DONDERDAG 27 OCTOBER 1892. 105 Kitting van Donderdag 27 October 1893, geopend 's namiddags te één uur. Voorzitter: de Heer L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen 1#. Beëediging en installatie van Mr. Egbert De Vries, als lid van den Gemeenteraad. 2°. Benoeming van een Wethouder. 3°. Benoeming van een lid van het College van Vrouwen-Kraam- moeders. (324) 4°. Voorstel tot wijziging der Verordening regelende het aantal leeraren aan de Gemeente-instellingen van middelbaar onderwijs. (328) J 5°. Benoeming van een leeraar in de Wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (328) 6". Verzoek van R. De Wilde Rz.om een brug te leggen over de Witte Singelsloot. (319) 7°. Idem van G. W. Splinter en anderen, betrekkelijk eene demping van een gedeelte der sloot langs den Hoogen Rijndijk. (320) 8°. Voorstel tot wijziging van de Verordening op de Markten. (321) 9°. Idem betrekkelijk het gebruik van de Gehoorzaal door de Com missie voor de Volksbijeenkomsten en omtrent de verhuring van den Foyer. (322) 10°. Begrooting voor 1893 van de Bank van Leening. (325) 11". Idem alsvoren van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- of Vrouwenhuis. (326) 12°. Suppleloire staat van begrooting, dienst 1892, van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (333) 13°. Verzoek van J. Ruigrok, om eene loozing te mogen leggen in de slachtplaats in de Schagensteeg naar het stadsriool. (334) 14'. Idem van C. Maastricht, om de loozing van de slachtplaats inde Ververstraat te doen uitloozen in het kolkriool aldaar. (334) 15°. Idem van Mevr. S. Crominelin, om vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor meisjes. (3-tO) 16°. Idem van de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap, om hel ijzeren hek op het bordes der Marekerk in de Koddesteeg door te trekken en gemeentegrond in te nemen. (331) 17". Begrooting van de inkomsten en uitgaven der gemeente voor 1893. (332 en 336) Tegenwoordig waren 24 leden, als de heeren: Juta, De Sturler, Dekhuyzen, Siegenbeek van Heukelom, Van Hoeken, Cock, Tieleman, Zaalberg, Hasselbaeb, De Goeje, Kaiser, Was, Zillesen, Drucker, Du Rieu, Zaaijer, Verhey van Wijk, Van Hamel, Fockema Andreae, Van Lidth de Jeude. Van der Breggen, Van Reenen, Le Poole en De Vries alsmede de Burgemeester, Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heeren: üriessen, Verster van Wulverhorst en Koctser. De Voorzitter. Ik stel in de eerste plaats aan de orde: I. Beëediging en installatie van Mr. Egbert De Vries, als lid van den Gemeenteraad. De heer De Vries legt de bij de wet gevorderde beloften af en neemt zitting. De Voorzitter. Mijnbeer De Vries, ik wensch u geluk met uwe benoeming en ik vertrouw dat de keuze welke op u is gevallen zal strekken tot heil van onze gemeente. (Toejuiching) De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 13 October worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van P. P. M. C. Murray, om vermindering van zijn aan slag in de Plaats. Dir. Belasting, dienst 1892. 2'. Nader bezwaarschrift van C. J. A. N. Van de Gent tegen zijnen aanslag in de Plaats. Dir. Belasting, dienst 1892. 3°. Verzoek van P. Vinkhuyzen, om ontheffing of vermindering van zijn aanslag in de Plaats. Dir. Belasting, dienst 1892. 4°. Idem van Jhr. L. Verheijen te 's Hage, om restitutie van Plaats. Dir. Belasting, dienst 1892, over 3 maanden, wegens verandering van woonplaats. 5°. Verzoek van de Wed. P. C. NicolaBoet, om vermindering van haren aanslag in de Plaats. Dir. Belasting J892, wegens het overlijden van haren echtgenoot. 6°. Voorstel van Commissarissen van de Stadsbank van Lcening tot het doen verlengen van de tarieven tot heffing van renten en ad- ministratieloon aan de Bank van Leening en tot het brengen van eenige wijzigingen in het reglement. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 7°. Nader adres van Commissarissen van den Schouwburg in zake de toekenning van een subsidie van 1500 ten behoeve van den Schouwburg, onder overlegging van een afschrift van de door Prof. De Goeje, ingezonden nota van inlichtingen bij de behandeling begrooting, dienst 1890. Zal worden behandeld hij de begrooling. Nog wordt medegedeeld: Dat door Burg. en Weth. het voorzitterschap der Commissie van Fabricage is opgedragen aan den heer Weth. A. L. De Sturler. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is alsnu: II. Benoeming van een Wethouder. De Voorzitter. Mag ik de heeren Tieleman, De Vries en Van Hamel verzoeken met mij het stembureau uit le maken De uitslag der stemming is dat worden uitgebracht op den heer Dekhuyzen 1 stemmen, den heer Zaalberg 2, op de heeren Van Hamel en Driessen ieder 1 stem, terwijl 2 blanco briefjes werden ingeleverd. De heer Dekhuyzen hield zich buiten stemming. De lieer Dekhuyzen alzoo gekozen zijnde, verklaart zich onder dankbetuiging voor het in hem gesteld vertrouwen bereid de betrek king te aanvaarden. III. Benoeming van een lid van bet College van Vrouwen-Kraam- mocders. (Zie Ing. St. n». 