren Voor /180.zal men
echter eene veel betere sloep kunnen maken dan de tegenwoordige,
en dan beveel ik daarvoor aan eeinent-beton als zynde even duurzaam
als klinkers.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Cock om Volgn. 12.3 II met 350 te
verhoogen wordt in stemming gebracht en aangenomen met 11) tegen
5 stemmen.
Tegen stemden de heeren Van Hoeken, Juta, De Sturler, Dekhuizen
en Verhey Van Wijk.
De Voorzitter. Thans komt in stemming het voorstel om den
post met 180 te verhoogen.
De heer Hasselbach. M. d. V.! Ik geloof niet dat de verhooging
met 180 noodig is. De som van 140 uilgetrokken voor vernien-
wing van de looden nokken en hoekkepers der daken, welker ver
nieuwiug niet noodig zal zijn, is, meen ik, meer dan genoeg om de
stoep voor te maken. Die twee posten compcnseeren elkaar dus.
De heer Van Hoeken. M. d. V.! Dat denkbeeld kan ik wel onder
steunen. Ik meen ook dat voor f 140 zeer goed eene stoep kan ge
maakt worden.
De Voorzitter. Het Dag. Bestuur neemt dit denkbeeld van den
heer Hasselbach over, zoodat de post niet wordt verhoogd met 180,
noch verminderd met ƒ140; alleen de omschrijving verandert.
Het gewijzigde Volgn. 123 wordt zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Volgn. 124. Kosten voor de Middelbare scholen.
De Voorzitter. Dit Volgn. I moet worden verhoogd met f 800
door de definitieve benoeming van den heer Lem als leeraar in de
Wiskunde.
Ik stel verder voor om den post IV te verhoogen met f 120 voor
herstel en verven der banken in de teekenzaal der Jongensschool.
Ik zal bij de leden even eene teekening doen rondgaan, waaruit zij
den toestand dier banken kunnen zien.
De heer Hasselbach. M. d. V.! Wat ik van die banken heb gezien
is nog veel erger den hier op de teekening wordt voorgesteld.
De lieer Jota. Ik wensch over deze zaak het volgende mede te
deelen. Met den heer Dekhuyzcn hebben wy in gezelschap van den
Gemeente-Architect de Hoogere Burgerschool bezocht en de voorge
stelde reparatiën en vernieuwingen in oogenschouw genomen. Op de
vraag waar nu de banken waren die zoo slecht zouden zijn, heelt
men wel banken laten zien maar vermoedelijk niet deze welke op
de teekening zijn aangegeven. Men heeft geen banken kunnen toonen
welke in zoo slechten toestand verkeerden dat zij vernieuwing
eischlen. Of er nog banken zijn die men niet heeft laten zien weet
ik niet. Er is gevraagd: toon mij de banken, maar die, welke men
heeft getoond, zijn niet de banken op de teekening voorkomende.
De Voorzitter. Dat maakt de zaak gemakkelijk. Want de heeren
zullen nu wel geen bezwaar hebben om banken die zoo slecht zijn
te doen herstellen.
Het Dag. Bestuur verklaart myn voorstel tot verhooging van den
post met 120 over te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgn. 124 wordt alsvoren gewijzigd zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Volgn. 125 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Volgn. 126. Jaarwedden der onderwijzers, Lager onderwijs.
De Voorzitter. Deze post moet verhoogd worden met 600 voor
den nieuwbenoemden onderwyzer J. Vroom.
Volgnrs. 126 en 127 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Volgn. 128. Toelagen en bijdragen tot opleiding van onderwijzers.
De heer De Goeje. M. d. V.! Wat straks door den heer Cock werd
gezegd ter afkeuring van het nemen van diep ingrijpende maat
regelen in zake onderwjjs, zonder dat deze goed en behoorlijk zijn
voorbereid, is volkomen van toepassing bij hetgeen wy in dit artikel
lezen.
