21 INGEKOMEN STUKKEN. N". 73. Leiden, 14 Maart 1892. Onder overlegging van de rapporten van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen omtrent ons voorstel betrekkelijk de verzekering van werklieden tegen ongelukken, geven wij Uwe Ver gadering in overweging tot de behandeling van de zaak over te gaan. Tevens kunnen wij mededeelen dat in ons voorstel van 45 Mei jl. (Ing. Stukken n°. 134 van 1891) eenige woorden zijn omgezet en wel in punt n*. 1 van de conclusie, het behoort te luiden: 1°. ons te machljgen om voorlaan in de bestekken, die daartoe naar ons oordeel aanleiding geven, aan den aannemer de verplichting op te leggen alle in dienst te stellen onderbazen, opzichters, werk lieden enz., niemand uitgezonderd, te verzekeren tegen ongelukken, bekomen bij of op het aangenomen werk, overeenkomstig door ons College goed te keuren bepalingen enz. enz. Aan den Gemeenteraad. Burg. en VVetb. van Leiden. Leiden, den 3den Februari 1892. Bij missive van den Gemeente-Secretaris dd. 28 December 1891 werd ons bericht, dat naar het oordeel van Uw College de conle- renlie, welke wij de eer hadden op 30 iNovember II. met U te hou den over de verzekering van werklieden tegen ongelukken, tot geen afdoend resultaat heeft geleid en dat Uw College van onze Commissie een nader rapport afwacht, ten einde daarna de zaak bij den Raad aanhangig te kunnen maken. Aan die uitnoodiging gevolg gevende, meenen wij te kunnen vol staan met, onder verwijzing naar ons schrijven van 3 November 11., waarin wij de redenen ontvouwden, waarom wjj ons met Uw voor stel niet kunnen vereenigen, onze afwijkende meening in cene be paalde conclusie te formuleeren. Wij geven daarom den Gemeenteraad in overweging; I. niet aan te nemen het voorstel van het Dagelijksch Bestuur dd. 2b Mei 1891 (Ing. St. n°. 134), betrekkelijk het verzekeren tegen invaliditeit en ongelukken van werklieden, werkzaam bij aannemin gen voor de gemeente of in dienst van de gemeente; II. omtrent dit onderwerp het volgende besluit te nemen: a Ingeval aan werklieden middellijk of onmiddellijk in dienst van de gemeente ol' van aannemers van fabricagewcrken voor de gemeente, een ongeluk mocht overkomen, dat hetzij den dood, hetzij blijvende of tijdelijke ongeschiktheid voor den arbeid tengevolge heeft, wordt door de gemeente aan den werkman of bij diens overlijden tenge volge van het ongeluk aan zijne naaste betrekkingen de volgende vergoeding uitgekeerd, met inachtneming van de hierna te bepalen voorschriften Ingeval het ongeluk den dood tengevolge heeft f 1000 voor eiken verongelukte, ten behoeve van diens naaste betrekkingen; ingeval het ongeluk levenslange geheele invaliditeit tengevolge heeft 1000; bij gedeeltelijke invaliditeit naar verhouding, ter bepaling van Burg. en Weth.; ingeval het ongeluk tijdelijk onbekwaamheid tot werken tenge volge heeft, eene door Burg. en Weth. te bepalen som, voldoende om den getroffene voor eiken werkdag, dal werken hem onmogelijk is, I uit te betalen, behoudens verrekening, zoo later mocht blij ken, dat geheele of gedeeltelijke invaliditeit het gevolg van -het on geluk ware. b. Onder werklieden, bij hel vorig artikel bedoeld, worden ook be grepen de onderbazen en opzichters bij bet werk gebezigd. Werklieden in dienst der gemeente, die bij ongelukken reeds vol gens de bestaande pensioenverordening op vergoeding aanspraak kunnen maken, hebben de keuze om die vergoeding te erlangen krachtens deze verordening of krachtens de pensioenverordening. c. Vergoeding wordt toegekend, wanneer het ongeluk binnen de gemeente Leiden plaats heeft: lu. op het werk bij het verrichten van hiermede in verband staande werkzaamheden; 2°. bij het lossen of laden van voor