DONDERDAG 27 OCTOBER 1892. 107 ding schuldig, en geven tc dien aanzien alle door den Raad verlangde inlichtingen.'' Daarom komt mij het antwoord van Burg. en Welh. volkomen in constitutioneel voor, oindat de leden van den Raad bij de behandeling van de begrooting het recht hebben te spreken over het algemeen beleid van het Dag. Bestuur, al staat dit niet in direct verband met de posten van de begrooting. Ik wensch dus hiertegen te protesteeren, omdat ik, wanneer hel mij mocht gegeven zijn nog enkele jaren het lidmaatschap van den Raad te bckleeden, nooit zal nalaten, om zoo ik daartoe roeping gevoel bij de behandeling der begrooting het beleid van het Dag. Bestuur te bespreken. Wat nu in het Sectieverslag omtrent dat beleid werd aangevoerd, is door Burg. en Weth. niet begrepen, zooals uit de twee door hen bijgebrachte argumenten duidelijk bljjkt. Wij lezen namelijk in de Memorie van Antwoord het volgende: "Bovendien is ter zake van de onder N°. 1 en 3 behandelde punten reeds eene beslissing genomen." (N°. 1 was de voordracht voor de benoeming van een Gemeente- Architect en N0. 3 de aan de goedkeuring van den Raad onderworpen wijziging van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van Burg. en Weth.) iNu kan echter de omstandigheid, dat omtrent die beide punten reeds een beslissing was genomen, natuurlijk geen reden zijn om maar eenvoudig niet te antwoorden,, leder toch, die het Sectieverslag aandachtig gelezen heeft, zal begrijpen, dat men hier slechts te doen heeft met voorbeelden om aan te toonen, dat er onder de leden van het Dag. Bestuur inderdaad een minder gcwenschte verhouding be slaat, die op den gang van zaken in dat College onmogelijk een gun- stigen invloed kan uitoefenen. Al ware dan ook omtrent de zaak zelve, reeds een paar jaren geleden, eene beslissing genomen, dan zou dit toch geen kracht hebben kunnen ontnemen aan het argument, dat voor de betrekking van Gemeente-Architect een onvoldoende aanbe veling van Burg. en Weth. was ontvangen en dat door dit voorbeeld de slechte verhouding van de leden van het Dag. Bestuur onderling bewezen werd. Dit weinige slechts, M. d. V., heb ik willen aanvoeren om duidelijk te maken hoe onjuist het is, dat door Burg. en Weth. óf een zeer onvoldoend óf in het geheel geen antwoord wordt gegeven op de beschouwingen door de leden van den ,Raad in de afdeeïingen gevoerd. (De heer Van Lidth de Jeude komt ter vergadering.) De Voorzitter. Ik zal hetgeen door den heer Was gezegd is, ad notam nemen, zonder er echter voor ditmaal op terug te komen. Wel wensch ik echter thans eeuige opmerkingen te maken van financieelen aard. De begrooling van dit. jaar sluit met een tekort van ongeveer f 152.Ü00, als sluitpost, die wij gewoon zijn te noemen den post voor de inkomstenbelasting. Verleden jaar was dit cijfer f 170,000, hetgeen dus een verschil maakt van f 18,000! Nu wensch ik in de eerste plaats op te merken, dat de begrooting van verleden jaar begon met een nadeelig saldo van f 17,000, en de begrooting van dit jaar met. een nadeelig saldo van f 6000, zoodat wij vergelijkenderwijs gesproken, nu. voor 11000 in eene gunstiger positie verkeeren. Dit echter was voor de heeren Wethouders en daarbij was ik, voor zoover ik aan de samenstelling der begrooting heb kunnen deelnemen, in de minderheid niet genoeg. Zij hebben daarom verschillende posten geschrapt, waaronder, naar het mij voor komt, zijn, die niet geschrapt hadden moeten worden. In plaats, namelijk, van te doen verrichten, wat noodzakelijk is, wensclien zij uit te stellen, en op rekening van de toekomst te brengen, wat, mijns inziens, daarop niet gebracht mag worden. Ik durf dan ook gerust beweren, dat de oeconomieën, door hen ingevoerd, bijna geen van alle, dien naam verdienen, daar wij in een volgend jaar waarschijnlijk in een minder gunstige positie zullen verkeeren dan thans. Van het ongelimiteerde crediet dat ons is