110
DONDERDAG 27 OCTOBER 1892
vertrekken van de Wethouders. Ik vind het heel braaf van de
heeren Wethouders dat zij zoo zuinig zijn en voor zich zeiven niets
verlangen, maar men moet hierbij op een eenigszins ander standpunt
staan.
Indertijd is mij ook een heele mooie kamer opgedrongen, ik gaf
er niet om, maar er werd gezegd, dat zoo iets was in overeenstem
ming met mijn waardigheid, Toen heb ik er mij bij nedergelegd.
Evenzoo vind ik de tegenwoordige vertrekken van de Wethouders
in strjjd met de waardigheid van die betrekking.
De heer Juta. M. d. V.! De toestand waarin myne kamer zich be
vindt vind ik hoegenaamd niet strijdig met mijne waardigheid als
Wethouder. Ik vind dat de kamer er heel goed uitziet en heb uit
het lapport van den Architect voor het eerst bemerkt dat zij zoo
slecht was. Daarop ben ik eens opzettelijk gaan kijken, maar mijne
meening is niet veranderd. De kamer is wel mooier te maken, maar
toch wezenlijk nog zeer goed.
De heer De Sturler. Het behang dat ik in mijne kamer heb
vind ik leelijk, maar daarom acht ik toch nog niet een ander
behang noodig.
De heer Dekhuizen. M. d. V.! Ik ben zeer tevreden over rajjne
kamer.
De Voorzitter. Maar de bodenkamer heeft dringend herstel hoog
noodig.
De heer Hasselbach. M. d. V.! Ik ben het volkomen met u eens
dat voor de bodenkamer iets moet worden gedaan. Ik zou echter
de kamer in plaats van te behangen liever geverfd hebben.
Gaat men behangen dan moet de betimmering der kozijnen vooruit
gebracht worden, wat de toch al niet te groote ruimte nog kleiner
maakt. Verft men de muren dan wordt eene goede verbetering
verkregen voor geen groote uitgaaf. Met een 75 zou dit toch zeker
goed kunnen worden gedaan.
De Voorzitter. Ik stel dan voor om den post met f 75 te ver-
hoogen.
Dit voorstel wordt in stemming gebracht en met 13 tegen 10 stem
men verworpen.
Voor stemden de heeren: Van Hamel, Hasselbach, Van Hoeken,
Van Reenen, Tielcman, Kaiser, Was, Zillesen, De Goeje en Le Poole.
De Voorzitter. Bjj de som van f 750 voor het verdoeken van
het plafond in de trouwkamer, moet nog gevoegd worden f 35 voor
vervoer, assurantie enz.
De heqr Zillesen. M. d. V.! In het Sectie-Verslag wordt gevraagd
waarom dit verdoeken op zulk eene hooge som is geraamd. En het
antwoord van Burg. en Weth. daarop luidt: dat die hooge som nog
met f 35 moet worden verhoogd.' Dat is geen antwoord op de vraag.
De heer De Sturler. Verdoeken kan niet iedereen doen, daarvoor
heeft men speciale menschen. Wij zijn naar denzelfden verdoeker ge
gaan die hier in de Raadszaal het verdoeken op zich beeft genomen
en, iedereen zal het moeten erkennen, goed heeft uitgevoerd. De
heer Van der Berg, want zoo heet de verdoeker, heelt den voorge-
stelden prijs opgegeven. Geschiedt dit verdoeken niet, zoo gaat er
een kunsiwerk verloren.
De heer Zillesen. Ik dank den heer De Sturler voor zjjne in
lichting, nu weet ik ten minste iets.
Volgn. 76 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgu. 77. Onderhoud en aankoop van meubelen
voor die gebouwen of vertrekken.
De Voorzitter. Ik stel voor dien post met 400 te verhoogen.
In 4891 is uitgegeven f 790, thans wordt geraamd f 719,
dus 71 minder. Op dezen post komt men altijd geld te kort; /500
voor het gewone onderhoud van 28 vertrekken is te weinig. Volgens
de ervaring zal dit zeker een 100 meer vorderen.
