liE1!EENTERAAI) H\ LEIDEN, 49 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 163. Leiden, 24 Mei 1892. Hoewel door de leden van den Gemeenteraad geene amendementen zijn ingediend op ons ontwerp, betrekkelijk de vergoeding aan werk lieden in geval van ongelukken, opgenomen in de Ing. Stukken over 1892 p°. 73, danken wij aan de welwillendheid van den Voorzitter Uwer Vergadering en van ons medelid, Mr. Drueker. eenige opmer kingen, welke ons aanleiding gaven om in het oorspronkelijk ontwerp eenige wijzigingen te brengen. Het ontwerp, zooals het door ons nader gewijzigd is, luidt alsnu: 'a. In geval aan werklieden middellijk of onmiddellijk in dienst van de gemeente of van aannemers van gemeentewerken, een ongeluk moeht overkomen, dat betzij den dood. hetzij blijvende of tijdelijke onge schiktheid voor den arbeid tengevolge beeft, wordt door de gemeente aan den werkman of bij diens overlijden, tengevolge van het ongeluk aan de door hem nagelaten weduwe en verdere betrekkingen, wier ver zorger hij was, de volgende vergoeding uitgekeerd, met inachtneming van de hierna te bepalen voorschriften: Ingeval het ongeluk den dood tengevolge heeft/1000.voor eiken verongelukte ingeval het ongeluk levenslange geheele invaliditeit tengevolge heeft 1000.— bij gedeeltelijke 'invaliditeit naar verhouding, ter bepaling van Burg. en Welh.; ingeval het ongeluk tijdelijke onbekwaamheid tol werken tengevolge heeft, voor eiken werkdag, dat werken den getroffene onmogelijk is, lot een maximum van 180 dagen, ƒ1.behoudens verrekening, zoo mocht blijken, dat geheele of gedeeltelijke invaliditeit het gevolg van het ongeluk ware. b. Onder werklieden, bij het vorig artikel bedoeld, worden ook be grepen de onderbazen en opzichters bij het werk gebezigd. Werklieden in dienst der gemeente, die bij ongelukken reeds volgens de bestaande pensioenverordening op vergoeding aanspraak kunnen maken, hebben de keuze om die vergoeding te erlangen krachtens deze verordening of krachtens de pensioenverordening. c. Vergoeding wordt toegekend, wanneer het ongeluk plaats heeft: 1*. op het werk bij het verrichten van hiermede in verhand staande werkzaamheden 2°. bij het lossen of laden van voor het werk bestemde bouwstoffen of hulpmiddelen, of bij het vervoer van die bouwstoffen of hulpmid delen van of naar het werk, doch alleen voor zoover het ongeluk hij hei laden of lossen of het vervoer plaats heeft binnen den afstand van 5 kilometers van het werk. d. Is, ter beoordeeling en beslissing van Burg. en Weth., het ongeluk te wijlen aan den aannemer, tengevolge van ongeschiktheid, onbe kwaamheid of dronkenschap van werklieden bij hem in dienst of tengevolge van onvoldoend materiaal o/ van andere redenen, dan wordt door de gemeente op de aannemingssom de vergoeding gekort, of is dit niet meer mogelijk, op deu aannemer verhaald. e. Is, ter beoordeeling en beslissing van Burg. en Weth het on geluk uitsluitend te wijten aan de grove schuld van den werkman, dan beslissen Burg. en Weth. of de vergoeding al dan niet zal worden uitgekeerd. f. In alle bestekken wordt bepaald, dat de aannemers zich onder werpen aan de bepalingen dezer Verordening. g. Over alle geschillen uit deze Verordening of hare toepassing ont staande, beslissen Burg, en Weth Wij nemen de vrijheid de aangebrachte wijzigingen met een enkel woord toe te lichten. In litt. a al. 1 werd het woord «fabricagewerken" veranderd in «gemeentewerken". De opmerking, dat onder »fabricagewerken" niet begrepen zijn werken aan de Gasfabriek is juist en daarom wordt het ruimere be grip «gemeentewerken" in de plaats gesteld. In