toegestaan hebben wij 2000 gebezigd voor het in orde maken van het hospitaal en ruim 2800 voor de Duinwatermaatschappij, wat gevoegd bij hetgeen wij nog zullen moeten betalen aan medicijnen een goede ƒ5000 zal maken. Dat is een last die op de begrooling van 1892 zal rusten. Nu heb ik het vorige jaar gezegd dat door Burg. en Weth. bij he t opmaken der begrooting was gevolgd het omgekeerde van hetgeen wij anders doen; de ontvangsten raamden wij zoo hoog mogelijk, de uitgaven zoo laag mogelijk. Er bestaal dus meer kans op een tegen vallen dan op een meevallen. Nu acht ik het onder die omstandig heden gevaarlijk zaken uit te stellen, want uitstel voor een jaar zal wel zijn uitstel voor meerdere jaren, of liever men zal dan niet meer kunnen uitstellen en dan zullen wij nu de goede gelegenheid hebben laten voorbijgaan om gebruik te maken van de gunstige omstandig heden; eene verhooging van de inkomsten belasting zal dan veel meer treilen dan anders het geval zou zijn. Op verschillende posten zal ik amendementen voorstellen om ze tc verhoogen Wil de Raad zich daarmede niet vereenigen, ik zal er mij aan moeten onderwerpen; maar ik acht het mijn plicht er nogmaals op te wijzen dat, nu de lijd gunstig is, men die gunstige gelegenheid ook niet mag laten voorbijgaan; men zal anders later daarvan de nadeelige gevolgen ondervinden. (De heer Van Hoeken komt ter vergadering.) De heer Fockema Andreae. M. d V.! Naar aanleiding van hetgeen daar zooeven door u in het midden is gebracht een enkel woord. Laat ik echter beginnen met de verklaring dat ik het niet minder dan den heer Was op prijs zal stellen, dal in het vervolg en op den duur een goede geest heersche in het Dag. Bestuur. Ik hoop dat die goede geest, overeenstemming, goede verhouding zal worden ver kregen op deze wijze, dat elk lid van het Dag. Bestuur nooit zijne slem zal uitbrengen ol zijn gevoelen zal mededeclen zonder deugdelijk onderzoek, zonder deugdelijke gronden; en dat de leden die in de minderheid blijven zich zullen nederleggen bij de besluiten welke aldus na rijp en ernstig overleg in den boezem van het College van Dag. Bestuur worden genomen. Wat nu betreft den geest die volgens uw oordeel, M. d. V.spreekt uit deze .begrooting men kan natuurlijk bij de algemeene be schouwingen niet spreken over de vraag of hier of daar wat te veel is bezuinigd, en of men betracht heeft eene verkeerde zuinigheid. Maar dit wil ik toch wel zeggen, dat het feit op zich zelf, dat men heeft gestreefd naar zuinigheid, op mij een zeer aangenamen indruk heeft gemaakt. Ik hoop dat men daarmede zal voortgaan. Het be zwaar dat men eene verkeerde zuinigheid zou kunnen betrachten weegt bij mij niet zwaar, waar wij toch weten, zooals nu reeds is gebleken, dat uwe waarschuwende stem daartegen steeds zal worden gehoord en waar wij ook mogen vertrouwen dat de overige leden van het Dag. Bestuur ernstige waarschuwingen niet in den wind zullen slaan. Onder die omstandigheden zie ik in den geest van bezuiniging die uit deze begrooting spreekt een gunstig voorteeken voor de toekomst. De heer Juta. M. d. V.Allereerst een kleine rectificatie van het cijfer van 6600 door u genoemd als het tekort over 1891, dat over gebracht is op 1893. Daarbij moet nog gevoegd worden ƒ3000 door de Bank van Leening in 1891 terugbetaald en gebracht worden op Volgn. 