86
De heer Was. Ik wil nog even in herinnering brengen dat wan
neer men de discussie van 1873 naslaat, men dezelfde argumenten
zal zien aanvoeren als nu. Toen is er ook gezegd, dat de kosten
voor de gemeente zoo groot zouden worden wanneer hel voorstel
van Burg. en Weth. niet werd aangenomen. En wal is er gebeurd.
De Gemeente-Commissie heeft, toen het amendement van den heer
A. H. Eigeman, was aangenomen, zich ook tevreden gesteld met de
klok en behuizing benevens de 800 voor herstel vereischt.
De heer Juta heeft haarfijn uitgerekend hoe gering het bedrag is
dat wij bij aanneming van het voorstel van Burg. en Weth aan de
kerkelijke gemeente cadeau zullen doen. Maar die berekening is
juist een sterk argument voor mijn vermoeden dat de Gemeente-
Commissie ook wel den toren met de 700 voor dadelijke repa
ratie noodig alleen zal accepteeren. U hebt toch uitgerekend,
M. d. V., dat de kerkelijke gemeente maar f 22 jaarlijks zal hebben
te betalen voor het onderhoud van een cadeau, dat zij zoo op prijs
stelt en waarbij de burgerlijke gemeente geen beltyig beeft. Boven
dien hebben wij als leden van den Raad toch ten slotte alleen te
overwegen de financieele belangen van de burgerlijke gemeente en
niet die van eene kerkelijke gemeente. Ik heb gezegd, dat ik niet
wilde dreigen met het afbreken van kerktorens, dat ik zelf niet
gaarne daartoe zoude besluiten, maar wanneer ik zag dat de lasten
voor de burgerlijke gemeente, voor iets waarbij zij geen belang heeft,
zeer groot werden, dan zou ik zeker niet aarzelen mijn stem te
geven aan een voorstel om dan den toren af te breken. Ik heb ge-
zegd mijne meening dienaangaande te willen reserveeren, maar dit
wil niet zeggen dat ik steeds tegen afbreken gekant zoude zijn.
Allerminst zoude ik daarbij zwichten voor het intimidatie-argument,
door den Voorzitter gebezigd en zoo terecht door den heer Van der
Breggen afgewezen.
De heer Zillesen, Ik heb van verschillende zijden adhaesie hooren
betuigen aan het amendement van de Commissie van Financiën, zonder
dat het voorstel van het Dagelijksch Bestuur degelijke bestrijding on
dervonden heeft.
Wat mij betreft, het komt mij evenals den Voorzitter veel wen-
schelijker en regelmatiger voor wanneer kerk en toren in één hand
zijn. En wanneer nu ter verkrijging van dien regelmatigen toestand
gevraagd wordt eene som van 625 voor jaarlijksch onderhoud en
assurantie, komt mij dit zoo billijk voor, dat ik met den heer Cock
zou meenen, dat met verwerping van dit voorstel de zuinigheid de
wijsheid zou bedriegen. Ik zal dus stemmen voor het voorstel van
Burg. en Weth.
De Voorzitter. Ik zal alleen den heer Was nog antwoorden dat
hij zich eene illusie maakt wanneer hij meent dat de Gemeente-Com
missie het geamendeerde voorstel van Burg. en Weth. zal aannemen.
Ik kan de verzekering geven dat dit niet gebeuren zal. Wel heeft
de Gemeente-Commissie in 1873 den klokkentoren van de Hooglandsche
Kerk overgenomen op de toen gestelde voorwaarden, maar toen was
het ook een ander geval. Toen had de Gemeente-Commissie ook, naar
mjjn inzien, een te grooten eisch gedaanzij had behalve 800 tot
herstel der huizing, nog /2000 gevraagd voor jaarlijksch onderhoud,
bat is toen terecht door den Gemeenteraad geweigerd, maar ten slotte
heeft de kerkelijke gemeente door de waarde der klok toch veel meer
verkregen dan nu wordt voorgesteld.
Ik herhaal ten slotte dat door m(j is aangetoond, hetgeen door
niemand is wederlegd, dat de jaarlijksche kosten van onderhoud in
de toekomst meer zullen bedragen dan de rente van de som welke
wij nu voorstellen aan de kerkelijke gemeente te geven en blijf der
halve bij mijne meening dat bet voor de gemeente financieel voor-
deelig zal z(jn, wanneer wij op de door Burg. en Weth. gestelde
conditiën den toren overdragen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Wenscht de Commissie van Financiën de slot
alinea van haar amendement afzonderlijk in stemming te brengen?
De heer Verhey van Wijk. Neen, M. d. V., het is één voorstel.
De heer Was. M. d. V.! Het besluit zal toch ook moeten in
houden de bepaling, dat de kerkelijke gemeente niet bevoegd is den
toren af te breken zonder toestemming van den Gemeenteraad?
De Voorzitter. Thans is aan de orde het amendement van de
Commissie van Financien; dit wordt nu in stemming gebracht, en
daarna het al dan niet geamendeerde voorstel van Burg. en Weth.
Het amendement van de Commissie van Financiën, strekkende om
de in het voorstel van Burg. en Weth. genoemde som van f 1500 te
veranderen in f 700, wordt in stemming gebracht en aangenomen met
10 tegen 7 stemmen.
Vóór stemden de heeren: Verster, Van Lidth de Jeude, Driessen,
Van der Breggen, Koetser, De Goeje, Verhey van Wjjk, Was, Zaalberg
en Van Reenen,
Tegen stemden de heeren: üekhuyzen, Zillesen, Le Poole, De
Sturler, Van Hoeken, Cock en de Voorzitter.
Het aldus gewijzigde voorstel van Burg. en Weth. wordt in stem
ming gebracht en aangenomen met 13 tegen 3 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Van Hoeken, Cock en de Voorzitter.
