GEHENTEIiAAD VAM LEIDEN. 71 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 255. Leiden, 30 Juli 1892. Overeenkomstig de bepaling van art. 219 der wet van den 29en Juni 1851, Staatsblad n*. 85, hebben wij de eer Uwe Vergadering hiernevens over te leggen de Rekening en Verantwoording der In komsten en Uitgaven dezer gemeente over het jaar 1891, met de daarbij behoorende bescheiden, welke ons volgens art. 115 dier wet door den Ontvanger op den I4en Juli 1892 zijn ter hand gesteld. De eindcijfers dier rekening, in ontvangst ad f 1071318.80s en in uitgaaf ad 882316.80s, wijzen een batig slot aan van 189002. Tot toelichting van dit laatste cijfer hebben wij de eer U het volgende op te merken. Op den dienst 1890 bleef, zooals U bekend is, eene som van f 305945.28 voor het uitvoeren van buitengewone werken ongedekt. Deze som omvat de navolgende uitgaven, toegestaan bij de daarbij vernielde Raadsbesluiten: R.B 8 Mei 1890 voor de Gehoorzaal152550. voor het IJkkantoor5600. R.B. 17 Juli 1890 voor demping Binnenvestgracht. 11000. R.B. 18 September 1890 voor de Gasfabriek. 153900. Totaal 323050 Hierbij gevoegd de som bij Volgn. 51 der begrooting voor 1890 voor buitengewone werken bestemd ad 23582. J 346632.— tot dekking waarvan werd aangewezen: Verkoop van inschrijving 1890 32666 72 niet gedane kapitaalbelegging 1890 8020.— 40686.72 zoodat ongedekt bleef305945.28 door geldleening te vinden. Deze geldleenig werd krachtens Raadsbesluit van den 19 Februari 1891 gesloten. In 1890 werd derhalve te dier zake niets ontvangen. Intusschen waren op den dienst 1890, ter zake van de ƒ305945.28 voormeld, betalingen geschied en wel tot een bedrag van 132245.18', welk bedrag een deel uitmaakt van het op de begrooting voor 1892 over gebrachte tekort van den dienst 1890 terwijl een bedrag van 173,700.09' onbetaald is gebleven en derhalve op den dienst 1891 is overgebracht. Tot dekking van deze som is in 1891 beschikt over: a een deel der geldleening ad 250000 (reeël, wegens uitgifte tegen 96 pCt. 240000) ad206119 28 b niet gedane aankoop van inschrijving op het Grootboek ad 99826. Totaal 305945.28 Hiervan afgetrokken de173700.09' Blijft derhalve op den dienst 1891 een bedrag van 132245.18' over, uitmakende het in 1890 bereids betaalde. Deze som is dan ook begrepen in het batig slot der rekening van 1891, evenals het restant der geldleening, ad ƒ33880,72; bovendien moet bij dit batig slot rekening worden gehouden met die toegestane uitgaven welke vóór het sluiten van den dienst 1891 niet konden plaats hebben en welke derhalve op de begrooting van 1892 moeten worden overgebracht. Ten opzichte van het batig slot 1891 ad ƒ189002 komen wij alzoo tot de gevolgtrekking: dat het moet worden verminderd met het bovenvermelde bedrag van132245.18' Eveneens met het overschot der geldleening ad 33880.72 Met het onbetaald geblevene wegens: de Spanjaardsbrug468.29 de Gehoorzaal3872.71 achterstallige coupons24.75 de Gasfabriek25110. totaal 195601.65' 189002.— zoodat de dienst 1891 feitelijk een tekort oplevert van 6599.65' De gebruikelijken toelichtingsstaat van meerdere en mindere ontvangst en meerdere en mindere uitgaaf zal binnen weinige dagen aan Uwe Vergadering worden medegedeeld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 256. Leiden, 31 Juli 1892. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat zij geene bedenkingen heeft tegen de voordracht van Burg. en Weth. van 20 dezer, tot afstand in eigendom van een ge deelte gemeentegrond van de Papengracht aan de diaconie van de Waalsche gemeente alhier, ter grootte van 0.55 M2. Zij geeft U derhalve in overweging: l°- te verklaren dat niet meer voor den openbaren dienst bestemd is een gedeelte gemeentegrond van de Papengracht ter grootte van 0 55 M2 voor het perceel 13/15. 2S. dat gedeelte gemeentegrond in eigendom af te staan aan de diaconie der Waalsche gemeente ten einde verheeld te worden aan het in aanbouw zijnd perceel aan de Papengracht 13/15, tegen be taling van een koopprijs van 5 per centiare en van de kosten van overdracht. De Commissie van Financiën. Aan den Gemeenteraad. ERRATUM. In de gedrukte rekening 1891 staat f°. 22 kolom 7 art. 89 132.39; dit moet zijn 132.39'; f. 24 Totaal van het Ille Hoofdstuk kolom 7 staal ƒ2095.59'; dit moet zijn 2995.59'. N°. 