De heer Juta. De reden waarom wjj dezen post f 400 lager hebben
gesteld is deze. Vroeger behoorde het onderhoud der gordijnen tot
het onderhoud der meubelen, het was daarvan een onderdeel. Over
dat onderhoud der gordijnen was men echter niet te vreden, zoodat
dit afzonderlijk is aanbesteed en gegund werd voor eene som van
119. Die J19 meenden wij dus te moeten aftrekken van de som
voor het gewone onderhoud bcnoodigd, omdat zjj nu afzonderlijk
werden betaald. Van daar dat naar ons oordeel de post met f 100
kon worden verminderd.
(De heer Van der Breggen komt ter Vergadering.)
De Voorzitter. De post is reeds gebleken bij een bedrag van
f 600 onvoldoende te zijn en nu wil men er nog 400 afdoen. Voor
onderhoud van meubelen en gordijnen is in 1891 uitgegeven 790,
terwjjl dit nu volgens mijn voorstel is geraamd op 719, dus altijd
nog f 71 lager.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den Voorzitter om den post met 100 te ver
hoogen wordt in stemming gebracht en met 21 tegen 3 stemmen
verworpen.
Voor stemden de heeren: Hasselbach, Kaiser en Le Poole.
Beraadslaging over Volgn. 78. Kosten van verteringen ten behoeve van
het Huishoudelijk Bestuur, Bureau van Stemopneming en van Commissiën.
De heer Kaiser. M. d. V.l Ik zou wel in overweging willen geven
dezen post te schrappen, maar er dan een anderen postPresentiegeld
voor in te plaats te stellen De wijze, waarop het tegenwoordig gaat,
vind ik namelijk niet in overeenstemming met de waardigheid der Raads
leden, zooals wij nog den laatsten keer hebben ondervonden. Ik geloof
dan ook dat het een vrjjwat betere houding zou geven, wanneer de
heeren een klein presentiegeld ontvingen, en zelf zorgden voor het
geen zij bij deze of gene gelegenheid zouden willen gebruiken. De
bepaling van het bedrag van het presentiegeld laat ik daarbij gaarne
over aan de prudentie van het Dag. Bestuur.
Het voorstel van den heer Kaiser wordt alleen ondersteund door
den heer Van Hoeken, en maakt derhalve, niet voldoende ondersteund
zijnde, geen onderwerp van beraadslaging uit.
Volgn. 78 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgns. 79—82 worden, achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 83, Kosten van uitgifte van het Gemeente-
Nieuws- of Dagblad."
De heer Was. M. d V.! In het Sectieverslag lees ik: «Een ander
lid gaf den wensch te kennen, dat de agenda der Raadszitting niet
in de dagbladen worde opgenomen, alvorens ze aan de leden van den
Raad is medegedeeld." Aan dit verzoek wordt welwillend voldaan, door
de toezegging van Burg. en Weth., dat «voortaan eerst een dag na
de toezending aan de Raadsleden de agenda in de dagbladen zal wor
den opgenomen."
Nu moet ik eerlijk bekennen, dat ik met het verzoek, waarvan ik
trouwens niets gehoord had, volstrekt niet instem, om de eenvoudige
reden, dat, wordt daaraan werkelijk gevolg gegeven, wij van de agenda
nog later kennis zullen bekomen, dan nu reeds het geval is. Immers,
omdat de officieele agenda meestal eerst Dinsdag ochtend of namiddag
aan de Raadsleden wordt gezonden, was totnogtoe mijn eenige troost
en heil, dat ik in den regel des Maandags avonds of somtijds zelfs wel
eens in de Zondags-editie van de Leidsche bladen vermeld vond wat
er in de Raadszitting van den daaropvolgenden Donderdag zou be
handeld worden. Het is waar: die opgave in de dagbladen was niet
altijd juist, zoodat wel eens bleek dat de onderwerpen, die ik des
Zondags was gaan bestudeeren, omdat zij den eerstvolgendeu Donder
dag zouden behandeld worden, later niet op de agenda bleken te staan,
doch meestal kon men toch de opgave vertrouwen. Het is daarom!
dat ik aan het Dag. Bestuur wel zou willen verzoeken, om toch vooral'
niet den wensch van dat «andere lid" op te volgen, want daardoor
zouden wij, Raadsleden, werkelijk in eene slechtere conditie geraken.
