28 Middelstegracht, J. Kukler aan de Van-der-Wei'fstraat en A. De Klerk Woliers aan de Uiterstegracht, zijn op andere plaatsen hunne koop waren aan den man gebracht. Door Gebrs Dirkse is namelijk ongeveer dagelijks zoogenaamd markt gehouden op twee vaartuigen in den Ouden Singel aan de Oude Vest voor hun pakhuis, niet alleen voor boomvruchten en verder ooft. maar ook zoolang de productie zulks toeliet, van aardbeziën, terwijl daarvoor de Botermarkt is aangewezen. Eiken morgen van ongeveer 7 uren af werden de vruchten btj opbod verkocht. De on verkochte waar bleef in de schuilen en w erd gedurende den verderen dag verkocht aan de af en toe zich aanmeldende venters. Bij veel aanvoer van vruchten b. v. van appelen enz. schijnt ook op de straal aan de waterzijde te zijn uitgestald. Wel werden door de genoemde fruithandelaren ook aardbeziën op de Botermarkt ver kocht, maar die waren afkomstig van zoogenaamde doorjagers met schuiten uit Boskoop en Aalsmeer Deze markt werd viermalen soms driemalen 's weeks gehouden; de verkooping had plaats bij opbod en behalve aardbeziën, werden ook kruisbessen en kersen verkocht. Intniddels bepaalt de Verordening dat deze markt wordt gehouden des Dinsdags en Vrijdags van zes tot negen uren. Door de fruithandelaars G. Vellckoop en A De Klerk Wolters werd op ongeveer gelijke wijze zoogenaamd markt gehouden op hunne schuilen respectievelijk in de Middelste- en Uiierstegraehl, terwijl door Gebrs. Kukler, wier schuit in de Mare lag, de vruchten voor hunne woning werden uitgestald. Allen hebben in 1891 druk handel gedreven, zoodat er van achteruitgang en schade voor adressanten niets gebleken is. Alsnu ijjst de vraag of naar aanleiding van hel hier boven mede gedeelde thans reeds de lijd is gekomen om aan den Raad voor te stellen op zijn besluit van 20 November 1890 terug te komen. Eenige leden van ons College zijn van oordeel dat wijziging van de beslaande verordening eerst zoude moeten worden voorgesteld, wanneer de ondervinding mocht hebben aangetoond dal de Kalver markt geene geschikte plaats is voor de hier bedoelde markt, terwijl thans daarvan nog geen sprake kan wezen, nu de belanghebbende fruithandelaren van die plaats geen gebruik hebben willen maken, maar op andere wijze in hunne behoefte hebben voorzien. Huns inziens biedt de Kalvermarkt voldoende plaats voor de vier hier be doelde handelaren met hunne schuiten, wordende dan ook in het adres der bewoners van de Kalvermarkt gewezen op de groote ruimte welke deze zoowel aan de water- als aan de walzijde aanbiedt voor de overlading van de turf. De Kalvermarkt zal eerst werkelijk als markt moeten worden gebruikt alvorens een oordeel, op ondervinding gegrond, kan worden uitgesproken of zij al of niet daarvoor geschikt is. Hel mag, huns insziens, in geen geval worden gedoogd dal door adressanten de bestaande verordening wordt ontdoken door elders te markten dan alwaar zulks bij Verordening is voorgeschreven. Aan den anderen kant mag niet uit het oog worden verloren dat, hoezeer enkele onregelmatigheden mogen hebben plaats gehad, b v. dat driemalen op de Botermarkt is markt gehouden van aardbeziën enz. in plaats van twee malen, gelijk de Verordening van 1868 be paalt, de groote aanvoer van ooft geschiedt van builen de gemeente en dat van deze geen enkele schuit de liglplaats aan de Kalvermarkt heeft bezocht. Daaruit moet worden opgemaakt dat de bestrijders van de in 1890 aangenomen Verordening te recht hebben betoogd dat dergelijke inarkthandcl bezwaarlijk door verordeningen is te dwingen en dat men uiterst voorzichtig moet wezen met de verplaatsing van de een maal gevestigde markten. Overigens is het aan twijfel onderhevig of er inderdaad alhier slechts vier fruithandelaars gevestigd zijn. Als dat het geval was, zouden de vroeger tegen het markt houden op den Nieuwen Rijn ingebrachte bezwaren, wel