(iËMËEMËKAAU VAN LEIDEN.
67
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 234. Leiden, 11 Juli 1892.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoekschrift van L. C. Quant,
om terugbetaling ol kwijtschelding van schoolgeld voor zijn zoon
Constant, die sedert 9 Maart jl. de lloogere Burgerschool voor Jongens
wegens ziekte niet meer heelt bezocht, hebben wij de eer Uwe Ver
gadering mede te doelen dat er hij ons tegen de inwilliging van het
verzoek geene bezwaren beslaan, zoodal wij U in overweging geven
aan adressant vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld te verleenen
over het laatste kwartaal van den cursus 1891/92 tot een bedrag
van ƒ15.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Welh. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De ondergeteekende geeft met verschuldigden eerbied te kennen
dat zijn zoon Constant, leerling van de Hoogere Burgerschool, wegens
voortdurende ernstige ongesteldheid, sinds de eerste dagen van Maart
de lessen niet meer heeft kunnen volgen.
Reden waarom hij beleefd verzoekt vrijstelling van betaling over
het laatste kwartaal van den cursus 1891/92.
't Welk doende enz.,
Leiden, 6 Juli 1892. L- C. Qüant.
N0. 235. Leiden, 8 Juli 1892.
Aangezien er bij onze Commissie geen bezwaar bestaat tegen de
voordracht van Burg. en Weth. dd. 4 Juli, geven wij aan Uwe Ver
gadering in overweging in overeenstemming met bedoelde voordracht
1°. te verklaren dat niet meer voor den openbaren dienst bestemd
is eene strook gemeentegrond ter lengte van ongeveer 75 meter en
ter breedte van ongeveer 60 centimeters gelegen voor het perceel
Rapenburg n°. 62;
2". dien grond in eigendom af te staan aan J. Loebcr, ten einde
verheeld te kunnen worden aan het hem toebehoorende perceel Rapen
burg n". 62, tegen betaling van eene koopsom van 5 per centiare
en van de kosten van overdracht.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N#. 230. Leiden, 11 Juli 1892.
Bij onze Commissie bestaat geen bezwaar legen de voordracht van
Burg. en Welh. van 4 Juli, zoodat wij aan Uwe Vergadering in over
weging geven aan Joh. Van Leeuwen te Noordwijkerhout in eigendom
af te staan een gedeelte grond langs den Haarlemmertrekwcg gelegen
onder de gemeente Noordwijkerhout, kadastraal hekend Sectie n°.
ter grootte van 810 centiaren ongeveer, nader op te meten, tegen
betaling van 28 cents per centiare en van de kosten van overdracht.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N*. 23?.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
4—10 Juli 1892.
Ne.
Datum.
Uur.
Aantal.
Gemiddelde Eng. Standkaarsen.
1
Juli
4
8.15—9.45
7
16 6
2
5
8.15—9.45
8
16.4
3
6
8.15—9.30
7
16.8
4
7
8.15—9.45
8
16.6
5
8
8.15—9.45
7
16.6
6
9
8.15—9.45
8
16.8
7
10
8.15—9.30
8
16.8
N°. 238. Leiden, 14 Juli 1892.
Op de begrooting voor 1892 werd een post uitgetrokken voor het
besteigeren van den Pieterskerktoren ten einde te kunnen nagaan
welke herstellingen daaraan zouden te verrichten zijn. Sedert is de
steiger geplaatst en heeft het onderzoek plaats gehad.
Daaruit is gebleken dat het lood grootendeels is verdwenen, de
leibcdckking geheele vernieuwing vereischt, verschillende houtwerken
eveneens, terwijl de toestand van het ijzer van de klokken, van de
ladderhaken enz. gevaar oplevert. Het voornemen bestond de noodige
gelden aan Uwe Vergadering aan te vragen, ten einde tot de her
stelling van den toren te kunnen overgaan.
Inmiddels was van wege de Gemeente-commissie van het Nedcr-
duitsch Hervormd Kerkgenootschap de wensch te kennen gegeven
de uitvoering van het werk aan haar op te dragen, terwjjl sedert
het plan is opgekomen om den toren in eigendom aan de kerkelijke
gemeente over te dragen evenals zulks vroeger ten aanzien van andere
torens heeft plaats gehad.
De Gemeente-commissie heeft daarop bij schrijven v.tn 15 Juni jl.
het volgende voorstel ingediend.
De Gemeente-Commissie van het Ned. Hervormd Kerkgenootschap
alhier, heeft door het besteigeren van den toren der Pieterskerk ge
zien, dat bij de gemeente Leiden het voornemen bestaat dien toren
te herstellen en naar aanleiding daarvan heeft zij de eer het volgende
onder de aandacht van UEd. Aclitb. te brengen en in overweging
te geven.
De toren bovenbedoeld, eigendom van de gemeente Leiden, staat
op het dak van de kerk, die eigendom van de Kerkelijke gemeente is.'
Het is niet mogelijk den toren te bereiken zonder het dak van de
kerk te beklimmen en bij werkzaamheden aan den toren, kan hel niet
anders of het dak der kerk wordt beschadigd.
Behalve dat, bestaat hel groole bezwaar, wat er geschieden moet
als door een of andere oorzaak de toren bezweek en in de kerk viel,
of omgekeerd, het dak der kerk niet langer geschikt bleek den toren
te dragen.
Het is duidelijk dat een zoodanige onregelmatige toestand alleen
door goede samenwerking geregeld kan blijven bestaan.
