50 om de laagste inschrijver te zijn, zouden volgens mijne bewering, de aannemers liever de risico van schade loopen dan zich de kans zien ontloopen om een werk te krijgen. Aan dit suslenu blijf ik vasthouden. Er kan dan ook niet gesproken worden van ecne verhooging van de aannemingssom, eenvoudig omdat de verhooging voor verzekering niet plaats heeft. De heer Van Lidth de Jeude M. d. V.! Ik wil even doen opmerken, dat de cijfers ons door den heer Cock omtrent Rotterdam medege deeld, mij ook eenigszins vreemd voorkomen. Wij hebben echter hier ter plaatse ook enkele cijfers waar wij rekening meê moeten houden. Zoo straks is ons nl. medcdecling gedaan van het aanbod der eenige maatschappij in Nederland om voor alle gevallen eene verzekering te sluiten tegen eene premie van 1/2 pCt. Stel dat wij dit hadden gedaan bij den bouw der Gehoorzaal, waarvan de aanne mingssom bedroeg 150000, dan zouden wij daarvoor aan premiën hebben moeten betalen f 750 dus minder dan één ongeluk met doodelijken afloop ons zou hebben gekost. Men behoeft ook niet bij elk werk te assureeren, alleen bij de meer gevaarlijke. De heer Drucker. M. d. V.! Een enkel woord over het aparte fonds, dat ik volgens de vorige geachte sprekers zou willen oprichten. Dat is niet mijne bedoeling geweest. Mijn denkbeeld was eenvoudig om elk jaar op de begrooting een zekere som te brengen als assuran tiepremie voor dat jaar, dit bedrag, als het niet wordt uitgegeven, te brengen bij ons kapitaal en dan bij voorkomende ongelukken daaruit eene uitkeering te geven. Natuurlijk zou de kas der gemeente in bijna alle gevallen wel voldoende zijn om die schadeloosstelling te betalen, en anders zijn er middelen genoeg oin die kas aan te vullen. Maar het geldt hiel de quaeslie, hoe men de uilgaaf zal dekken, uit de gewone inkomsten of uit eene leening. Ik kan verder niet medegaan met den heer Van Lidth de Jeude wanneer hij bij hel verzekeren der werklieden onderscheid wil maken tusschen gevaarlijke en minder gevaarlijke werken. Bij het allereenvoudigste werk toch, waaraan oogenschijnlijk volstrekt geen gevaar is verbonden, kan iemand een ongeluk treffen, evengoed als bij een gevaarlijk werk. Welk stelsel wij nu kiezen, r.aar mijne raeening moet de werkman bq alle gemeentewerken verzekerd zijn Wanneer ik ten slotte medega met het stelsel der Commissie, ondanks ik niet overtuigd ben dat mijne bezwaren daartegen onge grond zijn, dan doe ik dit vooral om juridische redenen, omdat ik met de Commissie geloof, dat alleen daardoor den werkman voldoende zekerheid wordt verschaft. Uit dat oogpunt verdient het stelsel der Commissie verre de voorkeur boven dat van het Dagelijksch Bestuur; dat is het hoofdmotief, dat er mq toe brengt vóór het eerstgenoemde te stemmen. De heer Cock. M. d. V.! Een enkel woord om den heer Drucker te bedanken voor zijne nadere explicaties. Ik had hem niet goed be grepen, en ik meende, dat hij ook een apart fondsje wilde stichten Ik zie nu, dat ik mij vergist heb. Wat de cijfers van Rotterdam betreft, ik kan ze niet verdedigen, want ik heb daartoe de noodige gegevens niet. Ons stelsel is te Rotterdam niet aangenomen, maar de bedoelde cijfers zijn daar niet onverwacht in de Vergadering geworpen, zooals ik hier gedaan heb, maar zij zijn eerst aan twee Coinmissiën schriftelijk medegedeeld, die ze niet betwist hebben, ofschoon er in de Commissiën genoeg be kwame mannen waren, welke ze nauwkeurig konden onderzoeken. Ze kunnen dus zoo onbetrouwbaar niet zqn. En als ze niet juist zqn, dan zqn er naar mqn inzien al zeer weinig zaken in Nederland, waar men zeker van kan zijn. De heer Was. M. d. V.! Ik wil nog eene enkele opmerking maken over de Rotterdamscbe eijfers. De beer Cock heeft gezegd: lk kan ze niet verdedigen. Ik kan 'l evenmin, doch wijs er met den heer Cock op, dat ze in Rotterdam door niemand zijn tegengesproken De heer Drucker merkt op, dat als de assurantie-premies zoo hoog waren, er ook meer percenten door de maatschappij