(Zie Ing. St. n#. 182.)
De heer Van Hamel. M. d. V.! Is over het voorstel van Burg. en
1 Weth. omtrent dit verzoek ook de stads-consulent gehoord?
De Voorzitter. Neen. Ik zou ook niet weten waarover hij hier-
gehoord zou moeten worden. Hadden Burg. en Weth. geadviseerd
om aan het verzoek van Leiderdorp te voldoen, dan ware het iets
anders geweest, maar nu was er geen enkele reden om hem te hooren.
De toestand wordt thans in geen enkel opzicht gewijzigd. Officieus
heb ik bovendien vernomen dat hel Bestuur van Leiderdorp op in
williging van het verzoek niet meer zooveel prijs stelt, omdat het op
andere wijze aan het benoodigde geld is gekomen.
De heer Siegenbeek van Heükelom.. M. d. V. 1 Zal er nu ook nog
verder onderzocht worden wat de oorsprong is van de bepaling, dat
geen verkoop van inschrijving op het Grootboek door Leiderdorp
mag geschieden zonder consent van Burg. en Weth. van Leiden?
De Voorzitter. Wij blyven steeds naar den oorsprong van die be
paling zoeken. Wanneer ons onderzoek leidt tot de overtuiging dat
wij dergelijke verzoeken tot verkoop gerust kunnen inwilligen, dan
zullen wjj zeker vóórdat wij daartoe overgaan altijd eerst den Slads-
Consulent hooren.
De heer Siegenbeek van Heükelom. M. d. V.! Gij zegt, wij blijven
steeds zoeken! Maar wordt er ook gezocht met hoop op vinden?
De Voorzitter. Met hoop op vinden, en wij wanhopen niet.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. besloten.
XIX. Verzoek van de afdeeling Leiden van de Nederlandsche Ver-
eeniging tot afschaffing van sterken drank, omtrent maatregelen te
nemen tot vermindering van drankgebruik.
(Zie Ing. St. n°. 183.)
De heer Was. M. d. V.! Ik kan mij met het antwoord op dit ver
zoek niet in alle deelen vereenigen. Wel wat betreft het eerste punt
Inderdaad is door den Commissaris van Politie zeer juist opgemerkt,
dat wij, wat de vergunningen betreft, gebonden zijn aan de wet van
1881, en ik geloof, dat die wet hier zeer streng wordt toegepast,
want de tapperijen zijn sinds de invoering van die wet hier ter stede
sterk verminderd. Maar ik ben het niet hiermee eens, dat het niet
wenschelijk zou zijn in de bepaling omtrent de uren van opening der
tapperijen eenige wijziging te brengen. Ik heb hier herhaaldelijk
het bezwaar hooren ontwikkelen, dat de ambachtsman en de werk
man wanneer hij 's morgens naar zijn werk gaat in de gelegenheid
is de tapperijen te bezoeken. Nu is het daarom altijd mijn voornemen
geweest, om wanneer eindelijk eens de herziening van de Politie
verordening aan de orde zal worden gesteld, een wijziging van de uren
van opening der tapperijen voor te stellen.
De Commissaris van Politie heeft daar dan ook weinig bezwaar
tegen, want hij zegt: «Omtrent het beperken van het openingsuur
zoude nog iets te zeggen zijn, ofschoon dit in den zomer op 6 uur
en in den winter op 7 uur bepaald is, beide tijdstippen, waarop de
werkman reeds aan het werk staat."
Dit laatste is minder juist, want bedrieg ik mij niet. dan worden
's zomers de fabrieken om 6 uur geopend en hebben de werklieden
een speling van 5 minuten om met het werk te beginnen; nu wordt
door de tappers ook een dergelijke speling met de opening hunner
tapperijen genomen vóór 6 uur en daardoor kan door de werklieden
en ambachtslieden van die tien minuten gebruik gemaakt worden
om de tapperijen te bezoeken, vóórdat zij hun werk aanvangen.
Ik weet nog niet welken vorm voor mijne wijziging te kiezen,
maar ik zou 't liefst voorstellen om de tapperijen in den zomer om
7 uur en in den winter om 8 uur te doen open gaan. Wij kunnen
dat hier op 't oogenblik niet afdoen; wjj kunnen thans dit artikel
van de Politie-Verordening niet wijzigen, maar wanneer de Raad
mijne meening deelt, dan kan in beginsel besloten worden om bij de
aanstaande wijziging der Verordening daarop nader in dien geest
terug te komen.
