50 trekkelijken post der begrooting voor 1891, geven wij Uwe Verga- i dering in overweging tot de vaststelling over te gaan van den hierbij overgelegden suppletoiren staat van begrooting, d«enst 1891, strekkende tot verhooging dier begrooting in ontvangst en uitgaaf met 634.96, als bruggelden ƒ511.80 en bijdrage van Rijnland f 123.16, in ontvangst Volgn. 41, Andere ontvangsten niet tot de vorenstaande behoorende en in uitgaaf Volgn. 89, Onderhoud van wegen en voetpaden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 166. Leiden, 16 Mei 1892. Naar aanleiding van de ten vorigen jare ook bij de behandeling van de begrooting aan de orde gestelde vraag of door uitmaling te Katwijk verbetering zoude kunnen worden gebracht in den toestand der grachten alhier, zijn wij met Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland in overleg getreden. Met de meeste welwillendheid heeft het Bestuur van Rijnland aan ons verzoek voldaan en ons in een uitvoerig schrijven, de noodige inlichtingen ter zake verstrekt. bat schrijven luidt als volgt: »In Uwen brief van 27 October 1891 n#. 925 werden wij verzocht ons gevoelen te willen zeggen over de vraag of door uilmaling te Katwijk verbetering gebracht zou kunnen worden in den toestand der grachten te Leiden, en werd ons voorts gevraagd of, en zoo ja, onder welke voorwaarden Rijnland's bestuur tot het doen werken van het stoomgemaal te Katwijk bereid zou zijn. Wat de eerste vraag betreft, zijn wjj van meening, dat deze toe stemmend beantwoord worden mag. Wij gronden die meening op het feit, dal door uitmaling tc Katwijk, het water in Leiden's grachten voor een goed deel door ander water vervangen worden zal. De loozing te Katwijk hetzij kunstmatig, hetzij natuurlijk zal toevloeiing tengevolge hebben van water uit den Rijn, uit het Oest- geester Kanaal en uit de Maandagsche wetering. Aangezien by het peil van 50 cM. A. P. de Rijn doorgaans een profil van 99 MJ heeft, en het Oestgeester Kanaal met de Maandagsche wetering te zamen een profil van slechts 83 M* hebben, zal dus de grootste helft van het te Katwijk geloosde water door den Rijn aangevoerd worden. Het water dat de Rijn aanvoert, wordt getrokken uit de Groote watering, de Wassenaarsche watering, de Korte wetering, de Veenwetering, den Waddinger Vliet, den Vliet, en voorts ook uit Leiden's grachten. Die zes wateringen, waaronder de Waddinger Vliet verreweg de voor naamste plaats inneemt, brengen te zamen ongeveer aan van de hoeveelheid water door den Rijn naar het stoomgemaal gevoerd; het overig wordt door Leiden's grachten aangebracht. Er kan dus worden gerekend, dat behoudens den invloed van weer, wind, verondieping vernauwing en dergelijke omstandigheden in een rond cijfer omstreeks één derde gedeelte van het water, dat te Katwijk geloosd wordt, uit Leiden's grachten komen zal. Dit cijfer nauwkeurig en met zekerheid te bepalen, is natuurlijk onmogelijk en met de gegeven globale berekening moet dus genoegen genomen worden. Deze echter, in verband met de algemeen bekende omstandigheid, dat natuurlijke loozing te Katwijk een stroom door Leiden's grachten veroorzaakt, die zeer merkbaar voor een ieder te bespeuren is, geeft o. i. recht om te beweren dat kunstmatige loozing te Katwijk, die zooveel krachtdadiger werkt dan de natuurlijke, een vrij grooten invloed op de waterverplaatsing in Leiden zal hebben. Tot staving daarvan wijzen wij U op den uitslag der onderzoekingen omtrent het zoutgehalte van het water te Leiden onlangs door Dr. Bak huis Roozeboom gedaan. Het zoutgehalte was tijdens de stremming der uitloozing te Katwijk in de maand October 11., op den 28sten dier maand geklommen tot het buitengewoon hooge cijfer van 4.36 gram per liter. Van den 27sten October af zijn de dagclijksche loozingen weder aangevangen, en daarna was het zoutgehalte op 2 November 11. gedaald tot 1.47 gram per liter, of tot ongeveer j! Er moet dus in die dagen minstens van het water te Leiden door ander water aan gevuld zijn. In die 7 etmalen van 27 October tot den middag van 