46 De lieer De Sturlek. Ik kan nog mededcelen dat de Kamer van Koophandel zich inet ditzelfde punt heeft beziggehouden. VVij hebben ons gewend tot den Provincialen Ingenieur, die ons berichtte dal er niets aan te doen was. De staatsspoor schijnt niet geneigd 0111 de brug te veranderen, zeker 0111 de meerdere kosten. De beraadslaging wordt gesloten, en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. besloten. XIII. Verzoek van de Besturen van Mathesis en de Praktische Ambachtsschool, om kosteloos gebruik van de Gehoorzaal. (Zie Ing. Sl. n°. 86.) De Voorzitter. Ik heb hierbij nog mede te deelen, dat de Be sturen hebben verzocht de Gehoorzaal te mogen gebruiken op 28, 29 en 30 April, in plaats van op 21, 22 en 23 April, zooals zjj eerst hadden gevraagd. Het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming toegestaan. XIV. Idem van P. R. Wienhoven, om een sloep te leggen aan den Stationsweg. (Zie Ing. Sl. n°. 88.) Le heer Verster van YVulverhorst. M. d. V.! Ik heb in loco een onderzoek ingesteld, waarbij mij is gebleken dal de voorgevel van hel buis van den heer Wienhoven aanmerkelijk vooruit springt in de rooilijn der daarnaast slaande huizen. Ik moet veronderstellen dal hij daartoe bevoegd is, maar hel gevolg is nu dat de twee hoornen die voor zijn huis slaan, en welke naar ik meen indertijd door de gemeente zijn geplant en dus gemeente-eigendom zijn, reeds aanmer kelijk zijn ingesnoeid. Voor de te leggen sloep die toch zeer zeker wel binnen de be slaande rooilijn zal moeten blijven, schiet nu weinig plaats over, doch wat hij aan zijn stoep verliest, heeft hij aan ruimte in zijne woning gewonnen. Ik betwijfel of het leggen der stoep zal kunnen geschie den zonder de beide boomen te rooien en zoude vrcezen, dat wan neer hel verzoek wordt ingewilligd, de adressant allicht zoude kunnen mcenen dat hij door die inwilliging dan tevens lot rooiing bevoegd was. Mij komt het voor dat bel leggen van een stoep moeiehjk zal gaan, zonder het rooien van de door mij bedoelde boomen. De Voorzitter. Onder de bij den aanvang der vergadering voor gelezen stukken, was ook een verzoek van Wienhoven om een boom voor zijn huis te mogen rooien. De Raad heeft dit verzoek gesteld in handen van Burg. en Wetli., en deze zullen daaromtrent dus nader een voorstel doen. De grond aldaar is vroeger een sloot geweest. De helft behoort nu aan den eigenaar van het huis en de andere helft is mede in gebruik gegeven, evenals bij de andere huizen, on der bepaling dat de grond moet worden gebezigd voor tuin, behoor lijk van den openbaren weg afgescheiden, alles onder de gewone voorwaarden, o. a. ook dat er niet op gebouwd mag worden. Nu staan de boomen hier en daar ecnigszins in den weg. De inceslcn die hier en daar huizen bouwen langs terreinen waar boomen slaan, beginnen met den bouw en komen dan klagen dal de boomen vlak voor de deur staan. Dergelijke klagers krijgen van mij altijd ten antwoord: dal is niet juist; de boomen slaan niet voor uw huis, maar uw huis staal vlak achter de boomen. De boomen ston den er toch reeds toen het huis werd gebouwd. De Raad kan naderhand beslissen of hel verzoek om rooiing van een booiü al dan niet behoort te worden toegestaan. Dergelijke ge vallen hebben zich al meer voorgedaan; gewoonlijk is het wel le vinden met verplaatsing van den boom en liet planten van een nieuwen zoodat er geen te grootc gaping ontstaat. De boomen zijn, zooals de beer Versier opmerkte, inderdaad door de gemeente ge plant en dus haar eigendom. De heer Verster van