Gaf nu de Raad een antwoord zooals Burg. en Weth.'t voorstellen,
dan zou er reeds beslist zijn, dat wij dit niet willen, en dat wenschte
ik juist niet te praejudicieeren.
Ik voor mij geloof, dat wij een weldaad zouden doen, indien wij
de uren van opening later stelden.
De heer Van Hoeken. M. d. V.! Na het gesprokene door den heer
Was heb ik daar weinig bij te voegen;' dat drukt voor het grootste
gedeelte ook myne gedachten uit. Alleen zou ik nog een stap ver
der willen gaan en het openingsuur 's zomers en 's winters op 9 uur
willen stellen. Wanneer men om negen uur begint met zich te be
drinken, dan is dat toch niet te laat, het is niet zonder oorzaak dat
ik dit zeg, want de beide Pinksterdagen hebben bewezen, dat de
menschen na zich bedronken te hebben soms nog eenige dagen later
onbekwaam waren om hun werk te verrichten.
Wij kunnen niet voor zedenmeester tegenover den werkman spelen,
maar wij kunnen toch voor hem het kwaad zoo gering mogelijk
maken, en zouden met een dergelijke regeling veel van den verder-
felijken invloed van den sterken drank tegen gaan.
De heer Ordcker. Ik zou met een enkel woord willen onder
steunen wat door den heer Was gezegd is. De opmerking van dien
geachten spreker geldt niet alleen voor fabriekarbeiders, maar ook
voor andere werklieden. Er zijn allicht ambachten, waar de men
schen, hetzij altijd of somtijds, later dan 0 uur aan 't werk gaan.
Ik ben dus wel voor een latere opening van de tapperijen, maar
zou er toch eene beperking by willen voegen, nl. deze: dat de late
opening alleen geldt voor die lokalen waar sterke drank verkocht
wordt; doch aan koffiehuizen vergund wordt vroeger te openen, mits
zij dan geen sterken drank schenken. Immers ik meen dat het
voor den werkman van belang kan zijn dat hij 's morgens vroeg er
gens een kop koffie kan krijgen, of eene gelegenheid vindt om een
boterham te eten.
Eene dergelijke bepaling bestaat, meen ik, ook in andere gemeen
ten, dat nl. koffiehuizen te 5 of 6 uur 's morgens mogen openen,
onder voorwaarde dat bijv. vóór 8 uur geen sterke drank wordt ver
kocht. Het opnemen van eene zoodanige bepaling zou ik ook voor
Leiden wel in overweging willen geven.
De beer Was. Ik ben zoo dadelijk niet bereid de wijziging door
den heer Drucker voorgesteld over te nemen, oindat ik meen dat aan
eene dergelijke voorwaarde hier geene behoefte bestaat. Ik kan mij
begrijpen dat in groote gemeenten waar de werklieden veelal op
kamers wonen en builen hun huis het ontbijt gebruiken, zulk een
maatregel nut kan hebben. Maar hier zullen de meeste werklieden
wel uit hun eigen woning komen en daar ook 's morgens koffie drin
ken en hun boterham eten. Het zal, dunkt mij, hoogst zelden voor
komen, dal een werkman hier een herberg bezoekt om er zijn boter
ham te eten, wel om er een borrel te drinken. Buitendien geloof ik
dat het zeer moeielijk zal te controleeren zijn of er bij eene opening
te 5 of 6 uren, vóór 8 uur geen sterke drank geschonken wordt.
Dan zou men wel in elk lokaal een politieagent moeten plaatsen. Met
dien maatregel zullen wij dus, geloof ik, niet bereiken wat wij allen
willen, nl. den werkman die 's morgens naar zijn werk gaat, de ge
legenheid benemen dan reeds sterken drank te krijgen:
De heer Drucker. Ik zal niet ontkennen dat de controle eenigs-
zins moeielijk zal zijn, doch in andere gemeenten van denzelfdcn
omvang als Leiden en waar ongeveer dezelfde toestanden bestaan,
heeft men de bepaling welke ik aangaf, bijv. dat het algemeen ope
ningsuur is 8 uur, doch dat vergunning kan worden verleend om
vroeger te openen mits er vóór dien tijd geen sterke drank wordt
verkocht. Geschiedt dit wel, dan wordt de vergunning onmiddellijk
ingetrokken. Bepaalt men daarentegen dat vóór 8 uur 's morgens
geen enkel lokaal mag geopend worden, dan zouden zoogenaamde
volkskoffiehuizen ook niet vóór dien tyd mogen openen. Het zoude,
mijns inziens, werkelijk wat te ver gaan indien men het publiek
wilde beletten 's morgens voor 8 uur een kop koffie te kunnen
krijgen.