litt. a al. 1 worden de woorden «zijn naaste betrekkingen" ver vangen door de woorden «de door hem nagelaten weduwe en verdere betrekkingen, wier verzorger hij was.'' De uitdrukking: «naaste betrekkingen" zou in de uitvoering tot moei lijkheden aanleiding kunnen geven. De nu voorgestelde omschrijving doet duidelijk uitkomen, dat de weduwe van den getroffene ook tot zijne betrekkingen wordt gerekend, en tevens, dat de vergoeding aan de betrekkingen niet wordt uitgekeerd, tenzij de getroffene hun ver zorger was, In litt. a al. 5 kon de oorspronkelijke redactie, in strijd met onze bedoeling, tot de conclusie leiden, dat de door Burg. en Weill, vast te stellen som, voldoende om den getroffene voor eiken werkdag 1. uit te betalen, dadelijk zou moeten worden bepaald en in eens zou moeten worden uitbetaald. De gewijzigde redactie laat die door ons niet bedoelde gevolgtrek king niet toe. Wij meenden echter nu die tijdelijke uitkeering tot 180 dagen te moeten beperken, zooals in de elders tot stand gekomen Verordeningen wordt bepaald. Na verloop van dien tijd zal meestal de werkman hersteld zijn, en is dat niet het geval, dan zal moeten worden onderzochi, of het ongeluk geheele of gedeeltelijke invaliditeit tengevolge had en de verrekening moeten plaats hebben, In litt. c en d was niet voorzien het geval, dat het ongeluk plaats had op een werk buiten de gemeente Leiden. En toch worden verschillende gemeentewerken, zooals het onderhoud van den Hoogen en Lagen Rijn dijk, den Zijldijk, de Spanjaarsbrug, de Leiderdorpschebrug, den Oegst- geesterweg tot aan de Poelbrug enz buiten de gemeente verricht. De oorspronkelijke bepaling moest daarom worden uitgebreid lot werken, die van gemeentewege buiten de gemeente moeten verricht worden. Nu rees echter een ander bezwaar. Volgens ons ontwerp wordt de vergoeding niet alleen uitgekeerd, als het ongeluk plaats heeft op het werk, doch ook zoo den werkman een ongeluk overkomt bjj het lossen en laden van voor het werk bestemde bouwstoffen of hulpmiddelen en bij het vervoer daarvan naar of van het werk. Die uitbreiding wrenschen wij te behouden. Aangezien echter uit den aard der zaak de aansprakelijkheid van de gemeente niet mag worden uitgestrekt dan tot ongelukken, die voorvallen op de laatste plaats van lossing en lading buiten de ge meente gelegen, d. i. in de onmiddellijke nabijheid van onze gemeente en bij het vervoer van die plaats naar het werk en omgekeerd en derhalve behoorden te worden uitgesloten de ongelukken, voorval lende ver van het grondgebied dezer gemeente, al kwamen ze ook voor op de laatste plaats van lossing of lading, diende nader te worden aangewezen welke plaats als laatste plaats van lossing of lading werd bedoeld. In het oorspronkelijke ontwerp, dat alleen het oog had op werken, welke binnen de gemeente Leiden verricht werden, was die aanwijzing zeer gemakkelijk en kon worden volstaan met aanwijzing der Stations Leiden van de spoor- of tramwegen, daar bij vervoer te water de materialen altijd kunnen worden aangevoerd binnen de gemeente, in welk geval lilt. c toepasselijk zou zijn. Nu echter door de uitbreiding tot werken, verricht buiten de gemeente, ook voor deze werken de laatste plaats van lossing of lading moest worden aangewezen, waarvoor geene vaste plaats kan worden aange duid, (zooals wel kan geschieden als het werk binnen de gemeente wordt verlicht) kwam het ons wenschelijk voor de aansprakelijkheid van de gemeente voor ongelukken, voorvallende bij het laden en lossen en hij het vervoer van en naar het werk te beperken tot een bepaalden afstand buiten het