Bij het ontvangen van de begrooting met de memorie van toe
lichting, heb ik tot mijne groote verbazing gezien, dat het aantal les
uren aan de kweekschool zoo is verminderd. Ik had nog geene ge
legenheid gehad een verder onderzoek in te stellen, toen ik in de
sectie vernam dat men in het leerplan van afdeeling B der Kweek
school eene groote wijziging had gebracht, en dat met name het
onderwijs in de nieuwe talen was teruggebracht van 5 op 2 uren.
Ik hoorde dit met de grootste bevreemding, en heb gezegd dat mij
zulk eene regeling niet goed scheen. Doch daarna heeft de School
commissie ook de mededeeling ontvangen dat die regeling was inge
voerd, terwijl daarbij tevens de wensch werd uitgedrukt dat de
Schoolcommissie daartegen geen bezwaar zon hebben. De Schoolcom
missie heeft echter wel bezwaar gemaakt. Ik zal nu niet in de
mérites van de zaak zelve treden, maar wei wil ik vragen of bij eene
dergelijke, gewichtige maatregel waardoor het aantal lesuren met 17
wordt verminderd, dus eigenlijk eene geheele reorganisatie, niet eerst
had moeten gekend worden de Schoolcommissie, die de concept-ver
ordening heeft gemaakt, die wel opzettelijk heeft voorgesteld de
vaststelling van het gewoone leerplan aan Burg. en Weth. op te
dragen en daarvan alleen mededeeling te doen aan de Commissie,
maar toch ook tegelijk heeft voorgesteld om in de verordening regelende
de werkzaamheden van de Schoolcommissie op te nemen, dat zij zou
worden geraadpleegd door Burg. en Weth. in alle zaken lot haren
werkkring behoorende, met name wat betreft de regeling van het
onderwijs.
Nu heeft de Schoolcommissie wanneer zij door Burg. en Weth. werd
geraadpleegd zich nooit onttrokken, zij heeft altijd haar best gedaan
om de zaken ernstig te onderzoeken, en thans wordt zy eenvoudig
voor een fait accompli gezet. De regeling is gemaakt, de School
commissie vindt bet wel niet goed maar het is gebeurd. Ik kan
niet anders dan mijne bevreemding over die handelwijze te kennen
geven, zelfs eenigermate mijne gevoeligheid, want het is ontmoedigend
voor eene Commissie wanneer in dergelijke gewichtige zaken baai-
advies niet eens gevraagd wordt. JNu is er niets meer aan te doen,
de zaak is geregeld. Wanneer de Schoolcommissie ware geraadpleegd,
dan zou zij alles behoorlijk hebben onderzocht, en was het gebleken
dat men met minder lesuren k'on volstaan, welnu, de Commissie zou
zeker daartoe ook geadviseerd hebben. Maar een dergelijken in
grijpenden maatregel te nemen zonder de Schoolcommissie eerst te
raadplegen, dit acht ik zeer bedenkelijk.
De heer De Stürler. Wanneer de heer De Goeje art. 11 van de
verordening op de Kweekschool van 14 October 1880 eens wil nalezen,
dan zal hij, dunkt mij, zien dat wij geheel overeenkomstig de ver
ordening hebben gehandeld.
Dat artikel zegt nl «Jaarlijks worden vóór den aanvang van den
cursus hel programma en de rooster door den Directeur, na overleg
met, de leeraars opgemaakt, aan het oordeel van den Districts-School-
opziener onderworpen en door Burg. en Weth. vastgesteld.
Dit programma vermeldt het aantal uren, wekelijks voor elk vak
bestemd, de namen der leeraars voor elk vak in elke klasse, de te
gebruiken boeken en den aanvang van het onderwijs in de verschil
lende vakken in elke klasse. De leden der Plaatselijke Schoolcommissie
ontvangen elk een afdruk van dit programma en van den rooster."