Wülverhorst. M. d. V.! Ik doe amende honorable; ik had niet gehoord dal liet adres van Wienhoven om een boom le rooien, onder de ingekomen stukken door u was ge noemd. De heer Van Hamel. M. d. V.! Zou bel niet wensehclijk zijn tnel het oog op, het in deze vergadering ingekomen verzoek tot rooiing van een -boom, thans de beslissing over dit verzoek van Wienhoven uit te stellen en aan te houden tot eenc volgende vergadering? De Voorzitter. Ik heb er geen bezwaar legen. Bij acclamatie wordt dienovereenkomstig besloten. XV. Idem van D. Kooreman, ter bekoming van grond lusschen de Hoefslraat en den Vestwal. (Zie Ing. St. n". 89.) De Voorzitter. Het rapport van de Commissie van Financiën is nog niet gedrukt, doch luidt als volgt: Leiden, 29 Maart 1892. Bij onze Commissie bestaat geen bezwaar legen de voordracht van Burg. en Weth. van 18 Maart omtrent afstand van een stukje grond aan de Hoefslraat. Wij geven dus aan Uwe Vergadering in over weging 1°. te verklaren dat niet meer voor den openbaren dienst bestemd is eene strook grond gelegen lusschen de Hoefslraat en den Vestwal grenzende aan perceel Hoefslraat n°. 29 (kad. Sectie E, n°. 271) ter grootte van ongeveer 12.8 centiare, 2'. dien grond in eigendom af te staan aan D. Koorcinan, ten einde' dien te vcrheelen aan perceel Hoefslraat n°. 29 en van D. Kooremnn in eigendom over te nemen een strook grond ter grootte van ongeveer 1.9 centiare grenzende aan het van de gemeente overgenomen terrein, nader op te melen, tegen betaling van eene koopsom van f 5 per centiare voor den van de gemeente overgenomen grond na aftrek van hel aan de gemeente overgedragen strookje grond, van alle kosten van overdracht en van alle kosten uit den veranderden toestand voortvloeiende. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. XVI. Idem van P. De Kan, onder Noordwijkerhout ter bekoming van grond langs den Haarlemmerweg. (Zie lug. St. n°. 90.) De Voorzitter. Ook omtrent dit verzoek is het rapport van de Commissie van Financiën nog niet gedrukt. Het is van den volgen den inhoud: Leiden, 29 Maart 1892. De Commissie van Financiën, zich vcreenigende met de voordracht van Burg. en Weth. van 18 Maart omtrent afstand van grond onder de gemeente Noordwijkerhout, geeft aan Uwe Vergadering in over weging: aan Pieter De Kan, wonende onder Noordwijkerhout, in eigendom af te slaan een gedeelte grond langs de Haarlenimertrekvaart in den Hoogeveensehen polder onder de gemeente Noordwijkerhout, kadastraal bekend Sectie B, n°. 790, ter grootte van ongeveer 978 centiaren, nader op te meten, tegen betaling van eene koopsom van f 0.28 per centiare en van de kosten van overdracht. Aan den Gemeenteraad.' De Commissie van Financiën. Op beide verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. XVII. Voorstel betrekkelijk de verzekering van werklieden tegen ongelukken. (Zie Ing. Sl. n°. 73 van 1890, 134 van 1891 en 73 van 1892.) De lieer Cock. M. d. V liet is niet om het voorstel der Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen, waarvan ik de eer heb lid en Voorzitter le z(jn, te verdedigen, dat ik reeds nu het woord heb ge vraagd. Maar ik wensch op een moeielijkheid te wijzen, die zich hij mij heeft voorgedaan, en zich bij de overige leden ook zal voor doen, wanneer zij even nadenken. Hel geldt nl. de wjjze, waarop over deze zaak zal gediscussieerd worden. Wij hebben hier voor ons een voorstel van Burg. en Weth., dat het vorige jaar al is ingekomen, en een tegenvoorstel van de Com missie voor de Huishoudelijke Verordeningen van later datum. Nu