171 van deze Begrooting. Het nadeelig saldo zal dus feitelijk zijn f 9600. Wat nu betreft uwe opmerking dat op de begrooting welke voor een gedeelte tjjdens uwe afwezigheid is opgemaakt door de overige leden van het Dag. Bestuur te veel is bezuinigd en ook niet oordeelkundig bezuinigd met het oog op het spoedeischende van vele zaken, wil ik herhalen wat ik in de secties heb gezegd, dat wij want vermoedelijk sloeg uwe opmerking meer speciaal op de be grooting van fabricage zooveel in ons vermogen was bijna alle posten van die begrooting persoonlijk hebben nagezien, gedeeltelijk in gezelschap van den Gemeente-Architect tot voorlichting, gedeeltelijk hier op het stadhuis met voorlichting van den waarnemenden Architect en dat wij volstrekt niet lichtvaardig op de begrooting van fabricage hebben geschrapt een som van ongeveer /"11000. Wij hebben eerst wel degelijk de zaken in oogensohouw genomen en alles behoorlijk gewikt en gewogen. Wij hebben volstrekt niet het oog gehad op het eindcijfer der be grooting, integendeel, het was ons daarbij volkomen gelijk, hoe dat eindcijfer zou uitvallen. Maar het past, dunkt mij, volkomen in het kader van een zuinig beheer, dat wat voor een of meer jeren kan uitgesteld worden, ook voor zoolang moet worden uitgesteld. Mij dunkt, dat zal trouwens ieder ook in zijne huishouding wel in acht nemen, dat wanneer hij in de gelegenheid is om met een reparatie of aankoop nog een paar jaren te wachten, hij dit feitelijk ook be hoort te doen. Dat het ons bovendien niet te doen was, om maar d tort et a travers te bezuinigen, heeft de Commissie van Fabricage ondervonden, toen het bleek, dat de Jongensschool le klasse eene reparatie vereischte, die f 1600 moest kosten, en wij voetstoots de noodzakelijkheid van die uitgave hebben toegegeven. Ik herhaal nog eens nadrukkelijk: Al datgene, wat naar onze over tuiging gebeuren moest, hebben wij niet geschroomd op de begrooting te brengen, maar, wat, daartegen uitstel gedoogde is ook onverbiddelijk door ons geschrapt. De algemeene beraadslaging wordt gesloten. De Volgns. 59—62 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 63, luidende: Jaarwedden van de bouw kundigen en van de opzichters der gebouwen, der wegen en dergelijken. De heer De Goeje. M. d. V.! Uver dit artikel wenschte ik wel een enkel woord te zeggen. Dat het toezicht niet voldoende is, werd door Burg. en Weth. reeds herhaalde malen toegegeven. Ook in de Memorie van antwoord wordt die daadzaak niet ontkend, maar de wenschelijkheid uitgesproken om met het aanbrengen van verbetering te wachten tot de nieuwe Ge meente-Architect in functie zal zijn getreden, ten einde die in overleg met dezen te kunnen aanbrengen. Die zienswijze nu acht ik alleszins rationeel en verstandig, maar gesteld nu dat de nieuwe titularis vermeerdering van toezicht nood zakelijk acht, en dat om dat meerdere toezicht te betalen, bijvoor beeld f 1000 noodig is, waaruil zal die som dan gevonden moeten worden Dezelfde vraag zou ik omtrent nog een paar andere artikelen kunnen doen, tenzij misschien al dergelijke uitgaven op rekening moeten komen van den post der Onvoorziene Uitgaven, die met het oog daarop, dan een vermeerdering zal moeten ondergaan. Bestaat het voornemen daartoe echter niet, dan zou ik, reeds nu, een ver hooging van dit artikel raadzaam achten. (De heer Siegenbeek van Heukelom komt ter Vergadering.) De heer De Sturler. In antwoord op hetgeen door den heer De Goeje in het midden is gebracht, kan ik mededeelen, dat juist dit punt in de Commissie van Fabricage is ter sprake gekomen en wèl in dezen zin, dat bet misschien gewenscht zou zijn om voor de uitvoering van een of ander werk speciale opzichters te benoemen. Daaraan zoude dan het groote voordeel verbonden zijn, dat het vaste personeel niet behoeft te worden uitgebreid maar voor ieder werk die personen in aanmerking komen die goed bij een vorig werk hebben voldaan. Dit in antwoord op de vraag van den heer De Goeje. De heer De Goeje. Wanneer dit zoo is, heb ik weinig meer te zeggen. Alleen komt het mij toch voor, dat, Hetzij dat meerdere personeel slechts tijdelijk aangesteld wordt, hetzij eene vaste aanstel ling verkrijgt, niet te min altijd de vraag blijft, uit welk artikel hun bezoldiging moet gevonden worden. Maar, hoe dit ook zij, een bepaald voorstel wensch ik er niet van te maken. Volgn. 63 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Volgnrs. 6466 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 3