118
VRIJDAG 28 OCTOBER 1892.
omtrent het verbaliseeren is ongegrond, zooals uit de in de Leeskamer
nedergelegde wekelijkselie staten van opgemaakte processen-verbaal vol-
doeude blijkt."
Indien nu ooit, M. d. V., het bewijs zou moeten worden geleverd
van de gegrondheid van den twijfel van bedoeld lid dan zou dit niet
beter kunnen geschieden dan door die portefeuille met de wekelijksche
staten van processen-verbaal, ik zal op den voorgrond stellen, dat de
opmerking betrof niet zoozeer politie-overtredingen volgens het Wet
boek van Strafrecht, maar voornamelijk die in engeren zin, over
tredingen tegen de gemeentelijke politic-verordening. Nu heb ik mij
het spijl mij dat bij de door Burg. en Weth. overgelegde stalen geen
statistiek is gevoegd de moeite gegeven om uit die staten op te
maken wat hier geconstateerd is omtrent verschillende overtredingen.
Ik kom dan tot de volgende uitkomst. Opgemaakt zijn van 1 Januari
tot 22 October 554 processen-verbaal. Wanneer wij daarvan aftrekken
316 wegens openbare dronkenschap, 12 krachtens de boterwel, 14
wegens de ykwet, 1 wegens de arbeidswet, 10 wegens overtredingen
van andere rijkswetten, 6 wegens ovei tredingen van provinciale
reglementen en Rijnlands verordeningen, te zamen 358, dan blijkt
daaruit dat in dien tijd zijn opgemaakt 196 processen-verhaal wegens
overtredingen van onze gemeentelijke politic-verordening.
Wanneer ik daarbij opgeef, dat daarvan 32 betreffen het rijden
in verboden richting, wat iedere agent ziel, ik zou haast zeggen
zonder er bepaald haar te kijken, 31 het verboden markten,
waar in den laalslen tijd bijzonder jacht op is gemaakt, 27 het wateren
buiten de urinoirs, eene overtreding die noodzakelijk is omdat er te
weinig urinoirs zijn, 14 het rijden op de klinkers, II baldadigheid
en 9 het onbeheerd op straat laten staan, dan ziel men dal er slechts
een 70 gewone politie-overtredingen overblijven, die wij eiken dag
kunnen zien begaan; wij kunnen zelfs niet op straat komen, of wij
zien ze begaan. Wegens het verontreinigen van grachten zijn opge
maakt slechts 7 of 8 processen-verbaal, tegen overtredingen van de
bouwpolilie niet meer dan 1 proces-verbaal, en dat betreft nog het
leggen van een brug over de Singelsloot. In al die maanden dus
geen enkele overtreding geconstateerd tegen de bouwpolilie en slechts
7 of 8 tegen het werpen van vuil in de grachten!
Op mijne opmerkingen omtrent deze zaak is mij herhaaldelijk ge
zegd, dat de bevolking hier ook zoo braaf is. Ik denk niet, dat
iemand dit werkelijk gelooft, iedereen weet wel beter, elk oogenblik
bijv. zien wy vuil in het water werpen.
Nu ben ik het volkomen eens met Burg. en Weth., dat het onge
rijmd zoude zyn om steeds in alle zich voordoende gevallen onmid
dellijk te verbaliseeren, ook bij de geringste onwillekeurige over
tredingen. Ik vind het zeer goed, dat de politie preventief optreedt
en niet dadelijk bekeurt, maar Burg. en Weth. voegen er dan bij:
de politie behoort steeds in deze met tact op te treden, wil men den
zoo gewenschlen eerbied voor de verordeningen handhaven.
Nu meen ik, dat waar de verordeningen eigenlyk niet worden toe
gepast, het gevaar bestaat, dal de gewenschte eerbied voor de veror
deningen verloren gaat, ook omdat de bevolking eindelyk niet meer
weet wat goed of kwaad is. Daarom zou het zoo noodig zijn dat
de politie er op gewezen werd, dat zij op die kleine overtredingen,
welke tegenwoordig bijna niet geconstateerd worden, een weinig het
oog moest houden. Ik wist bovendien, dat het waar is dat zoo
weinig de hand aan de toepassing der verordeningen werd gehouden,
omdat ik in dit jaar eenige maanden de betrekking van Kanton
rechter alhier heb waargenomen. En toen is hel my al opgevallen
dat er bijna nooit overtredingen voorkwamen van de plaatselijke
politie-verordening.