zal 't moeilijk te zeggen zijn, dat dit laatste voorstel een amendement op het eerste is. Neen, heide voorstellen beslaan geheel onafhan kelijk van elkaar, ofschoon ik 't eerste geval ter vereenvoudiging der discussiën wel zou wcnschen. Beide voorstellen gaan van een anderen grondslag uit. Maar er is nog meer. Beide voorstellen gaan uit van het denkbeeld, als zijnde vaststaande en aangenomen, dat de gemeente (ik zal zeer nlgemcene woorden gebruiken) iets doen wil voor de werklieden, niet onmiddellijk in haren dienst, in geval van ongelukken, hetzy tijdelijke, hetzij van ernstiger aard. Het Dagelijksch Bestuur eu onze Commissie zijn 'tover dit beginsel eens. Maar de Raad heeft hieromtrent zijne meening nog niet laten vernemen. Bij de behandeling van deze zaak in den Rotlerdamschcn Raad zijn zeer uitvoerige, zoowel schriftelijke als mondelinge, discussiën ge voerd over deze vraag, nl. zal de gemeente iets voor die werklieden doen. Wil de Raad dat niet, dan vervalt zoowel het voorstel van Burg. en Weth. als dat van onze Commissie. Men dient dal dus te weten. Ik geef slechts een wenk, en laat het verkrijgen van zekerheid hieromtrent gaarne aan u over. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik begin dadelijk, naar aanleiding van het gesprokene door den heer Cock, met le verklaren, dat ik gaarne iets wil doen voor de werklieden, hetzij dircctclijk, hetzij indirectelyk bij de gemeente in dienst. Ik heb de beide voorstellen als zelfstandige voorstellen beschouwd, die heide hetzelfde doel heoogen, maar hel bereiken willen door verschillende middelen. Na overweging van de argumenten voor de beide voorstellen in de stukken aangevoerd, moet ik verklaren, dat ik de voorkeur geef aan het voorstel van Burg. en Weth. Aanvan kelijk stond mij het voorstel van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordening meer aan, omdat 't, naar my voorkwam, meer in het financieel belang der gemeente zou zijn. Bij nader inzien ben ik evenwel op die meening terug gekomen, omdat de gronden van de Commissie alle betwistbaar of althans voor weerlegging vatbaar zyn. Om dit te bewijzen wensch ik kortelijk het oog le vestigen op de verschillende punten, die door de Commissie uiteengezet zyn, met achterwege lating van de onderdeelen. In de eerste plaats dan zegt de Commissie: «Welke van deze stelsels wordt aangenomen, hetzij de aannemer tot verzekering vcrplieht wordt, hetzij hem hij niet-verzekering zijner werklieden de vergoe ding wordt gekort op de aannctningsoin, in elk geval zal hel de ge meente zijn, welke de vergoeding betaalt, daar de voorzichtige aan nemer met het gevaar voor ongelukken rekening zal houden en zijne inschrijving met een bepaald bedrag voor die kans zal ver- hoogen." De Commissie voegt hij het woord «aannemer" zeer verstandig liet woord «voorzichtige". Ik geloof dat er voorzichtige aannemers zyn, maar ook die op dien titel geen aanspraak kunnen maken. Wij leven in een lijd dat de aannemers letterlijk uit den grond verrijzen. Die heden knecht is wil morgen baas zijn. Er wordt eerst ingeschreven naar een klein werk doch al heel spoedig ook naar werken van grooter omvang, waarvoor de kleine aannemer ten ccnenmale onberekend is, terwyl boven dien hel aanbod in den regel de vraag verre overtreft Het gevolg van dit toenemen van liet aantal bazen is, dat de soliditeit meerenineer verdwijnt; die wordt ondergeschikt gemaakt aan de vraag naar wat het goedkoopst is. Ik neem dus aan dat er aannemers zullen zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 3