2 November, is geloosd (langs natuurlijken weg) ruim 5 millioen M1 water. Die zelfde hoeveelheid zou dus hij kunstmatige loozing in 2 a 3 etmalen weggevoerd kunnen zijn. Door uitmaling met de machine gedurende 2 5 3 etmalen had men dus in de maand October 11. reeds vroeger dezelfde verversching van het stadswater kunnen krijgen, die iels later verkregen is door natuurlijke loozing; zelfs zou de ver versching dan nog beter zijn geweest, omdat zij in korteren tijd en met minder en kleinere tusschenpoozen geschied zou zijn. Hiermede meenen wij voldoende Uw eerste verzoek beantwoord te hebben, daar de vraag of de tijdelijke voordeelen van eene waterver- plaatsing in Leiden's grachten opwegen tegen de nadeelen der daaraan verbonden uitgaven, o. i. eerder ter beantwoording staat aan den Raad Uwer gemeente dan wel aan ons College. Wat de tweede vraag betreft, zoo antwoorden wjj, dat wjj volgaarne bereid zijn U ter wille te zijn. Daar echter de beslissing in deze aan gelegenheid (het werken eener machine buiten Rijnland's dienst) niet aan ons College, maar aan de Vereenigde Vergadering behoort, zoo kunnen wij niet anders doen dan beloven een voorstel bij de Ver eenigde Vergadering aan te brengen en te ondersteunen. De voorwaarden waarop het doen werken van het Stoomgemaal te Katwijk ten Uwen believe, naar ons oordeel zoude kunnen worden toegestaan zijn deze: 1°. de aanvraag tot het doen werken wordt zoo tijdig mogelijk schriftelijk gericht aan het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden, of bij spoedeiscbende gevallen aan den Dijkgraaf alleen; 2°. aan Dijkgraaf en Hoogheemraden wordt zonder eenig voorbe houd overgelaten om vrijelijk en zonder verantwoording te beslissen of de stand van het boezemwater in Rijnland, de stand van den IJssel voor Gouda, daar de loozing in den regel wel niet anders dan onder gelijktijdige waterinlating te Gouda zal kunnen geschieden de stand der zee vóór het Stoomgemaal te Katwijk, de staat van het gemaal zelf en van de bijbehoorende werken, de weersgesteldheid of welke andere omstandigheden ook, toelaten om het gemaal te doen werken 3°. de kosten worden door de gemeente gedragen en terugbetaald volgens door Dijkgraaf en Hoogheemraden op te maken opgaaf, die geacht wordt juist te zijn en dus zonder eenig voorbehoud geloofd en aangenomen wordt; 4°. de kosten bestaan: a. uit den prjjs van de gebruikte steenkolen, zoowel voor hel malen als voor bet aanleggen der vuren, berekend overeenkomstig de laatste door ons gehouden aanbesteding van steen kolen voor Katwijk; b. uit den prijs van de noodige smeermiddelen enz. en van hel loon voor Uet losse werkvolk, te zamen eens en voor goed vast te stellen op vijl' en twintig gulden (/25) per etmaal, zul lende een gedeelte van een etmaal voor een geheel berekend worden. Wat deze voorwaarden aangaat, zijn wij U enkele inlichtingen ver schuldigd. ad lum. Het beheer over Rijnland's boezem en de zorg dat, zoo mogelijk, hel noodige water aanwezig is voor waterinlating in de 223 polders onder het Hoogheemraadschap behoorende en voor de behoefte van de uitgestrekte boezemlanden, maakt natuurlijk dat Rijnland's be stuur nooit toestaan mag om den waterstand ten behoeve van eene enkele gemeente, al is die ook de gemeente Leiden, meer te verlagen dan de behoefte aan waterinlating voor de boezemlanden gedoogen kan. Wij twijfelen er dan ook niet aan, dat U met ons overeenstemmen zult, dal de beslissing over al of niet malen enkel by ons zal kunnen zijn. Daarenboven wenschen wij. aangezien Leiden juist in den zomer en dus in den moeielijksten tijd, het meest behoefte aan waierverversching heeft, U reeds nu te moeten wjjzen op de mo gelijkheid, dat wellicht meermalen eene eventueele aanvraag Uwerzijds, niet zal kunnen worden ingewilligd. ad Hum. Ter voorkoming van moeite en bezwaar gelooven wij vooraf te moeten overeenkomen, dat de opgaaf van de kosten die wij ten gerieve en ten behoeve Uwer gemeente uitschieten, niet bloot staan zal aan beoordeeling of bestrijding. Die bepaling is bij ons