Welnu! wij zijn van dat artikel volstrekt niet afgeweken. Met
den Directeur dien art. 11 aanwijst als moetende geboord worden,
heb ik mij in verbinding gesteld, en de Directeur, de heer Van Dijk, op
onderwijsgebied eene autoriteit die mag genoemd worden, heeft
gezegd: het is beter wanneer het bleef zooals het nu is, maar er
kan gerust heel wat af zonder aan het onderwijs te schaden. Hij
heeft er zelfs bygevoegd dat wanneer wij niet met dit voorstel waren
gekomen, hij zelf, wat het taalonderwijs in afdeeling B betreft, een
voorstel tot vermindering der lesuren daarin zou hebben gedaan.
Ik heb getracht eenige gegevens te verkrijgen omtrent dergelyke
scholen in Den Haag, Botterdam en Amsterdam. Daarvan heb ik
een staat opgemaakt welke de heeren allen hebben ontvangen. Daaruit
kan men zien dat op dit oogenblik het onderwijs in afdeeling B te
Leiden nog zeer gunstig afsteekt in vergelijking met bovengenoemde
plaatsen.
Wanneer de heer De Goeje zegt dat het aantal lesuren in de
vreemde talen zoo is verminderd, dan verzoek ik hem beleefd de lijst
die voor hem ligt in te zien.
In 1892 werd in het Fransch afdeeling A gegeven 7 uur, in af
deeling B 5 uur.
Volgens den nieuwen rooster wordt dit 9 en 2 uur, te zamen 11
uren in plaats van 12.
Afdeeling A en B zijn niet hetzelfde, zal men zeggen, maar wanneer
de leerlingen in afdeeling A beter voorbereid worden in de nieuwe
talen, dan kunnen zy met des te meer vrucht het onderwijs in af
deeling B volgen. In den Haag wordt in afdeeling B in het geheel
geen les in talen gegeven, in Amsterdam slechts 1 uur. In alle vakken
wordt wat afdeeling B betreft in Leiden meer onderwijs gegeven dan
in de andere plaatsen. In Rotterdam, waar eene vormschool bestaat
die der gemeente jaarlijks f 21000 kost, wordt in afdeeling B.
ook geen taalonderricht gegeven. Ik geloof daarom dat Leiden in
deze een zeer goed figuur maakt. Op grond van art. 11 hebben wij
nagegaan wat wy te doen hadden. Het is volstrekt niet mijne be-
geweest om de Schoolcommissie voorbij te gaan. Waarom zouden
wij dat ook willen doen? Ik heb met de Schoolcommissie juist eene
briefwisseling gevoerd over de verschillende bezwaren die er bij ons
College bestonden tegen de nieuwe verordening, die eerstdaags den
Raad zal bereiken.
Het zoude mij spijten, indien de heer De Goeje mocht meencn, dat
het mijne bedoeling was geweest om expresselijk de Schoolcommissie
voorbij te gaanmet het oog op art. 11 meende ik, en meen ik nog,
dat de Schoolcommissie in deze niet gekend behoefde te worden.
De heer De Goeje. Ik geloof wel dat het niet de bedoeling van
den tegenwoordigen Wethouder van Onderwijs was om der School
commissie onaangenaam te zijn, en dat het meer de wensch geweest
is om toch maar eenig geld van de begrooting te schrappen, waar
door zoo'n haast werd gemaakt, dat men den tijd niet kon vinden
om de School-Commissie te raadplegen. Het ware anders niet zoo
moeiclijk geweest mij aan te treffen, want ik ben den geheelen na
zomer zelfs geen enkelen dag uit de stad geweest. Ik ben ook niet
in de mérites van de zaak getreden, hoewel ik daarover straks nog
een enkel woord wensch te zeggen, maar ik druk er nogmaals op,
dat zulk eene gewichtige verandering is ingevoerd, zonder dat men
de personen die zich speciaal met het onderwijs bezig houden, heeft
geraadpleegd. Alles is met de grootste haast gegaan. En wat toch zou