324.) Benoemd wordt met 17 stemmen mevrouw L. J. Burgersdijk, geb. Blanken; mevrouw K. F. Krak verkreeg 1 stem. IV. Voorstel tot wijziging der Verordening regelende het aantal leeraren aan de gemeente-instellingen van middelbaar onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 328.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. V. Benoeming van een leeraar in de Wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St- n°. 328.) Wordt met 18 stemmen benoemd de heer J. W. Lem. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne wel willende medewerking. VI. Verzoek vair R. De Wilde Rz., om eene brug te leggen over de Witte Singelsloot. (Zie Ing. St. n°. 319.) VII. Idem van G. W. Splinter en anderen, betrekkelijk eene dem ping van een gedeelte der sloot langs den Hoogen Rijndijk. (Zie Ing. St. n°. 320.) Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. VIII. Voorstel lot wijzigiDg van de Verordening op de Markten. (Zie Ing." St. n\ 321.) De heer Cock. M. d. V.! Als Voorzitter van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen wensch ik met een enkel woord het advies door die Commissie gegeven toe te lichten. Het zal waarschijnlijk bij eenige leden bevreemding hebben gewekt, dat de Commissie voor de Huish. Verordeningen, die zoo met hand en tand gestreden heeft tegen de verplaatsing van He markt, althans van eene gedeelte daarvan, van den Ouden Rijn naar de Kalvermarkt, nu adviseert tot eene verdere verplaatsing naar de Kalvermarkt. Die bevreemding is echter licht uit den weg te ruimen, die tegenstrijdig heid is meer schijn dan werkelijkheid en is geheel een gevolg van het standpunt waarop de Commissie zich in deze heeft gesteld en, mijns inziens, plichtmatig moest stellen. Dat standpunt is het volgende: De Commissie blijft van gevoelen dat de verplaatsing van de aloude vereenigde markt, hetzij geheel, hetzij voor een deel, is af te raden, verderfelijk is en naar haar bescheiden oordeel zal kunnen leiden tot den ondergang van de geheele markt. Dit gevoelen is door de Com missie herhaalde raaien in den Raad geuit, zoowel in 1887 als in 1890 en 1892. In de Raadsvergadering van 28 November 1890 advi seerde de Commissie zeer uitdrukkelijk tegen eene verplaatsing van dat gedeelte van de Ooftmarkt, dat gehouden werd aan den Nieuwen Rijn, naar de Kalvermarkt, doch de Gemeenteraad volgde dit advies niet en besloot tot overplaatsing. Toen den 22sten April 1892 een request van verschillende neringdoenden inkwam met verzoek om op dat besluit terug te komen, werd alweder het advies van de Com missie voor de Huish. Verordeningen gevraagd. Dat advies was zoo mogelijk vervat in nog sterker afkeurende beoordeeliog van het door den Raad genomen besluit, en concludeerde om aan het verzoek van adressanten te voldoen. Het heeft echter wederom niet mogen baten; de Raad heeft met eene groote, met eene verpletterende meerderheid de Commissie in het ongelijk gesteld en het verzoek afgewezen. Met 18 tegen 4 stemmen werd dat besluit genomen. Behalve de drie leden van de Commissie stemde slechts 1 lid voor het advies van de Com missie, nl. de heer Van Reenen, wiens trouwe medewerking ik meer malen met vreugde heb ondervonden waar het geldt de bevordering van den bloei van handel en njjverheid. Dit laatste besluit is dus nauwelijks zes maanden geleden genomen en inen kan en mag niet aannemen dat in die 6 maanden de opinie van de meerderheid van den Raad zoo zal zijn veranderd, dat zij-nu een ander besluit zoude nemen. Het zoude dus werkelijk van de Commissie geweest zijn gebrek aan deferentie voor een besluit van den Raad, indien zij getracht had den Raad, nu voor den derden of vierden maal. hare zienswijze op te dringen en over te halen op de genomen besluiten terug te komen. Het spreekt wel van zelf, dat de Commissie blijft bij hare over tuiging. Intusschcn behoorde onder de argumenten in 1890 en 1892 door de Commissie aangevoerd ter bestrijding van de verplaatsing van dat gedeelte van de inarkt, 't welk men de Ooftmarkt noemt, ook het argument, dat men zoodoende zoude splitsen eene markt, die sedert onheuchelijke tijden was vereenigd geweest. Immers, behalve vele andere bezwaren, valt het niet te ontkennen, dat verkoopers, die waren ter markt aanvoeren, welke gedeeltelijk op de Westlandsche markt te huis behooren en gedeeltelijk op de zoogenaamde Ooftmarkt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 1