zouden worden uitge keerd. lk kan my met die argumentatie niet geheel vercenigen. Zij zou opgaan, als de gemeente Rotterdam al die jaren, waarover de statistiek loopt, hare werklieden verzekerd had, doch dit is niet het geval geweest. Men heeft zich in Rotterdam alleen afgevraagd, wal zouden wq betaald hebben, als wij verzekerd waren geweest. De eerste Nederlandsche maatschappij is ook nog maar in haar begin, en dal zij zoo weinig uitbetaalt, schrijf ik hier aan toe, dat deze wijze van verzekering nog niet zoo algemeen wordt toegepast. Ge schiedde 't ook in andere gemeenten en waren de Rotterdamscbe werklieden bij haar verzekerd geweest, dan zouden de dividenden zeker aanzienlijk booger zijn geweest. De heer Drucker. Wanneer dat mijn eenige argument geweest ware, dan zou de heer Was gelijk hebben. Doch ik voerde ook andere redenen van twijfel aan. En wanneer de heer Cock vraagt waarom te Rotterdam niemand die cijfers heeft bestreden, dan gis ik, omdat niemand in staat is, andere cijfers er tegenover te stellen. De heer Cock. Maar dat laatste is zelf ook ik den Rotterdamschen Raad niet geschied. De heer Was. Het laatste argument van den heer Drucker gaat bij mij niet heelemaal op. Er wordt aan die soort van verzekeringen nog te weinig gedaan, dat bet voor buitcnlandsche maatschappijen de moeite waard zou zijn om er in ons land veel werk van te maken. Vandaar dat men niet in het bezit van andere cijfers kan zijn. En als hel waar is dat hier te lande ook door buitenlandsche maatschappijen geassureerd wordt, dan heeft ook deze maatschappij de concurrentie van alle buitenlandsche maatschappijen ondergaan. Concurreeren de buiten landsche maatschappijen werkelijk nu reeds met de eerste Neder landsche dan is ook onjuist wat de heer Cock heeft gezegd, dal er geen keus zoude zijn, want er bestaat dan juist veel keus en derhalve ook het gevaar om in handen van minder solide maatschappijen te vallen. De heer Cock. Wanneer ik zeg dat er weinig keus is in deze Verzekerings-Maatschappijeu, althans hier te lande, dan doe ik dit op autoriteit van Mr. De Jong, wiens artikel ik heb aangehaald. De heer Fockema Andreae. Wanneer er inderdaad veel zal worden geassureerd bij vreemde Maatschappijen, dan klemt ons argument des te nicer. De werklieden toch zijn veel beter gewaarborgd wanneer zij van de gemeente Leiden zelf c. q. eene uitkeering hebben te vorderen, dan wanneer zij terecht moeten komen bij eene buiten landsche Maatschappij De Voorzitter. Ik zal mij nog slechts eene enkele opmerking ver oorloven; de quaeslie is tamelijk wel van alle zijden bezien. Vooraf wenscli ik nog te constalecren dat de Commissie voor de Huishou delijke Verordeningen en het Dagelijksch Bestuur in deze lijnrecht tegenover elkander slaan. Wij zullen nu moeten kiezen tusschen het stelsel van assureeren of niet assureeren. De Commissie beweert dat de gemeente door aanneming van ons stelsel financieel schade zal Iqden door hel betalen der premiën, die wq zullen besparen wanneer de gemeente de verplichting tot uitkee ring op zich neemt wanneer er ongelukken voorkomen. Naar mijne bescheiden meening hadden alle betoogen die wij omtrent deze quaeslie hebben gehoord gerust achterwege kunnen blijven. Het is volstrekt onmogelijk dal vooraf te zeggen. Heden morgen heb ik toevallig de quitanlie voor de verzekering van mijn meubilair enz. bij eene onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij, ontvangen. Ik kwam toen eerst tol de ervaring dat ik dat bedrag in mijn zak had kunnen houden, wanneer ik mij over 1 ö91 niet ge assureerd had Tol precies hetzelfde resultaat zullen wij komen, wanneer na afloop van eenig aangenomen werk blijkt, dat daarbij geene ongelukken zijn voorgekomen. Maar men betaalt juist de premie om zekerheid te hebben, dat men slechts eene geringe som zal hebben te betalen, in het geval dat er een ongeluk gebeurt. Nu moge hel overdreven genoemd worden te deuken aan onge lukken waarhij 10 a 12 mensclien in eens