DONDERDAG 27 OCTOBER 1892. Ill De heer Drucker. M. d. V.! Zou het niet mogelijk zijn een briefje bij de leden rond te zenden, niet verzoek te willen vermelden of men is voor Donderdag of voor Maandag. Dan krijgt men een overzicht. De heer De Sturler. Ik geloof dat aan het bezwaar van gebrek aan stenografen wel tegemoet zal kunnen gekomen worden, meer personen dan vroeger leggen zich op dit vak 'toe. Hier ter stede be vindt zich een persoon die zelfs met gunstig gevolg examen in de stenografie heeft afgelegd. De Voorzitter Het is ons onverschillig op welken dag de verga dering wordt gehouden. Wij kunnen het niet iedereen naar den zin maken, en zullen daarom ook het denkbeeld van den heer Drucker opvolgen om den leden te vragen welken dag zij wenschen. De heer Was. Met de quaestie welke nu ter sprake is gebracht is echter niet wederlegd hetgeen ik heb aangevoerd. Ik heb niets tegen het vergaderen op Donderdag, mits wij de agenda maar krijgen 's Za terdags te voren; dan heb ik den Zondag om mij voor te bereiden. Nu gebeurt het mij meermalen, dat ik Maandag, Dinsdag en Woens dag geen tijd kan vinden om iets aan de zaken van den Haad te doen. En het is, dunkt mij, toch eene kleine moeite voor Burg. en Wetli. om de agenda een 8 dagen te voren vast te stellen. Nu ik de opmerking van den lieer Zaaijer begrijp ben ik het overi gens volkomen met hem eens. Doch wanneer in het openbaar maken van de agenda door Burg. en Weth. geen verandering wordt gebracht, dan heb ik nog veel liever de onbehoorlijkheid, dat zij maar eerst door de dagbladen wordt medegedeeld Dan kunnen de leden ten minste een dag vroeger er kennis van nemen. De Voorzitter Wanneer de vergadering van den Raad op Maandag wordt gehouden, dan krijgt men natuurlijk de agenda altijd voor Zaterdag, en heelt dus den Zondag vrij om zich op de zaken voor te bereiden. Overigens heb ik wel bezwaar tegen het vaststellen van de agenda 8 dagen voor de vergadering. Dat is niet zoo eenvoudig als de heer Was meent. De beraadslaging wordt gesloten en Volgn. 83 zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Volgns. 8486 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 87. Bezoldiging van den concierge van het Museum enz. De Voorzitter. Dit Volgn. moet worden verhoogd met 100 en alzoo gebracht op 500. Volgn. 87 en 88 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Hoofdstuk I wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 89. Onderhoud van straten en pleinen. De Voorzitter Ik stel voor dezen post te verhoogen met 740, 40 voor de aanschaffing van meer Ourthekeien; verder met 497.10 voor de aanschaffing van 180000 in plaats van 150000 stuks Waal klinkers; en eindelijk met 500 voor de bestrating der Donkersteeg met klinkers. 8 In vroegere jaren werd het bestraten aanbesteed, tegenwoordig geschiedt dit door onze eigen werklieden, en wij hebben geen werk genoeg als wij niet meer keien koopen boven den thans aanwezigen voorraad Aan Ourlherkcien heeft men voor de Nieuwstraat, 1/3 gedeelte Boisotkade, Noordeinde en Oude Vest noodig x 100000 stuks, waarbij gevoegd moeten worden 10000 keien voor onderhoud. Aan Waalklinkers heeft men noodig: Voor de Nieuwstraat 25500 stuks Rapenburg en Boisotkade33200 Barbarasteeg34600 Paradijssteeg51000 en voor onderhoud35700 Dat is hel minimum van hetgeen wij noodig hebben om het volk aan het werk te kunnen houden. Èr waren voor dit doel veel grooter sommen aangevraagd, maar het is tot het hoog noodzakelijke teruggebracht Er waren aangevraagd 140001» stuks Ourthekeien, 220000 Waalklinkers en 150000 