Nu heb ik nog een beleefd verzoek, of het niet mogelijk zoude
zijn jaarlyks in het Gemeente-Verslag op te nemen eene statistiek
van de gepleegde overtredingen. Er komt wel eene statistiek in
voor, maar die betreft meer overtredingen tegen de openbare vei
ligheid.
De Voorzitter. Ik geloof niet dat er bezwaar bestaat om de door
den heer Was verlangde statistiek in het Gemeente-Verslag op te
nemen. Wat de verdere opmerkingen van den heer Was betreft,
men moet niet uit het oog verliezen dat er wel overtredingen worden
geconstateerd, maar daarom nog niet altyd proces-verbaal wordt op
gemaakt. Er wordt dan eerst nog wel gewaarschuwd. Het is eene
quaestie van meer of minder criminaliteit.
De Was. M. d. V.! Dat ben ik niet met u eens. Uit de door mij
aangehaalde cyfers blykt, dunkt mij, voldoende, dat de politie-veror
dening niet wordt nageleefd. Een enkel voorbeeld nog. Bij Volgn.
94 zeggen Burg. en Weth. in hun antwoord. »Na elke markt wordt
onder byzonder toezicht schoongemaakt". Nu zie ik telkens van uit
mijn eigen huis, dal dit niet gebeurt, en daarom worden de grachten
vervuild. De dienstboden vegen het vuil en de papieren wat bij
elkander. Kwam er nu iemand op een bepaalden tijd met eene kar
het vuil ophalen, dan zou het zonder twijfel nooit in de gracht
terecht komen Doch wat is thans bet geval? Als de meiden het
vuil niet zelf in de gracht werpen, dan belasten, zooals ik herhaaldelijk
heb gezien, de straatjongens zich daarmede. De dienstbode krijgt dan
tweemaal werk om de boel wat op te redderen eu daarom gooit zij
het vuil nu maar liever in eens in de gracht. Dit zou kunnen
worden voorkomen, wanneer werd bekend gemaakt, dal op een be
paalden tijd iemand het vuil zou komen weghalen. Dat na elke
markt onder bijzonder toezicht wordt schoongemaakt, moge waar
zijn voor de Beestenmarkt, by de Zaterdagsche markten heb ik het
nooit gezien.
De Voorzitter. Het ophalen van straatvuil is verpacht, dat mag
van gemeentewege niet geschieden.
De heer Was. Dan moet den pachter gelast worden aan zijne
verplichtingen te voldoen. Het is zijn plicht om het vuil weg te
halen.
De Voorzitter. Wij zullen er op letten en zien wat er aan te
doen is.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgn. 109 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgni's 110112 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 113. Onderhoud der brandspuiten.
De heer Van Hoeken. M. d. V.! Ik zou wel willen vragen of de
aanschaffing van die stoombrandspuit zoo noodzakelijk is. Ik heb tocli
vernomen dal de brandspuiten nog in tamelijk goede orde zijn. Om
daarvan nu twee te laten vervallen en eene uitgaaf te doen van
f 3600 vind ik niet bepaald noodig. Waren er twee spuiten bepaald
slecht dan zou de aanschaffing van een handstoomspuit aanbevelens
waardig zijn. maar nu acht ik de uitgaaf niet geheel en al gerecht
vaardigd. Ik heb dit in de sectiën ook gezegd, maar op myne op
merking geen voldoend antwoord ontvangen.
De lieer De Sturler. Op de opmerking van den heer Van Hoeken
kan ik antwoorden, dat wel degelijk een der spuiten in een opge-
lapten toestand verkeert. En met het oog op den noodigen spoed
bij het uitbreken van een brand is naar het oordeel van den Directeur
en van de Brandmeesters de aanschaffing van eene stoombrandspuit
zeer wenschelyk, vooral voor die buurten waarin vele fabrieken zijn
gelegen. Zooals men uit de toelichting bemerkt is liet. wel eene
vrij groole uitgaaf in eens, maar de jaarlijksche onderhoudskosten
worden daardoor ook vrij wat minder.
Het zou bepaald jammer zyn wanneer de Raad voor deze stoom
spuit geen geld wilde toestaan; men moet ook niet vergeten dat wij
minder menschen voor de bediening zullen noodig hebben. En hoe
minder menschen b een brand hoe beter, men loopt elkander anders
zoo licht in den weg. Bovendien geloof ik dat men er toch lang
zamerhand toe zal moeten komen om al de handspuiten te vervangen
door stoomspuiten.