gebruikelijk en schijnt ons toe ook in hel onderhavig geval billijk te zijn, daar immers elke gedachte aan bevoordeeling onzerzijds uitgesloten is. ad Ilium. De kosten van het malen bcstaau behalve uit steenkolen, smeermiddelen enz., loon van los werkvolk (kolenkruiers, hulpstokers enz.), ook uit het gebruik van de machine en loon van het vaste per soneel. Deze beide laatste factoren laten wij geheel buiten rekening, omdat èn de machine èn hel vaste personeel onalhankelijk van bet malen ten Uwen gerieve toch ten laste van ons Hoogheemraadschap zijn. Wat de steenkolen aangaat, de prijs daarvan is in de laatste jaren te afwisselend geweest om eens en voor goed een vasten gemiddelden prijs aan te nemen, zoodat wij de voorkeur geven aan de bepaling, dat de prijs in rekening gebracht worden zal, die volgens dc laatste aanbesteding door Rijnland werkelijk betaald werd. Wat de smeermiddelen en bet loon van los werkvolk aangaat, kan gevoegeljjk een vast gemiddeld cijfer van 25 per etmaal aangenomen worden. Daar die kosten evenwel zoo goed als geene vermindering ondergaan, wanneer na enkele uren werkens de vloed het malen belet of de eb het malen overbodig maakt, moeten wjj op de betaling van de volle 25 aandringen, zelfs al is de machine minder dan één etmaal in werking geweest. Ten slotte dicne tot Uwe onderrichting, dat de machine te Katwijk geraamd wordt op een verbruik van zes en twintig ton steenkolen per etmaal. Het malen echter gedurende enkele uren zal natuurlijk, ten gevolge van de hoeveelheid kolen voor het inaalvaardig maken der machine verbruikt, een grooter steenkolenverbruik vereischen, dan het evenredig deel dier zes en twintig ton. Aangenaam zal het ons zijn met Uwe nadere inzichten in deze zaak bekend te worden, alvorens wij een voorstel doen aan de Vereenigde Vergadering, daar bet ons raadzaam toeschijnt, dal vooraf overeen stemming lusschen Uw en ons College verkregen is." Het Bestuur is alzoo van oordeel dat wel degelijk verbetering zoude kunnen worden aangebracht en wel op grond dat door uitmaling te Katwijk het water in de grachten voor een goed deel door ander water wordt vervangen, terwijl het zich bereid verklaart zoo noodig een voorstel bij de Vereenigde Vergadering aan te brengen en te ondersteunen om de machine te Katwijk, buiten Rijnland's dienst te doen werken. Inmiddels ligt het in den aard der zaak dat de kosten door de gemeente zouden moeten worden vergoed en dat alleen met bet gemaal zoude kunnen worden gewerkt, wanneer Rijnland's belangen zulks gedoogen, aangezien zulks afhankelijk is van allerlei omstandigheden als de stand van het boezemwater in Rijnland, de stand van den IJsel voor Gouda, de stand der zee vóór het stoom gemaal te Katwijk, de staat van het gemaal zelf, de weersgesteld heid enz. Op grond van een en ander zoude het wellicht meermalen kunnen gebeuren dat aan eene eventueele aanvrage om het stoomgemaal in het belang van de waterverversching te Leiden te doen werken, door het Bestuur van Rijnland niet zoude kunnen worden voldaan. De kosten van het malen bestaan uit de steenkolen, smeermiddelen enz. en loon van los werkvolk. Voor de steenkolen kan een vaste ge middelde prijs worden aangenomen gegrond op de laatst gehouden aanbesteding, terwijl voor de smeermiddelen en het loon van los werkvolk een vast bedrag van 25 per etmaal wordt bepaald. Het gebruik der steenkolen voor de machine te Katwijk wordt geraamd op eene hoeveelheid van 26 ton of 26000 kilo per etmaal waarvan de kosten alzoo zouden bedragen tegen een prijs van ƒ70 a J 75 per 10000 kilogram ongeveer 180 a ƒ200. Hierbij gevoegd de andere kosten bovenomschreven van 25, komt men tot een be drag van ruim 200 per etmaal. Het komt ons voor dat. ook met het oog op de onzekerheid of wel gewerkt kan worden op den tijd, waarin voor Leiden daaraan het meest behoefte beslaat, deze ongetwijfeld belangrijke uitgaaf niet wel gerechtvaardigd zoude wezen. Wel moet worden aangenomen dat by maling de toestand in de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 2