hun leven verliezen, maar toch de mogelijkheid is nooit uitgesloten. Ik deel ten volle het argument van den heer Van Lidth de Jeude; en zelfs ais het leven van slechts één werkman verloren gaat, dan is de eene uitkeering die daardoor noodig wordt, zoo groot, dal daarmede assurantie-premiën voor verscheiden groote werken hadden kunnen worden betaald. En zijn wij in zulk een geval niet geassureerd, dan slaan wij ook voor de mogelijkheid in eens f 10000 te moeten uilkceren. Ik dacht dat ik den naam had van lichtvaardig over groote uitgaven te denken, en dat de heeren Fockema Andreae en Cock daarentegen den naam hadden van de bij uitnemendheid zuinige en bezuinigende mannen te zijn Ik was dus niet weinig verbaasd uit hun mond te hooren dat wij rijk genoeg zijn voor dergelijke eventualiteiten! Ik deel dat gevoelen niet! Wij zijn niet rijk genoeg om 10 a 12000 te beta len, wanneer wq kunnen volstaan met de daarvoor noodige assurantie premie te storten. Men heeft, wat de juridische bezwaren tegen ons stelsel aangaat, een verschrikkelijk zwaj-l tafreel opgehangen van de Verzekerings-Maatschappijen, hunne lastige bepalingen, chicanes enz. De heer Fockema Andreae heeft in de vorige vergadering gezegd, dat ik veel scheen te doen gehad te hebben met ideaal goede mensclien; hij schijnt veel te doen gehad te hebben met ideaal slechte mensclien. Misschien is dat nog een indruk dien hij heeft behouden uit den lijd toen hij Rechter van Instructie was. Maar ik zie niet in, dal men van de stelling moet uitgaan, dat ecne Maatschappij er zich in 't bijzonder op zal toeleggen om zich te onttrekken aan hare verplichtingen. Er beslaat nog geen statistiek over processen ter zake van verzekering van werklieden tegen on gelukken, maar wel over assurantiën in 't algemeen, En geeft die nu aanleiding om te zeggen, dat de assurantie-maatschappijen belmo ren tol die instellingen, welke trachten zich bij voorkeur aan hare verplichtingen te onttrekken? De co.uranten geven in den regel vrij uitvoerige verslagen over rechtzaken; ik ben gewoon die rubriek vrij trouw te volgen en lees dus ook de enkele processen welke op assuranlie-quaestie betrek king hebben; kan men nu met eenigen grond zeggen dat daar uit blijkt dat het altijd chicanes zijn, die van de zijde der Assurantie- Maatschappijen worden gemaakt? lk geloof daarom niet dal men het recht heeft a priori aan te nemen, dat dit speciaal van de Maat schappijen, waarover wij nu spreken, te wachten zal zijn. Men heeft nu tal van moeilijkheden geopperd, waarvoor de Maat schappijen zullen kunnen worden geplaatst; het middel dat de Com missie daartegen heeft uitgedacht, komt mij voor wel gemakkelijk te zijn, behalve alleen in de praktijk. Vooraf merk ik op, dat de Maat schappij, die om eenige reden weigert te betalen, de gegrondheid van hare weigering zal hebben te bewijzen. Op haar rust de bewijslast en dat is inderdaad voor haar geen geringe last. Al die moeilijk heden nu, waarvoor een Assurantie-Maatschappij kan worden gesteld, wil men thans naar Burg. en Weth. overbrengen. Wij zijn natuur lijk hoogst vereerd met die opdracht, maar zouden toch liever zien, dat zij bleef waar zij thuis behoort, nl. bij de Verzekerings Maat schappij. Ik ben geen jurist, en de heeren mogen er mij op attent maken indien mijne bewering omtrent den bewijslast onjuist is. Ik dank dus voor de eer, die men ons heeft toegedacht. Ik zal over de quaeslie van Rotterdam niet veel spreken. Het slaat in verband met hetgeen, waarmee ik begonnen ben: men weet niet vooraf wat er zal gebeuren, en daarom verzekert men zich vooraf. Als ik rnij niet vergis, dan zijn juist in de jaren, waarover die cijfers loopen, de meeste groote werken te Rotterdam uitgevoerd ge worden. Het is dus geen wonder, dal men tot die hooge cijfers is gekomen, daar men in dien tijd meer werklieden dan gewoonlijk in dienst bad. Het gunstige resultaat is nu zeer aangenaam voor de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 8