Rijnklinkers. Met minder keien tri klinkers als ik thans voorstel aan te schaffen kunnen wij de straat makers echter niet aan den gang houden. De heer Siegenbeek van Heukelom. M. d. V.! Dat de straat werkers aan den gang gehouden moeten worden zal toch wel niet het eenige argument zijn voor het aanvragen van deze meerdere keien De Voorzitter, Het is het eenige argument, waarom wij ons aan het minimum houden. De heer Siegenbeek van Heukelom. bedoelt dus, M. d. V., dal er nog meer noodig zou zijn, om de stralen in onze gemeente in goeden doen te brengen? De Voorzitter. Ik geloof, dat zij nooit weder in goeden doen zullen komen, wanneer onze financiën het middel niet gedoogen, dat vroeger wel eens werd toegepast, om namelijk lOflOO op de be grooting te brengen voor nieuwe bestrating. Ik heb enkel genoemd wat wij thans kunnen doen, en dat alles is zeer noodzakelijk. Zoo ligt het Noordeinde voor twee derden klaar en vragen wij enkel het noodige aan, om die straat af te maken. Zoo was ook oorspronkelijk het noodige aangevraagd om de Nieuwsteeg voor twee derden nieuw te bestralen, tnaar wij zullen het nu maar voor één derde doen. De heer Siegenbeek van Heukelom. Ik moet toch zeggen, M. d. V., dat ik het een bedenkelijke argumentatie vindt, wanneer Burg en Weth. verklaren: wij hebben zooveel keien noodig om onze werk lieden aan den gang te houden. De Voorzitter Dan vat de heer Van Heukelom mijne bedoeling ongetwijfeld verkeerd. Wij zouden zeer zeker heel wat meer kunnen verwerken, maar wij houden ons aan het minimum, dat noodig is, zullen wij aan onze straatmakers arbeid kunnen verschaffen. Dc heer Juta. De reden, waarom wij veel hebben geschrapt, was, dat wij alleen op de bcgrooting hebben gehouden, wat ons als be paald noodzakelijk was opgegeven. Het argument, dat er meer keièn moesten zijn, ten einde een zeker getal stads-werklieden aan den gang te houden, was ons niet voldoende; de straten, in de Memorie van toelichting vermeld, zijn ons als bepaald noodzakelijk opgegeven en daarnaar hebben wij gemeend den betrekkelijken begrootingspost te moeten inrichten. De heer üekhuyzen. M. d. V.! Er is door u, als argument voor het aanschaffen van meer Ourthekeien en klinkers, aangevoerd, dat anders de straatwerkers niet aan den gang zouden kunnen worden gehouden. Maar, mag ik vragen, of door u dan wel rekening wordt gehouden met het feit, dat die lieden in den laatsten lijd veel werk hebben te doen gehad met het opbreken en herstellen van de straten in verband inel het leggen van buizen voor de waterleiding in poorten? Niet alleen, dat dit werk nog niet geheel is afgeloopen, maar, wan neer ik mij niet bedrieg, is er ruimschoots aanleiding om te trachten die aansluitingen aan de waterleiding in den eerslvolgenden tijd zoo veel mogelijk te bevorderen. Met het oog hierop zou ik inderdaad vreezen, dat, wanneer men zoovele keien en klinkers aanschaft, het getal werklieden, met het oog op de buitengewone werkzaamheden, wel eens onvoldoende kon blijken te zijn. De oorzitter. Ik weet werkelijk niet van welke buitengewone werkzaamheden er voor het volgend jaar sprake kan zijn. Wat het leggen van buizen voor de waterleiding betreft, dit zal misschien in den loop van dit jaar nog eenig buitengewoon werk geven, maar op de begrooting voor 1893 zal het zoo bijzonder veel invloed niet heb ben. frouwens, voor de verbetering der straten heeft de gemeente speciale ploegen van vaste werklieden. De heer Dekhuvzen. M. d. V Voorspellen is altjjd een gevaarlijk werk, maar ik meen toch wel vooruit te kunnen zien, dat de aan