126 VRIJDAG 28 OCTOBER 1892. De heer Drucker. M. ti. V.! Tot de leden die de deur uitgelaten zijn heb ik niet de eer gehad te behoorcn; ik mag dus misschien eerder trachten er in te komen. Wat ik nu voorstel is trouweDS het open zetten van de deur op een heel klein kiertje. Volgens het lee- ningsplan is men inderdaad volkomen gerechtigd om thans slechts [7000.af te doen; maar toch geloof ik dat het een beleren indruk zal maken wanneer men bet leeningsplan op wat ruimen voet uil- voert, en niet op het uiterste beknibbelt. De Voorzitter Maar die aflossing van f 7500.houdt verband met den termijn van 80 jaren. Die stuurt men in de war als men alljjd door ƒ8000.aflost. De heer Drucker voor de derde maal het woord gevraagd en ver kregen hebbende, zegt: M. d. V.! Mij komt het voor dat het nu niet zoo'n ongeluk zoude zijn, wanneer wij de leening aflostten bijvoorbeeld in 78 inplaats van in 80 jaren. De Voorzitter. Het is eenvoudig de quaestie dat dit in strijd zoude zjjn met het Raadsbesluit, dat eene aflossing in 80 jaren voorschrijft. De heer Fockema Andreae. M. d. V.Mij komt het voor dat wat u daar zegt in strijd is met wat u een oogenblik te voren hebt ge zegd. Wij moeten de leening aflossen in 80 jaar, maar wij mogen het ook in korter lijd doen, zeidet gij daareven. Het eerste is eene ver plichting, hel tweede een recht dat wy ons hebben voorbehouden. Hoe kan dan het voorstel van den heer ürucker in strijd zijn met de bedoeling van het Raadsbesluit? De Voorzitter. De heer Fockema Andreae weet zeer goed, dat dit laatste is bepaald met het oog op bijzonder gunstige omstandig heden. Maar in zulk een bjjzonder gunstige omstandigheid verkeeren wij nu inderdaad niet. Het amendement van den heer Drucker wordt voldoende onder steund en kan derhalve een onderwerp van beraaadslaging uitmaken. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement wordt in stemming gebracht en aangenomen met 16 legen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren: Zillesen, Hasselbach, Van Hoeken, Juta, De Sturler, Dekhuyzen, Le Poole en Du Rieu. Volgn. 157 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 158: Pensioenen, lijfrenten en wachtgelden. De Voorzitter. Dat Volgn. moet worden verminderd met ƒ249. voor het pensioen van den overleden beambte Roovers, verder met ƒ280wegens het overlijden van J. P. Lancel en met ƒ165. wegens het behoud van de betrekking van torenwachter, zijnde dat bedrag als wachtgeld voor den torenwachter op de concept-begrooting uitgetrokken. De Volgns. 158169 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging oi hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 170: Toelage aan de eigenaars van den Schouwburg. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik zal over deze zaak kort zijn. Her haaldelijk is zij aan de orde geweest, zoodat er niet veel nieuws meer over te vertellen valt. Nu is zij echter een ander stadium ingetreden door het voorstel van het Dag. Bestuur om het subsidie geleidelijk te verminderen met 20 pCt., teruggebracht tot 10 pCt., om zoodoende te komen tot eene geheele intrekking er van. Ik zou het mijnerzijds zeer betreuren wanneer dit voorstel in principe werd aangenomen, al zouden verscheidene jaren er over verloopen voordat de Schouwburg werd opgeheven. Ik zoude het betreuren niet alleen om de moreele verplichting welke de gemeente indertijd op zich genomen heeft en die door ons geacht medelid, den heer De Goeje, verleden jaar zoo helder in eene memorie is uiteengezet, maar ook omdat naar mijne overtuiging een Schouwburg in eene stad als Leiden niet alleen een wenschelijk, maar zelfs een noodzakcljjk iels is. Leiden bezit de grootste Universiteit van Neder land met 900 a 1000 studenten, waardoor de stad zeer beduidende voordeelen geniet. En wat doet de gemeente nu van baren kant om het verblijf hier eenigszins aantrekkelijk te maken? Voor zoover mij bekend is niets! Alleen wordt aan den Schouwburg een subsidie toe gekend. Het kan toch zeker niet wenschelijk zijn de jonge lieden te noodzaken elders uitspanning te zoeken. Bestond het vooruitzicht dat de Schouwburg ook bij intrekking van het subsidie zou blijven bestaan, ik zou er vrede mede hebben. Maar dat juist geloof ik niet. Van de zijde der tegenstanders is er herhaal delijk opgewezen, dat Commissarissen van den Schouwburg maar moeten trachten de toegangsprijzen hooger te stellen. Ik geloof stellig dat wanneer Commissarissen kans zagen door eene kleine verhooging van entréeprijzen hetzelfde te bereiken wat zy nu bereiken door het ge meentelijk subsidie, zy dit zeker niet achterwege zouden laten. Mij is echter de verzekering gegeven, dat zelfs de geringe verhooging met 10 cents per plaats eene belangrijke vermindering van het aantal be zoekers tengevolge zou hebben. Ik zou derhalve vreczen, dat eene geleidelijke intrekking van het subsidie na eenigen tijd zoude leiden tot opheffing van den Schouwburg. Om de door mij genoemde redenen hoop ik dat dit zal voorkomen worden en dat de Raad in deze niet zal medegaan met het voorstel van Burg. en Weth. Ik stel dus voor om den post te verhoogen met ƒ300.en alzoo weder te brengen op ƒ1500. De heer Du Ried. Ik heb het voorstel in de afdeeling gedaan om de vermindering van 20 pCt. te brengen op 10 