het werk bestemde bouw stoffen of hulpmiddelen, of bij het vervoer van die bouwstoffen of hulpmiddelen van of naar het werk. d. Vergoeding wordt toegekend, wanneer het ongeluk buiten de gemeente Leiden plaats heeft, doch alleen voor zoover het lossen of laden van voor het werk bestemde bouwstoffen of hulpmiddelen plaats heeft op de Stations-Leiden van de spoor- of tramwegen en bij het vervoer tusschen de stations en de grens der gemeente Leiden. e. Is, ter beoordeeling en beslissing van Burg. en Weth het on geluk te wijten aan den aannemer, tengevolge van ongeschiktheid, onbekwaamheid ol dronkenschap van werklieden hij hem in dienst of tengevolge van onvoldoend materiaal, dan wordt door de gemeente op de aannemingssom de vergoeding gekort, of, is dit niet meer mogelijk, op den aannemer verhaald. f. Is, ter beoordeeling van Burg. en Weth., het ongeluk uitslui tend te wijten aan de grove schuld van den werkman, dan beslissen Burg. en Weth. of de vergoeding aan den getroffene of zijne betrek kingen al dan niet zal worden uitgekeerd. g. Burg. en Weth zijn bevoegd de bij deze verordening vastge stelde vergoeding geheel of gedeeltelijk in te houden, wanneer hun blijkt, dat de getroffene of bij overlijden zijne rechtverkrijgenden reeds op andere wijze, krachlens overeenkomst of de wet, recht hebben hunne schade op anderen te verhalen. In die gevallen zijn Burg. en Weth. echter bevoegd den getroffene of zijne rechtverkrijgenden voorschotten te verstrekken ten hoogste tot het bedrag der bij deze Verordening vastgestelde vergoeding, onder voldoende waarborgen, dat die voorschotten later uit de door anderen uit te betalen vergoeding aan de gemeente worden terug betaald. h. In alle bestekken wordt bepaald, dat de aannemers zich onder werpen aan de bepalingen dezer Verordening. t. Over alle geschillen uit de Verordening of hare toepassing ont staande, beslissen Burg. en Weth. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie voor de Huishoudc- alhier. lijke Verordeningen. Aan HH. Burg. en Weth. alhier. De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen heeft met be langstelling kennis genomen van het voorstel betrekkelijk het ver zekeren legen invaliditeit en ongelukken van werklieden, werkzaam bij aannemingen voor de gemeente of in dienst van de gemeente. Zij kan zich volkomen vereenigen met het beginsel, waarop deze voordracht steunt, dat het voor den werkgever plichtmatig is te zorgen, dat zijne werklieden of hunne betrekkingen door een onge val niet plotseling broodeloos worden en althans eenige tegemoetko ming erlangen in de materieele schade, hun door dat ongeval be rokkend. Is de gemeente, als werkgeefster, krachtens dalzelfde beginsel ver plicht de werklieden die rechtstreeks door haar worden aangesteld en bezoldigd, bij ongevallen, die hun in dienst der gemeente treffen, tegemoet te komen, het ligt evenzeer op haar weg er voor te waken, dat de werklieden, die gebruikt worden voor aangenomen gemeente werken bij ongelukken dezelfde tegemoetkoming verkrijgen. Immers al moge de gemeente bij aangenomen werken niet recht streeks dc werkgeefster zijn, en derhalve tusschen haar en de door den aannemer gebezigde werklieden geen rechtsband bestaan, feitelijk wordt toch hel werk verricht ten behoeve en voor rekening van de gemeente, en daarom rust op haar de zedelijke verplichting te zorgen dat die werklieden bij ongevallen op dezelfde wijze bejegend worden alsof zij rechtstreeks in dienst van de gemeente waren. Het is bekend, dat dit doel op verschillende wijzen kan worden bereikt. Vooreerst, zooals in de gemeenten 's Gravenhage en Amsterdam en door het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid is voor