Daar ik nu meen te mogen aannemen, dat de Raadszittingen voor
taan weder op Donderdag zullen gehouden worden, zou ik Burg. en
Weth. wel, bij herhaling, willen vragen, of het niet mogeljjk zou zijn
de agenda reeds den voorafgaanden Donderdag vast te stellen, zoodal
de Raadsleden nog denzelfden dag in het bezit daarvan zouden kun
nen zjjn. Mochten er dan nog spoedeischende stukken inkomen, dan
zouden Burg. en Weth. tot de behandeling daarvan in hunne gewone
Maandag-vergadering kunnen besluiten, daar die stukken toch in den
regel niet van gewichtigen aard zijn.
Op die wijze, M. d. V., zou aan het verlangen van een groot deel
der Raadsleden voldaan zijn, en ik durf dus deze zaak met te meer
klem in de welwillendheid van het Dag. Bestuur aanbevelen.
De heer Zaaijer. Dat «andere lidM. d. V., waarvan de heer
Was, in navolging van het Sectieverslag, gewaagt ben ik. Mijn
gevoelen is evenwel, zooals dat trouwens van anderen ook weieens
gebeurt, op eene geheel andere wijze weergegeven, dan het in wer
kelijkheid is uitgesproken. Ik heb namelijk in de Sectievergadering
gewezen op het onbehoorlijke, mijns inziens, gelegen in het feit, dat
de agenda van onze zittingen eerder werden medegedeeld aan de
redactiën der locale bladen dan aan de Raadsleden zelve, die, naar
ik meen, er toch wel aanspraak op kunnen maken, daarmede, vóór
alle anderen, in kennis gesteld te worden. Ik kan natuurlijk niet be
doeld hebben om de agenda nog later te ontvangen dan nu reeds
het geval is en vereenig mij geheel met den wensch van den heer
Was om voortaan spoediger kennis te krijgen van hetgeen in de ver
gadering van den Raad behandeld zal worden.
De Voorzitter. Ik moet er den heer Was op wijzen, dat nog
volstrekt niet besloten is om de vergaderingen voortaan weer op
Donderdag te houden. Dit is nu wel voor ditmaal geschied, omdat
eenige leden van den Raad bepaald tegen den Maandag waren, maar
daartegenover staat, dat er andere leden zijn, die aan den Maanda"
de voorkeur geven. Laatstgenoemde dag heeft inderdaad ook vee°
voor, al was het alleen maar dat dan gemakkelijker aan het verzoek
van den heer Was kan voldaan worden. Immers, om acht dagen te
voren de agenda vast te stellen, is zoogoed als onmogelijk, want er
komen na dien tijd nog heel wat stukken in. Ik waarschuw dus de
leden wel er niet te vast op te rekenen, dat de vergaderingen van den
Raad voortaan weer op Donderdag zullen gehouden worden.
De heer Druckeb. M. d. V.! Ik behoor tot die leden van den
Raad welken het hoogst ongelegen zou komen wanneer de vergade
ringen van den Raad op Maandag werden gesteld. Dit inlusschen
daargelaten, zoude ik in elk geval gaarne zien, dat in den een of
anderen zin eene beslissing werd genomen en de quaeslie dus niet
hangende bleef. Persoonlijk heb ik daarvan nu reeds groote moeilijk-
lijkheden ondervonden bij de regeling van de werkzaamheden aan de
Juridische Faculteit, waarvan ik de eer heb thans voorzitter te
zÜn ju'st omdat er voortdurende onzekerheid bestaat of wij teen
een Maandag dan wel tegen een Donderdag zullen worden opgeroepen.
De Voorzitter. Zooals reeds bij eene vorige gelegenheid is mede
gedeeld, ligt de reden waarom wij de vergaderingen op Maandag
wenschten hierin, dat op Maandag steeds stenografen beschikbaar zijn,
wat niet het geval is op Donderdag. Wij zijn nu echter bezig te on
derzoeken hoe die quaeslie geschikt kan worden.
De heer Van Hoeken. M d. V.! Ik heb hetzelfde bezwaar als de
heer Drucker. De Maandag komt mij zeer ongelegen, als het eenigs
zins kan zou ik veel liever den Donderdag behouden.
De Voorzitter. Anderen komt de Donderdag weder zeer ongelegen.