88 speciale oorzaak is geweest, doch dat er bovendien een in den regel terugkomende oorzaak bestaat welke elk jaar op nieuw een ongun- sligen invloed op onze grachten uitoefent. De speciale oorzaak in het vorige jaar was hel afdammen in het Galgewater ten behoeve van den bouw der nieuwe Vinkbrug door de Hollandsche Spoorweg-Maatschappij. Daarenboven was de kolenvoor- raad bestemd voor het stoomgemaal te Katwjjk niet zeer groot en om die aan te vallen zou men hebben moeten gebruik maken van andere kanalen, welke niet anders te bevaren zijn dan door kleine vaartuigen, en daarom werd er niet zooveel gemalen als anders. Ten overvloede kwam daarbij nog een zandbank voor de uitmonding van het kanaal te Katwijk. Dat waren de drie tijdelijke en plaatselijke oorzaken voor den slechten toestand onzer grachten. Thans dc oorzaak die elk jaar terugkomt. Deze valt in het vrij scherp begrensde tijdsverloop van 15 Augustus tot 15 September, waarin de waterboezem van Rijnland niet of zeer weinig ververscht wordt; omdat het niet noodig is wordt er weinig water in- en uit gelaten, terwjjl de polders niet op den boezem malen, noch er water aan ontleenen. Is het nu een natte zomer, zoodat er veel water in den polder valt, dan is de toestand goed, omdat het uitgemalen water den boezem ververscht; valt er weinig regen, dan is de toestand minder gunstig, dan staat het boezemwater genoegzaam stil. Doch tot circa 15 Augustus wordt steeds te Katwijk en op andere plaatsen water geloosd en te Gouda ingelaten. Vervolgens hebben wjj besloten den tijd vóór 15 Augustus ons ten nutte te 'maken door waarnemingen te doen om te zien hoe de feitelijke toestand van het water in onze grachten was in de perio den, dat Rijnland ten eigen behoeve zijn boezem ververscht. En omdat ik eenigermate een voorgevoel had dat deze zaak hier ter sprake zou worden gebracht, heb ik een staatje medegebracht, zooals er tegenwoordig door alle brugwachters en twee andere beambten dagelijks moet worden ingevuld. Op een elftal plaatsen in de stad worden nu in den regel 6 maal per dag in de grachten verschillende waarnemingen gedaan: omtrent den stand van het peil, den toestand van het water, of het helder, troebel of vuil is, of er weinig of veel strooming is en in welke richting die plaats heelt, of er veel of weinig kroos drijft, of dit verspreid of op opeen ligt, of er drjjvend vuil aanwezig is, en van welken aard, of er gebaggerd wordt, en of de zoogenaamde •water schuimers" van stadswege aan het werk zjjn gezien enz. Om de stroo ming te kunnen nagaan zjjn de brugwachters voorzien van drijvers: toestellen waarmede richting en snelheid van den stroom 2 a 3 decimeters onder de oppervlakte kunnen worden nagegaan. Aan het einde van elke week komen al die staatjes hier op het stadhuis en begint voor mij een ander werk, nl. het invullen van den verzamel- staat van eiken dag. Die staat is verdeeld in twee rubrieken. In de eerste plaats komen daarop voor de opgaven, welke het Hoogheem schap Rjjnland ons met groote bereidwilligheid zal verstrekken, bij voor beeld omtrent de waterloozing gedurende iederen dag te Katwjjk en elders. Er wordt opgegeven hoeveel water in- en uitgelaten is en op welke uren, verder worden ons opgaven van het observatorium te Oude-Wetering omtrent de hoeveelheid gevallen regen, de windrichting enz., verstrekt. De veranderingen van het waterpeil te Leiden worden op den verzamelstaat graphisch weergegeven. In de nabijheid der brugwach tershuisjes zijn peilschalen aangebracht. De waarnemingen van het peil dienen, dit zij in het voorbijgaan opgemerkt, tevens als een middel van controle voor de overige observaties. Verder bevindt zich dan op dien verzamelstaat een kleine kaart van de stadsgrachten waarop ik den toestand van het water en de waarnemingen aangaande de strooming aanteeken. Ik zal zulk een verzamelstaat onderwijl bij de leden doen rondgaan. De aanvankelijk verkregen resultaten geven mij de hoop dat wjj op deze wjjzc iets zullen te weten komen van hetgeen er in onze grachten gebeurt, zoowel onder de gewone omstandigheden als tjjdens de kunstmatige spuiing, waarvoor door Uwe Vergadering een crediet is toegestaan, om dan vervolgens de conclusies te trekken onder welke omstandigheden maatregelen zullen genomen moeten worden om door loozing te Katwijk en inlating te Gouda het water onzer grachten te ververschen en te kunnen besluiten wat ter bevordering van de strooming in bepaalde waterloopen alhier kan gedaan worden. Uit de waarnemingen schjjnt mij reeds gebleken te zjjn dat de strooming van het water in hooge mate afhankelijk is van de wind richting. Wanneer op dei^ geheelen boezem van Rijnland een stevige wind langdurig uit eene bepaalde richting werkt, bij voor beeld uit het Z.W., dan wordt het water van het Zuidwestelijk deel van Rijnland naar het Noorden gestuwd en vervolgens te Spaarndam uitgelaten of uitgemalen. Die waterverplaatsing in den boezem, dat •opwaaien", komt aan de verversching onzer grachten ten goede, wegens de ligging dezer stad te midden van groote afdeelingen van Rijnlands boezem. Door het waarnemen van de verschijnselen in onze grachten, en door de re'sultaten in verband te brengen met de opgaven van Rijnland omtrent loozing en inlaat, moeten wij trachten te komen lot de verklaring van de veranderingen van den water stand, die op de peilschaal zjjn afgelezen, en van de stroomingen in de grachten. Op die wjjze hopen wij te weten te komen wat wij met dc spuiing bereiken kunnen en wanneer wij die kunstmatige loozing bij Dijkgraaf en Hoogheemraden moeten aanvragen. Bovendien heeft het Dagelijksch Bestuur nog iets anders gedaan. Wjj hebben nl. nu reeds uitbesteed de buitengewone uildiepingswer- ken, waarvoor eene bepaalde som op de begrooting voor '92 was uitgetrokken, ten einde een 2000 kub. meter vaste specie (geen bagger) uit de grachten te amoveeren. Dit werk is wat vroeger ge steld dan aanvankelijk het voornemen was, zoodat na 15 Augustus met het uitdiepen van bepaalde grachten een aanvang zal worden gemaakt. Wij hebben dus gemeend te doen wat voorshands mogelijk was. Onkosten, gemaakt om nu reeds uit te malen, zouden inderdaad wegge worpen geld zijn, aangezien Rijnland tot 15 Augustus in zijn eigen belang nog voortdurend zijn boezem ververscht. Eerst na dien tijd zal voor ons het tjjdstip aangebroken zijn om Rijnland te verzoeken ten onzen behoeve te doen uitmalen in Katwijk en water te Gouda in te laten. De heer Zaalberg. Ik dank den heer Dekhuyzen voor zijne zoo uitvoerige mededeelingen. Niemand verder het woord verlangende, wordt de JVergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Mdré

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 6