Die harmonie heeft lot dusverre nooit ontbroken, hetgeen echter
niet wegneemt dat het scheppen van een regehnatigen toestand altijd
gewensehl blijft.
liet is daarom dat de Gem -Commissie, nu bij de gemeente Leiden
het voornemen bestaat tot herstel van den toren over te gaan, UEd.
Achib. in overweging wenscht te geven, den toren aan haar over te
dragen.
Voor hel geval UEd. Aclitb. daarmede mocht instemmen is zij ge
negen dien, behoudens goedkeuring van hel College van Notabelen,
op de volgende voorwaarden over te nemen:
1°. De toren wordt kosteloos in vrijen eigendom overgedragen aan
de Kerkelijke gemeente.
2". De gemeente Leiden betaalt daarbij aan de Kerkelijke gemeente
eene som van een duizend vijf honderd gulden. Zegge 1500.
3°. De Kerkelijke gemeente zorgt er voor dat de toren wordt her
steld en zooveel noodig vernieuwd, zoodat hij weder in goeden staat
verkeert.
Aangenaam zal hel der Gcm.-Commissie zjjn, hieromtrent het ge
voelen van UEd. Aclitb. te mogen kennen.
De Gem.-Commissie voornoemd.
Mr. M. 11. A. Lisman, Voorzitter.
W. C. Muldeb, Secretaris.
Wij hebben daarop geantwoord dat wij bereid waren aan den
Gemeenteraad een voorstel te doen tot overdracht in eigendom van
den toren der Pieterskerk aan de Kerkelijke gemeente met bijbetaling
van een zekere som ter vergoeding van de onderhoudslasten.
Wat hel voorgestelde bedrag van 1500 betreft, merkten wij op
dat, wanneer de Pielerskerktoren hersteld is, zooals was voorgesteld,
dit bouwdeel voorzeker in vele jaren geen reparatie van eenige bc-
teekenis zal hebben te ondergaan, op grond waarvan ons het voor
gesteld bedrag van ƒ1500, wel wat hoog voorkwam.
Het denkbeeld was daarom hij ons College gerezen om tevens aan
de Kerkelijke gemeente in eigendom over te dragen den toren der
Hooglandsche kerk, welke toren eerst ongeveer 10 jaren geleden is
hersteld en in goeden staat verkeert.
De Gemeente-Commissie heeft echter dit denkbeeld niet kunnen
overnemen; zij deelde ons namelijk bij hare missive van 7 Juli mede
dal zij haar voorstel van 15 Juni jl. na rijp beraad had genomen cn
dal het de bedoeling was hel voorstel voor de gemeente Leiden zoo
aannemelijk mogelijk te maken en daarmede van hare zijde blijk te
geven van den wensch om een regelmatigen toestand te verkrijgen.
Door de overneming mede van den toren der Hooglandsche kerk
zoude zij verplichtingen op zich nemen die in de toekomst al te be
zwarend zouden worden, op grond waarvan zij haar voorstel bleef
handhaven om alleen den toren van de Pieterskerk over te nemen
tegen betaling van niet minder dan 1500.
Bij nadere overweging komt het ons ook in het belang der ge
meente voor dat het voorstel der Gemeente-Commissie worde aan
genomen.
Niet alleen wordt de gemeente Leiden dan ontheven van de ver
plichting om dadelijk tot de thans noodige herstelling van den toren
over te gaan, maar ook van de kosten van onderhoud, die in het ver
volg van tijd zullen worden vereischt.
Wij brengen hierbij in herinnering dat krachtens Raadsbesluit van
18 September 1873 aan de Gemeente-Commissie in eigendom is af
gestaan de klok van de Hooglandsche kerk inet hare huizing, onder
uilkeering van eene toelage van 800 uit de gemeentekas tot goed
making van de kosten van dadelijke herstelling der huizing, welke
reeds vroeger noodig werd geoordeeld en onder verplichting van
de zijde der Commissie om beide te blijven onderhouden cn niet af
te breken zonder toestemming van den Gemeenteraad.
Verder werd in de zitting van 18 December 1873 besloten bedoelde
som van 800 te vinden uit de Buitengewone ontvangsten en wel door
verkoop van Inschrijving op het Grootboek, evenzeer als zulks was
geschied ten aanzien van den toren der Marekerk krachtens Raads
besluit van 20 Juli 1871, strekkende om de som van 5250, ter
zake aan de Gemeente-Commissie te betalen, te vinden door verkoop
van Inschrijving op het Grootboek.
Voor het geval het thans aanhangig voorstel wordt aangenomen,
rncenen wij dat in de uit te keeren som van 1500 deels uit de
Buitengewone deels uit de Gewone ontvangsten behoort te worden
voorzien.
Wanneer er geen voorstel ware ingediend tot overneming van den
toren dan zoude een bedrag van ongeveer f 700 aan Uwe Vergadering
zijn aangevraagd om onverwijld tot de herstelling te kunnen overgaan,
met voorstel om dal bedrag te vinden uit de gewone ontvangsten
door afschrijving van den post voor Onvoorziene Uitgaven.
Het komt ons daarom voor dat van de thans benoodigde 1500
een bedrag van f 700 uit de Gewone en een bedrag van 800 uit
de Buitengewone Ontvangsten en wel uit het restant der geldleening
ad 250000 van 1891 zal behooren te worden gevonden.
Tegenover de jaarlijksche kosten van renten en aflossing van be
doelde som van 800 kunnen dan in rekening worden gebracht de
mindere uitgaven, aangezien de gewone kosten van onderhoud van
den toren niet meer komen ten laste van de gemeente.
Wjj geven Uwe Vergadering alsnu in overweging tot de voorgestelde
eigendomsoverdracht van den toren der Pieterskerk aan de Gemeente-