pCt. Wanneer ik nu daarvoor zou stemmen, moet men daaruit niet afleiden, dat ik op die wyze jaarlijks zou willen voortgaan, gesteld al dat ik in de gelegen heid zal zijn om nog 9 jaren hierover te kunnen stemmen. De heer Juta. Ik zal over de zaak niet veel zeggen. Indien wij niet zoo overtuigd waren, dat de Schouwburg kon bljjven bestaan bij eene geleidelijke vermindering van het subsidie wij zouden hel voorstel niet hebben gedaan. Maar omdat wij van het tegendeel overtuigd zijn, achten wij hel onze plicht deze uilgaaf te verminderen. De Voorzitter. Die overtuiging van den heer Juta steunt, mijns inziens, wei wat op losse gronden. Anderen hebben die overtuiging niet. Er zijn verschillende argumenten aangevoerd voor het behoud van het subsidie, hel sterkste is wel het argument dat het hier geldt eene moreele verplichting. Men heeft gezegd dal in 1864 het subsidie slechts voor één jaar is verleend! Dat is te dwaas om alleen le loopen. Geen mensch zal toch kapitaal in eene onderneming steken bij het vooruitzicht van slechts één jaar subsidie te krijgen. Er rust wel de gelijk de moreele verplichting op ons om het subsidie jaarlyks le geven. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik wensch niet het woord te voeren over het subsidie, maar wensch naar aanleiding van dezen post te vragen of nog wel eens bij vernieuwing de aandacht wordt gevestigd op het gevaar van brand in de Comedie en op de mogelijk heid van redding in geval van brand. Herhaaldelijk is gezegd dat dit een moeielijke quaestie was. Nu heb ik onlangs in eene van de steden van ons land eene inrichting gezien die ook hier ware aan te brengen en waarop wellicht de aandacht van de Schouwburg-Commissie zoude zijn te vestigen. De Schouwburg stond nl. in die stad in eene straat zooals hier, zoodat men onmoge lijk trappen naar de straat kon maken, althans geene vaste trappen. Nu waren buiten het gebouw ijzeren balcons aangebracht, van waar tijdens de voorstelling ijzeren ladders naar beneden konden worden gelaten. Zulk eene inrichting is overal te maken, ook waar de Schouw burg staat in eene straat, welke niet door vaste trappen kan worden versperd. Ik weet niet of tegen eene dergelijke inrichting wellicht andere bezwaren beslaan. De Voorzitter. Ik beloof den heer Fockema Andreae dat wij de aandacht op deze zaak zullen vestigen. De heer Juta. Ik zal nu niet terugtreden in de geschiedenis van de zaak, ik heb die in eene vorig jaar vrij uitvoerig medegedeeld. Nog een enkel woord slechts over de zedelijke verplichting welke op de gemeente zoude rusten. Ik herinner er nogmaals aan dat in de toelichting tot het voorstel van Burg. en Weth. van 1864 stond, dat Burg. en Weth. bezwaar moesten maken om een jaarlijksch subsidie aan den Raad voor te stellenterwijl bij de discussie in den Raad werd gezegd, dat het wel mogelijk zoude zijn dat voorshands hetzelfde bedrag noodig zou blijken. Nu kan voorshands insluiten eenige of misschien een tiental jaren, maar zeker nooit 25 ol 30 jaren. Van eene zedelijke verplichting is mij nooit iets gebleken. De heer Zillesen. Wanneer de heer Juta de rekening inziet door de Schouwburg-Commissie overgelegd, dan zal hjj bemerken dat men gemaakt heeft lf pCt. Gaat men nu het subsidie verminderen, later wellicht tot nihil brengen, dan is het duidelijk dat er geen dividend meer kan worden betaald en het daardoor feitelijk onmogelijk zal worden de zaak voort te zetten, tenzjj men de toevlucht wilde nemen tot verhooging der entrées, een denkbeeld dat door Commissarissen niet voor verwezenlijking vastbaar geacht wordt. Het amendement van den heer Zillesen om den post weder te brengen op ƒ1500 wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement wordt in stemming gebracht en aangenomen met 16 legen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren Van Hoeken, Juta, De Sturler, Dekhuyzen, Van Lidth de Jeude, Verhey van Wijk, Cock en Verster. Volgn. 170 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Volgnrs. 171176 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 177, Onvoorziene Uitgaven, wordt aangehouden. De Voorzitter. Thans komen in behandeling de Inkomsten. Volgn. 19 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 7, Plaatselijke Directe Belasting, wordt aangehouden. Volgn. 10. Opbrengst van brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok-, boom- en veergelden. De Voorzitter. Dit Volgn. moet worden verhoogd met 100. Volgnrs. 1015 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 16. Opbrengst van schoolgeld van het Gymnasium. De Voorzitter. Dit Volgn. moet worden verminderd met 540. Volgn. 17. Opbrengst van schoolgeld van de Hoogere Burgerscholen. De Voorzitter. Dit Volgn. moet worden verhoogd met ƒ1130. De heer Zillesen. M. d. V.! In de berekening van Burg. en Weth. in het antwoord op het sectie-verslag is eene fout ingeslopen. Er staat daar 148 leerlingen a ƒ60, 8820, dit moet zijn ƒ8880, een verschil dus van 60, waarmede het totaal zou moeten worden ver hoogd. De Voorzitter. U hebt gelijk, de post zal dus moeten worden verhoogd met 1190. Volgnrs. 1618 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 19. Opbrengst van schoolgeld Kweekschosl voor-onderwijzers).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 10