sluiting van perceelen aan de duinwaterleiding zich ook in het volgend jaar zal uitbreiden en dan zal dit toch ongetwijfeld een aantal straat- werkers aan het werk zetten. Immers ik wil wel niet graag een profeet van kwade tijden zijn maar gevaar bestaat er toch zeker, dat de cholera-epidemie in 1893 bij ons zal aankloppen, omdat zich in Europa en ook in onze onmiddellijke nabijheid talrijke haarden van infectie bevinden, die gedurende den winter kunnen maar niet behoeven te verdwijnen. In ieder geval: wjj weten niet wat het jaar in dat opzicht ons brengen zal, en, met hel oog op die gebeurlijkheid, zal het toch zeer zeker voorzichtig en niet minder gewenscht zijn, dat veel meer eigenaars van woningen zich aan de waterleiding aansluiten, dan nu feitelijk het geval is. Juist daarom geloof ik, dat wij onze straatwerkers zeer noodig zullen hebben. De Voorzitter. In antwoord op de oratie van den heer üek huyzen kan ik slechts herhalen, wat ik zooeven gezegd heb, dat de meeste aansluitingen aan de duinwaterleiding zijn tot stand gebracht en ik dus niet geloof, dat 1893 ons zooveel werk in dat opzicht zal kunnen geven. De heer Juta. Ik wensch nog een enkel woord toe te voegen aan hetgeen zooeven reeds door mij gezegd is. Wanneer ik goed gehoord heb, wordt er ƒ500 aangevraagd voor eene nieuwe bestraling der Donkersteeg. Nu mankeert er echter aan de bestrating, aldaar, feitelijk niets; alleen wordt er, naar men zegt, geklaagd, dat de steenen zoo glad zijn. Ik herinner er hierbij aan dat die straat steeds stapvoets moet be reden worden, en op mijne vraag welke ongelukken er al gebeurd zijn tengevolge van de gladheid der steenen, heb ik ten antwoord gekregen dal er nog geene ongelukken zijn voorgevallener werd alleen geklaagd dat de steenen wat glad zijn. Moeten wjj nu daarvoor /5U0.— uitgeven? Dat is de reden waarom ik tegen die uitgaaf ben. De Voorzitter. Over de Donkersteeg en Maarsmanssteeg heb ik altijd hooren klagen. Reeds tjjdens ik Wethouder was ontving ik klachten dat de steenen zoo glad waren. De steenen kunnen wellicht op andere plaatsen waar minder helling is gebezigd worden, maar hier zijn zij werkelijk te glad. Ik zou overigens wel kunnen toegeven dat deze bestrating nog wel een jaar zou kunnen worden uitgesteld; op het toestaan van die ƒ500.dring ik dus niet zoozeer aan, maar wel op de twee andere posten die, mijns inziens, werkelijk te laag zijn geraamd. De heer Hasselbach. M. d. V.! De heer Juta zegt: »er zijn inde Donkersteeg nog geen ongelukken gebeurd, er wordt alleen over de gladheid van de steenen geklaagd en moeten wij nu daarvoor ƒ500. uitgeven Die vraag van den heer Juta zou ik met eene wedervraag kunnen beantwoorden: moeten wij eerst wachten tot dat een ongeluk ge schied is en dan 500.uitgeven. Uitgesteld kan hel werk wel, maar noodig blijft het. Ik zou niet gaarne zien dat er eerst een ongeluk gebeurde. De heer Juta. M. d. V.! Nu die gladde steenen er reeds zoovele jaren liggen zonder dat er ongelukken gebeurd zijn, is, mijns inziens, de kans dat die ongelukken zullen voorkomen tengevoige van die gladheid, al uiterst gering. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den Voorzitter tot aanschaffing van 100.000 Ourthe keien wordt in stemming gebracht en verworpen met 20 tegen 4 stemmen. Voor stemden de heerenVan Hamel, Hasselbach, Kaiser en Le Poolc. De Voorzitter. Mijne voorstellen omtrent de aanschaffing van meer dere Waalklinkers en omtrent de bestrating van de Donkersteeg trek ik na de gehouden stemming in.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 7