achterwege zijn gebleven. Bovendien rijst de vraag of het verkoopen van vruchten uit de schuil, liggende vóór het woonhuis van den fruithandelaar, wel door den Kantonrechter zoude worden beschouwd als hel markten op eene daartoe niet aangewezen plaats, zelfs al stonden, bij enkele oogen- blikken van eenige drukte, enkele manden met appelen of dergelijke een paar uur op den wal. Een van beide moet het geval zijn óf de gewone aanvoer is achter wege gebleven en zijn onze fruithandelaren gedwongen geweest zeiven de vruchten te gaan halen óf de aanvoerders hebben hunne waar bij onze fruithandelaars moeten brengen als zij ze kwijt wilden raken. In elk geval blijkt dat men de Kalvermarkt niet kan gebruiken. Met bet oog op dit verschil van gevoelen in den boezem van ons College, zouden wij er hoogen prijs op stellen het nader advies van Uwe Commissie te mogen vernemen over de vraag of thans reeds aan den Raad zal worden voorgesteld, zijn in 1890 genomen besluit tot verplaatsing der oofltnarkl naar du Kalvermarkt in te trekken, dan wel of daarmede nog zal worden gewacht, met het oog op het feit dal door de belanghebbende lot dusverre geene proeve is ge nomen of die plaats voor de markt al of niet geschikt is. De betrekkelijke stukken zijn wederom hierbij gevoegd. Aan de Commissie van de Burg en Welh. van Leiden. Huishoudelijke Verordeningen alhier. Leiden, den Maart 1892. Naar aanleid ng van het bij Uw College gerezen verschil van ge voelen over de vraag, of reeds dadelijk aan den Gemeenteraad overeenkomstig ons advies van 9 Januari 11. zal worden voorge steld op zijn op 20 November 1890 genomen besluit lot verplaatsing van de ooftmarkt van den Nieuwen Rijn naar de Kalvermarkt terug te komen, en die markt op de oude plaats terug te brengen, dan wel of daarmede zal worden gewacht totdat zal gebleken zijn of de Kalvermarkt eene geschikte plaats voor de ooftmarkt is, verklaren wij ons gaarne bereid omtrent die zaak nader van advies te dienen. Al aanstonds merken wij op. dat de mededeeling in Uwe missive van 4 dezer, dat door de belanghebbenden van de Kalvermarkt als ooftmarkt geen gebruik gemaakt wordt, het beste bewijs is, dat de Kalvermarkt voor die markt geene geschikte plaats is. Immers de belanghebbenden en vooral met het oog op hen worden de marktplaatsen aangewezen komen niet op de Kalver markt, terwijl zij vroeger op den Nieuwen Rijn wel kwamen. Voor de geschiktheid eener marktplaats is het niet voldoende, dat de aangewezen plaats genoeg ruimte aanbiedt en in het algemeen voldoende gelegenheid geeft om handel te drijven hetgeen wij omtrent de Kalvermarkt niet kunnen toegeven in de allereerste plaats dient er op gelet te worden, of de belanghebbenden daar hun handel willen drijven. Willen zij dat niet en dit is ook volgens het oordeel van Uw College gebleken dan is die plaats als markt veroordeeld en hare ongeschiktheid bewezen. Juist daarom is het zoo gevaarlijk markten, die jaren lang op de eene of andere plaats hebben gebloeid, te verplaatsen en kunnen wij niet genoeg betreuren het Raadsbesluit in strijd met onze her haalde adviezen genomen om de ooftmarkt van den Nieuwen Rijn te verwijderen. •Eenige leden" wij veronderstellen de meerderheid van Uw College, achten hel voorbarig nu reeds op het in 1890 genomen be sluit terug te komen, met hel oog op de omstandigheid, dat de be- langhebbenden op de Kalvermarkt feitelijk niet gemarkt hebben, en derhalve omtrent de geschiktheid van de Kalvermarkt als ooftmarkt nog geen zuivere proef is genomen, daarbij betoogende, dat de Kal vermarkt als belanghebbenden maar wilden en zich niet elders voorzageneen uiterst geschikte plaats voor de ooftmarkt zoude zijn. Zij meenen, dat wijziging van de Verordening eerst dan zou moe ten worden voorgesteld, wanneer de ondervinding mocht hebben aangetoond, dat de Kalvermarkt geen geschikte plaats