De heer Was. Ik weet niet of hier volkskoffiehuizen zijn. maar
wat ik bedoelde slaat alleen op tapperijen. Het kan mij niet schelen
of een koffiehuis desnoods den geheelen nacht geopend bljjft, mits
er dan geen sterke drank verkocht wordt. Wij kunnen art. 138 zoo
splitsen dat de door mij voorgestelde bepaling niet slaat op die in
richtingen waar alleen koffie of thee verkocht wordt.
De Voorzitter. Ik weet niet of de verandering die de heer Was
wil aanbrengen, wel tot het door hem beoogde doel zal leiden. En
wat het voorstel van den heer Van Hoeken betreft, ik meen dat de
aanneming daarvan meer kwaad dan goed zou doen. Ja, wanneer
er geen ander middel bestond om aan sterken drank te komen dan
in de tapperijen, dan zou zijn middel uitstekend werken. Maar wan
neer den werklieden belet wordt vóór zij naar het werk gaan een
kroeg binnen te loopen, dan zullen zij die daaraan gewoon zijn, een
voudig onder elkander een flesch drank koopen; hetzelfde wat wy
gezien hebben toen het sluitingsuur vervroegd werd. Wanneer het
werkelijk gebleken was dat het vroege openingsuur hier aanleiding
geeft tot misbruiken, dan zou ik de eerste zijn om te zeggen:
laten wij hel middel door den heer Was aangegeven probeeren;
maar lot nu toe is er mij niets van gebleken. Wat betreft het
voorbeeld door den heer Van Hoeken aangehaald, dat kennen wij
allemaal. De 2e Pinksterdag is zelfs eenigszins berucht; maar daaruit
blijkt voldoende dat er ook vóór dat de tapperjjen geopend zijn mid
delen zijn om aan sterken drank te komen: en hetzelfde wat men
zog bij vroegere sluiting, zal ook bij de latere opening toegepast
worden. Ik geloof, dat 't eerder tot vermeerdering dan tot vermin
dering van het gebruik zal leiden.
Het door den heer Drucker aangegeven middel wordt hier bij uit
zondering toegepast, o. a. bij het vertrekken van de stoombooten op
de Haven; ik heb daar vergunning gegeven om 'smorgens vroeg de
passagiers binnen te laten en koffie te schenken, maar er mag dan geen
sterke drank getapt worden.
De Engelschen hebben een spreekwoord, dat zegt»Let well alone"
Mij is geen misbruik, als een gevolg van de nu vastgestelde uren be
kend: maar als men er in gaat roeren, dan wordt 't erger. Ik geloof,
dat wy daarom 't beste doen om stil te laten rusten hetgeen nog niet
tot misbruiken aanleiding heeft gegeven.
De heer Was. Ik kan mij met het door u aangegeven argument
niet vereenigen. De grond van het verzoek is niet hierin gelegen,
dat ergerlijke tooneelen zijn voorgekomen, maar met het oog op een
mogelijke vermindering van het gebruik van sterken drank. En wy
zouden al wat gewonnen hebben, als wy de menschen niet in de
gelegenheid stelden reeds in den vroegen morgen borrels te drinken.
Het heeft mij ook getroffen in het rapport van den Commissaris van
Politie, dat hg vreest voor ergerlijke tooneelen op straat. Nu, als
dat gebeurde, dan zou de politie moeten optreden, en als men zegt,
dat zal niet baten want de menschen zullen met elkander een flesch
koopen, dan geloof ik toch, dat dit argument te veel bewijst. Op
dien grond zou men de geheele wet van 1881 kunnen intrekken
daar die wet evenmin kan verhinderen, dat men zich in huis bedrinkt.
Ik geloof ook niet, dat de werklieden daaf zoo licht toe komen. De
man vindt toch zijn vrouw thuis, en moet de flesch dan toch mee
thuis brengen, en ik geloof, dat die menschen niet zoo gauw zullen
coöpereeren om flesschen met sterken drank voor gezamenlijke reke
ning te koopen. Ik heb hier speciaal den werkman op het oog, die
in plaats van koffie gewoon is een borrel te nemen. De gelegenheid
om hem in de verleiding te brengen kunnen wij in ieder geval
beperken.
De Voorzitter. Vooreert is 't niet bewezen, dat 't algemeen is
onder de werklieden. Zij, die 't gewoon zijn, kunnen wij 't niet be-