De heer Hasselbach. ïk ben nog. niet overtuigd van de groote
noodzakelijkheid van een handstoombrandspuil, ook omdat de Directeur
mij op mijne vraag gezegd heeft dat al de spuiten in zeer voldoenden
toestand verkeeren. De heer De Sturler zegt wel dat een der spuiten
zeer gebrekkig is, maar de Directeur is, zooals men ziet, van een
geheel ander gevoelen.
De heer De Stdrler. Er is een zeer oude spuit die op het oog
er goed uitziet maar niet meer te vertrouwen is. Worden nu 2
spuiten door een stoomspuit vervangen, dan kunnen die 2 spuiten
als reservespuiten dienst doen. Ik kan den heer Hasselbach ver
zekeren dat een der spuiten, hoewel opgelapt, zeer gebrekkig is. Zij
doet nog wel dienst maar lang kan dit niet duren. In eens zal hij
ons begeven.
De heer Hasselbach. Wanneer de heer De Sturler met die opge
lapte spuit bedoelt spuit n°. 1 bij de Brandewijnsteeg, dan kan ik
hem toch de verzekering geven dat die spuit nog in tamelijk goeden
toestand verkeert. Onlangs was ik nog tegenwoordig bij een brand,
maar zij voldeed uitstekend.
Wat de heer De Sturler zegt omtrent de wenschelijkheid van een
paar spuiten in reserve te hebben, met het oog op het repareeren
van andere spuiten, mij komt dit niet zoo noodzakelijk voor. Ik ben
eenige jaren opperiyandmeester geweest, maar een spuit die in reparatie
is behoeft volstrekt niet dadelijk door een andere vervangen te
worden. In het algemeen toch kan men zeggen dat bij een brand
te veel spuiten zijn, nooit te weinig, er wordt meer bedorven door
de vele spuiten met hunne bediening, dan dat er te weinig zijn. Al
werden 2 spuiten opgeruimd, dan geloof ik nog dat men spuiten
genoeg zou hebben.
De heer De Sturler. Het doet mij genoegen dat de heer Hassel
bach mij toegeeft, dat het aanwezig zijn van vele spuiten met hunne
bediening last en moeite veroorzaakt. Dit kan alleen verholpen worden
door aanschaffing van stoomspuiten, omdat het bedienend personeel
daarbij zooveel kleiner is. Door dergelijke spuiten kunnen vooral in
buurten waar vele fabrieken gevestigd zijn, goede diensten worden
bewezen.
De heer Hasselbach. Zou de heer De Sturler dan denken, dat de
handstoomspuit spoediger water geeft dan de gewone handspuit
De heer De Sturler. Niet zoo spoedig zelf, maar dan ook veel
krachtiger en meer.
De heer Hasselbach. Maar de noodzakelijkheid van de aanschaffing
is mij niet gebleken. Het is toch eene uitgaaf van /3600.—terwijl
wij dan nog met het personeel van de afgedankte spuiten verlegen
zitten. Wij kunnen toch niet eenvoudig tot die menschen zeggen:
hoepel maar op, wij kunnen jelui niet meer gebruiken. Dan was het
beter eerst de geheele brandweer wat te reorganiseeren.
De heer De Sturler. Over dat laatste bezwaar van den heer Has
selbach heb ik met den Directeur ook gesproken, en die meende dat
dit geen bezwaar was.
Wij moeten hier beoordeelen wat het beste is voor de gemeente,
een enkel particulier belang moge daardoor tijdelijk worden geschaad,
het algemeen belang gaat voor.
De heer Hasselbach. Dit laatste ben ik met den heer De Sturler
eens. Doch nu wij in zulk een financieel zorgwekkenden toestand
verkeeren. meen ik dat het niet aangaat zoo klakkeloos ƒ3600.— uit
te geven. Ik zal dus tegen dien post stemmen.
De heer Drucker. M. d. V.! Afzonderlijke stemming over de aan
schaffing van eene handsloombrandspuit komt mij alleen mogelijk voor,
wanneer een amendement wordt ingediend om den post met 3600.
te verminderen. Men kan toch niet een stuk van een artikel afzon
derlijk in stemming brengen.
De heer Hasselbach. Dan stel ik als amendement voor om Volgn.
113 te verminderen met /3600.