is voor de ooftmarkt. Wij durven tegen deze redeneering gerust voorspellen, dat die ondervinding nooit zal worden opgedaan, dood eenvoudig, om dat zooals die leden van Uw College zeiven verzekeren nu reeds gebleken is, dat de belanghebbenden van de Kalvermarkt niet gediend zijn en op andere wijze in hunne behoeften hebben voorzien. Al kan men de belanghebbenden bij stipte uilvoering der Verorde ning waaraan niet genoeg de hand schijnt gehouden te zijn verbieden om op andere plaatsen te markten, dan de Verordening aangeeft, men kan hen niet dwingen markt te houden op de bij de Verordening aangewezen plaats. Menige markt is vcrloopen, omdat men dwingende voorschriften ging maken, in strijd met het belang en de wenschen der belang hebbenden. En zoo is het ook gegaan met de ooftmarkt. Op grond van volgens onze meening vrij overdreven klachten van sommige ingezetenen verplaatste men de ooftmarkt van den Nieuwen Rijn, waar zij sinds jaren gevestigd en gezocht was, naar de Kalver markt, die de belanghebbenden voor hun bedrijf en handel onge schikt achten, zooals deslyds reeds in tal van adressen door belang hebbenden is te kennen gegeven. Dat het feit, dat de belanghebbenden van de nieuw aangewezen marktplaats geen gebruik maken, alleen aan hun onwil zou moeten worden toegeschreven en uit zucht om tegen het in strijd met hunne wenschen genomen Raadsbesluit te reageeren, kan moeilijk worden aangenomen. Als werkelijk de Kalvermarkt eene geschikte marktplaats voor de belanghebbenden was, zou er voor hen, die vroeger gaarne van den Nieuwen Rijn als marktplaats gebruik maakten, geene enkele reden zijn om hun handel vóór of in hunne pakhuizen dus op ver spreide plaatsen in de gemeente te gaan drijven. Zonder twijfel moet daardoor aan hun bedrijf groote schade wor den toegebracht, daar zij nu missen den toevloed van eene groote menigte afnemers, welke alleen eene markt kan aanbieden en zij ge duldig moeten afwachten, wie der afnemers zich bjj hen zullen aan melden. Dat die meening niet ongegrond is, wordt bewezen door het request van eenige belanghebbenden, kort na het Raadsbesluit tot verplaat sing der markt ingediend. Was het voor de zoogenaamde tusschen- handelaars voordeeliger hun handel te drijven vóór of in hunne pak huizen, dan zouden zij zeker niet hebben aangedrongen op herstel van de vorige markt, en zoo de Kalvermarkt voor hun bedrijf ge schikt was, zouden zij zonder twijfel aan die plaats de voorkeur ge geven hebben boven de plaats, waar tegenwoordig hun handel schijnt gedreven te worden. Doch al ware dit anders, het1 komt ons voor, dat ten onrechte door de meerderheid van Uw College wordt betoogd, dat in deze gemeente slechts vier fruithandelaars zouden zijn, die bij de markt belang hebben. Terecht wordt door de minderheid in Uw College twijfel geopperd aan de juistheid dier stelling. Inderdaad toch zijn niet alleen belang hebbenden by de markt de vier groote tusschenhandelaars hier ter stede, doch alle verkoopers, die met schuiten de vruchten van buiten aanvoeren. En daardoor vervalt dan ook de waarde van het betoog, dat de Kalvermarkt voldoende ruimte aanbiedt voor de schuiten der vier fruithandelaren. Waren er slechts vier fruithandelaren en moest der halve de Kalvermarkt slechts aan ongeveer vier schuiten plaats ver schaffen, dan zou wellicht de Kalvermarkt uit dien hoofde geschikt te noemen zijn. Nu de markt echter plaats moet geven aan tal van andere verkoopers, die van buiten de vruchten aanvoeren, is veel groolere ruimte noodig dan de Kalvermarkt aanbiedt, te meer nu de plaats dikwerf door turfschepen wordt ingenomen. Dat de ooftmarkt eene grootere ruimte vereischt, dan de Kalver-, markt aanbiedt, is trouwens voldoende gebleken, toen de markt aan den Nieuwen Rijn gevestigd was en zich uitstrekte van de Westland-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 2