257. Leiden, 2 Augustus 1892. De Commissie van Financiën heeft de eer U naar aanleiding van het voorstel van Burg. en Weth. betreffende de aanbieding van het torentje der Pieterskerk aan de Gemeente-Commissie van het Neder- duitsch Hervormd Kerkgenootschap te Leiden te adviseeren dit voor stel aan te nemen met deze wijziging evenwel dat de daarbij aan te bieden som zeven honderd gulden en niet vijftien honderd gulden zjj. Uit de toelichting van Burg. en Weth. op hun voorstel blijkt toch dat eene som van zeven honderd gulden voor onmiddellijke reparatie wordt noodig geacht, welnu onze Commissie meent aan de waardig heid van de gemeente Leiden niet te kort te doen door deze som ter beschikking van de Gemeente-Commissie te stellen, opdat deze dan zelve de herstelling kan ter hand nemen als zij ons voorstel accepteert. De geschiedenis der overdracht van het klokkenhuis en de klok der Hooglandsche kerk (zijde Beschuitsteeg) verhandeld in de Gemeente raadszitting van 18 September 1873 leert, dat de Raad toen het be ginsel huldigde van slechts de noodzakelijke kosten voor herstelling begroot, bij de overdracht aan te bieden. De minderheid (5 leden onder wie 4 juristen) hoewel vóór de overdracht, maakte tegen het aanbieden van een geldsom bezwaar. Ofschoon onze Commissie de motieven dier minderheid ten volle deelt en van meening is, dat het aanbieden in den staat waarin de toren zich thans bevindt alleszins gerechtvaardigd zou zijn, acht zij, dat, ware het verzoek tot afstand door de Gemeente-Commissie niet bij Uwe Vergadering ingekomen, de f 700 geraamde kosten allicht voor reparatie of amotie zouden blijken benoodigd te zijn. De Commissie heeft daarom de eer U te adviseeren het door ons geamendeerd voorstel aan te nemen en daarop de beslissing van de Gemeente-Commissie af te wachten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie voornoemd. N°. 258. Leiden, den 4 Augustus 1892. Onder overlegging van de hierbjjgaande stukken, hebben wjj de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er ook by ons geene be denkingen bestaan tegen de inwilliging van het verzoek van den heer P. Fijn van Draat, om ontslag uit zjjne betrekkingen van leeraar in de Engelsche taal aan het Gymnasium en de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen ten gevolge van zjjne benoeming tot leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Utrecht. Wjj geven U derhalve in overweging aan adressant eervol ontslag te verleenen uit zijne beide genoemde betrekkingen met ingang van 1 September a. s. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 22 Juli 1892. Met terugzendig van het adres van den heer P. Fijn van Draat hebben wij de eer U te adviseeren, den Gemeenteraad voor te stel len, den heer Fijn van Draat met 1 September a. s. eervol ontslag als leeraar in de Engelsche taal aan het Gymnasium alhier te ver leenen. Aan HH. Burg. en Weth. van Leiden. Curatoren van het Gymnasium te Leiden, C. Cock, Voorzitter. O. W. Sipkes, Secretaris. 's Gravenhage, 30 Juli 1892. In antwoord op bovenvermeld schrijven heb ik de eer U te be richten dat het verzoek van den heer P. Fjjn van Draat om eervol ontslag uit zijne betrekking van leeraar in de Engelsche taal aan het Gymnasium met ingang van 1 September a. s. bij mjj geene be zwaren ontmoet. Aan HH. Burg. en Weth. van Leiden. De Inspecteur der Gymnasia, C. J. Eggink. Leiden, den 26sten Juli 1892. Ter voldoening aan de uitnoodiging, vervat in uwe apostille van den 25sten dezer, n'. 2724, heb ik de eer U te berichten, dat de heer P. Fijn van Draat steeds met bijzonderen jjver en uitnemend goed gevolg zjjne lessen aan de Kweekschool gegeven en daardoor een eervol ontslag ten volle verdiend heeft. Tegen den in het adres genoemden datum, 1°. September e. k., bestaat bij mij geen bezwaar. Aan den Heer Burg. der De Directeur der Kweekschool gemeente Leiden. voor Onderwijzers en Onderwijzeressen, J. A. Van Dijk. 's Gravenhage, 1 Augustus 1892. Ik heb de eer U te berichten dat, na inzage van het schrijven van den Directeur der Kweekschool, bjj mij tegen het verleenen van eervol ontslag aan nevenvermelden P. Fijn van Draat, geene beden king bestaat. Aan HH. Burg. en Weth. De Schoolopziener in het district van Leiden. 's Gravenhage, W. Van Marken. Dit bedrag van 13224 v.186 vermeerderd met het tekort wegens mindere winst der gasfabriek ad 20491.685 en verminderd met f 8000 waarmede de rekening van 1890 ais batig slot anders zonde hebben gesloten, vormen het na- deelig slot dier rekening ad 149791, in de begrooting van 1S92 gebracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 1