geschreven, dat in de bestekken den aannemer de verplichting wordt opgelegd de werkliden bij eene solide Maatschappij tegen ongelukken en invaliditeit te verzekeren. Of, zooals te Rotterdam is aangenomen, dat den aannemer bij on gelukken ten behoeve van de werklieden zeker bedrag op de aan nemingsom wordt gekort. Of, zooals bij de behandeling der zaak te Rotterdam in overweging gegeven is, dat de gemeente rechtstreeks zich tegenover de werk lieden tot uitkeering der vergoeding verplicht. Welk van deze stelsels wordt aangenomen, hetzij de aannemer tot verzekering verplicht wordt, hetzij hem bij niet verzekering' zijner werklieden de vergoeding wordt gekort op de aannemingsom, in elk geval zal het de gemeente zijn, welke de vergoeding betaalt, daar de voorzichtige aannemer met het gevaar voor ongelukken rekening zal houden en zijne inschrijving met een bepaald bedrag voor die kans zal verhoogen. Om deze reden is onze Commissie van oordeel, dat het verreweg de voorkeur zou verdienen, het laatste stelsel aan te nemen en de vergoeding rechtstreeks door de gemeente te doen betalen. Vooreerst, omdat dit financieel voor de gemeente voordeeliger zal zijn. Dan toch zal de gemeente de vergoeding alleen te betalen hebben, als er werkelijk een ongeluk bij gemeentewerken plaats grijpt, terwijl bij toepassing van een der andere stelsels de gemeente altijd, ook zonder dat er ongelukken voorkomen, schade zal lijden door de verhoogde aannemingsommen, j De ervaring leert, dat die ongevallen zeldzaam voorkomen, zoodat vermoedelijk het financieel nadeel voor de gemeente, wanneer zij zich rechtstreeks tegenover de werklieden verplicht, niet groot zal zijn. Ten andere, omdat bij aanneming van het eerste stelsel zooals door Burg en Weth. wordt voorgedragen, het Gemeentebestuur zal moeten beslissen over de soliditeit van deze of gene verzekerings maatschappij, wat naar het oordeel van onze Commissie minder wenschclijk is. Eindelijk en dit is tegen het eerste stelsel ons voornaamste bezwaar omdat dit stelsel den werklieden minder waarborgen aanbiedt voor vergoeding en vooral voor dadelijke vergoeding bjj on gevallen. Daargelaten nog het juridicke bezwaar, dat tusschen de verzeke ringsmaatschappij en de gemeente geen rechtsband ontstaat, allerlei strenge bepalingen in de polissen dier maatschappijen opgenomen kunnen veroorzaken, dat bij geschil tusschen den aannemer en de maatschappij de werklieden op de vergoeding al te lang moeten wachten of geheel daarvan verstoken blijven. Dit bezwaar kan alleen voorkomen worden, als de gemeente de werklieden van den aannemer als hare eigene werklieden beschouwt en derhalve zelve de vergoeding uitbetaalt, zij hel dan ook, dat de gemeente in sommige gevallen, waarin ook de verzekeringsmaat schappij rechtens tot geene vergoeding verplicht zou worden, de schade op den aannemer zou moeten kunnen verhalen. Wij hebben hier het oog op het geval, dat het ongeluk veroor zaakt is door de schuld van den aannemer, tengevolge van onge schiktheid, onbekwaamheid, invaliditeit, dronkenschap van den werk man, of tengevolge van onvoldoend materiaal. In beide gevallen behoort de aannemer de schade te dragen. In het eerste geval, omdat de aannemer, niet de gemeente, het werkvolk in dienst neemt, en moet zorgen, dat ongeschikte of dron ken werklieden van het werk geweerd worden. In het tweede ge val, omdat de aannemer, die trouwens reeds door de Strafwet voor onvoldoend materiaal aansprakelijk wordt gesteld, alle schade, door zijn eigen schuld veroorzaakt, volgens de beginselen van bet burger lijk recht te dragen heeft. De vraagt rijst, of de vergoeding aan den werkman of bij diens

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 1