VI. Verzoek van Regenten van het Hópital Wallon, ter bekoming
van een strookje gemeentegrond aan de Papengracht en het leggen
van een stoep.
(Zie Ing. St. n®. 244.)
De Voorzitter. Tengevolge van eene opmerking door den heer
Verhey van Wijk aan ons gedaan, is een nieuw verzoek gevraagd
aan, en ingekomen van de Diaconie van de Waalscbe gemeente, het
welk ik den Secretaris verzoek voor te lezen.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Heeft de Diaconie der Waalsche gemeente alhier, de eer mede te
deelen, dat zij ter vervanging der perceelen Papengracht 13 en 15,
een nieuw gebouw zal stichten en aan het middendeel der voorge
vels van dat gebouw een voorsprong wenscht te geven van 20 cM.,
waardoor 0,55 M. gemeentegrond zou worden ingenomen. Tevens
bestaat het voornemen vóór het gebouw eene stoep met palen te
doen maken. Voor een en ander behoeft zij de toestemming van
UEd. Achtb, reden waarom zij bij dezen de vrijheid neemt, die be
leefdelijk te verzoeken.
Leiden, Juli 1892. C. A. Heykoop, Preiident.
K. F. L. Van der Woerd, Secretaris.
De Voorzitter. Zooals de heeren bemerken is dit adres geheel
gelijkluidend aan dat van regenten van het Hopital Wallon.
De heer Verhey van Wijk had ons opmerkzaam gemaakt, dat re
genten niet bet recht hadden een dergcljjk verzoek te doen, wel de
Diaconie der Waalsche gemeente. Dit laatste adres is ook nu aan
de orde.
Op het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
VII. Idem van H. L. Van Nifterik, om een stoep te leggen,
Kaiscrstraat.
(Zie Ing. St. n®. 245.)
VIII. Idem als voren van H. Rijsbergen, aan de Kraaierstraat.
(Zie Ing. St. n®. 247.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
IX. Voorstel om de Gehoorzaal beschikbaar te stellen voor de promotie
van het Gymnasium.
(Zie Ing. St. n°. 249.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
X. Verzoek van J. M. Obreen, om vrijstelling of terugbetaling van
schoolgeld, Gymnasium en Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. n®. 252.)
XI. Idem als voren van B. W. T. Dagevos, Hoogere Burgerschool
voor Jongens.
(Zie Ing. St. n®. 253.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
XII. Idem van de aannemers van den bouw der Gehoorzaal om
uitbetaling van het nog niet betaald één derde gedeelte van de door
hen ingediende bjjrekening.
(Zie Ing. St. n°. 254.)
De Voorzitter. De heeren hebben uit het rapport van Burg. en
Weth. gezien dat wordt geadviseerd slechts een gedeelte toe te staan nl.
datgene wat door de erfgenamen van den overleden onder-aannemer
wordt gevorderd. Na het indienen van dat rapport is nog een nader schrij
ven ingekomen van de aannemers, hetwelk ik den Secretaris verzoek
voor te lezen.
Aan HH. Burg. en Weth. van Leiden.
Naar aanleiding van het rapport van Uw geacht College aan den
Raad dezer gemeente, als antwoord op het den 28 Juli jl. door on-
dergeteekenden gedaan verzoek om uitbetaling van het geheele nog
resteereude gedeelte der bjjrekening Stads-Gehoorzaal op daarin door
hen aangegeven gronden, zien zij zich verplicht UEd. Achtb. mede
te deelen dat zij de uitbetaling daarvan tot een bedrag van slechts
f 954.12 op de door UEd. vastgestelde voorwaarde in dat rapport
vermeld, niet kunnen accepteeren, omdat zij eerstens met gemeld be
drag niet geheel zijn gebaat, daar ook andere onder-aannemers en
leveranciers op betaling steeds aandringen en ten andere de onder
aannemers en leveranciers met borgstelling noch verantwoordelijk
heid iets te maken willen hebben.
Leiden, 3 Augustus 1892. UEd. Achtb. Dienstw. dienaren,
Iz. Van der Kamp.
S. Van Leeuwen.
De heer Was. M. d. V.! Ik wensch slechts de vraag te doen, of
na deze missive Burg. en Weth. hun voorstel handhaven, nu zij toch
weten dat bij aanneming door den Raad dat voorstel door de aan
nemers niet zal worden geaccepteerd.
De Voorzitter. Het adres is aan den Raad gericht. Bovendien
kan men het voorstel van Burg. en Weth. wel aannemen al weet
men ook dat er geen genoegen mede zal genomen worden.
De heer Was. Maar het zou toch beneden de waardigheid van
den Raad zijn een voorstel van Burg. en Weth. aan te nemen, met
de wetenschap dat er toch geen genoegen mede wordt genomen.
Kan de missive van de aannemers geen aanleiding aan Burg. en
Weth. geven om met een nader voorstel by den Raad te komen?
De Voorzitter. Wanneer Burg. en Weth. advies moeten geven
omtrent het oorspronkelijk verzoek, zou dit natuurlijk zijn om daarop
afwijzend te beschikken.
De heer Was. Het oorspronkelijke voorstel van Burg. en Weth.
wordt dus niet geaccepteerd, en in het nadere verzoek van de aan
nemers kunnen wij niet treden. Op dat verzoek stellen Burg. en Weth.
dus voor afwijzend te beschikken?
De heer Van Hoeken. Ik geloof dat het het beste zal zijn dat
Burg. en Weth. hun voorstel intrekken. Ik kan noch mag op het
rapport van de Raadscommissie vooruitloopen, doch dit wil ik wel
zeggen dat zij vooralsnog niet kan adviseeren de geheele uitbetaling