werk, hetzij het werk binnen of buiten de ge meente plaats heeft. De bepaling van de grens moge eenigszins wille keurig zijn, doch vooreerst zal binnen die grens in den regel de laatste plaats van lading of lossing gelegen zijn en bovendien kan, naarmate de moeilijkheid der controle grooler wordt, de aansprakelijkheid der gemeente niet te ver worden uitgebreid. In litt. d (oud litt. e) zijn ingevoegd de woorden: «of van andere redenen", omdat hel ongeluk ook door de directe schuld van den aan nemer kan worden veroorzaakt. Litt. g (oud) wenschen w(j te laten vervallen. De vergoeding voor ongelukken door de gemeente uit te keeren is slechts cene tegemoet koming in de materieele schade. De werkman, die op andere wijze zich heeft verzekerd, zou, als de bepaling behouden werd, achterstaan bij den werkman, die zich daarvoor geene opoffering had getroost. Aan den Gemeeenleraad De Commissie voor de Huishoudelijke van Leiden. Verordeningen, C. Cock. F. Was. Fockema Andreae. N°. 16t. Leiden, 28 Mei 1892. Door den Directeur der Normaallessen ter opleiding van onder wijzers en onderwijzeressen voor Christelijke scholen is ons medege deeld dat is besloten ook de vrije- en ordeoefeningen der gymnastiek als leervak op te nemen, voorloopig alleen voor de mannelijke kweeke- lingen der eerste en tweede klasse. Tevens is verzocht om te dien einde eenmaal per week gedurende één uur, b. v. des morgens vóór 9 uren gebruik te mogen maken van het Gymnastieklokaal aan de Pieterskerkgracht. Blijkens bericht van den Directeur der Kweekschool voor Onder wijzers tevens heiast tuet de regeling van het onderwjjs in de gym nastiek, kan aan dit verzoek, zonder hinder voor de lessen der openbare scholen, tot wederopzeggens worden voldaan, terwijl het ook ons voorkomt dat er voor eene gunstige beschikking alleszins termen bestaan. Hoezeer er overigens o. i. geen aanleiding zoude wezen om voor het gebruik eene geldelijke vergoeding te vorderen, zoo behoort zulks echter te geschieden tengevolge van art. 3, derde alinea, der Wet op het Lager Onderwijs, waarbij is bepaald dal aan bijzondere scholen noch aan bijzondere inrichtingen tot opleiding van onderwijzers van wege de gemeente geldelijke bijdragen of eenige andere ondersteuning middellijk of onmiddellijk mogen worden toegekend, dan in de ge vallen en onder de voorwaarden in deze wet genoemd. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging aan den Directeur der Normaallessen ter opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen voor Christelijke scholen alhier lot wederopzeggens te vergunnen voor het onderwijs in de Vrije- en Ordeoefeningen der gymnastiek gebruik te maken van het Gymnastieklokaal aan de Pieterskerkgracht eenmaal 's weeks gedurende één uur, onder bepaling dat alle kosten van verlichting, verwarming, schoonhouden, bediening en eventueele schade aan gebouw of meubilair toegebracht door de gebruikers worden vergoed en door hen eene vergoeding aan de gemeente worde betaald van f 5 per jaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 165. Leiden, 23 Mei 1892. W(j hebben de eer U mede te deelen dat de kosten der bediening van de Spanjaardsbrug van Augustus tot en met December 1891 hebben bedragen 881.28, terwijl aan bruggelden in dien tijd is ontvangen een bedrag van ƒ311.80, een tekort opleverende van ƒ369.48. Hiervan komt voor rekening van het Hoogheemraadschap van Rjjnland 1/3 alzoo 123.16, zoodat ten laste van de gemeente bljjft een be drag van 246.32. Vermits bedoelde uitgaaf niet kan worden gevonden uit den be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 1