4è De heer Drücker. Wij hebben hier te doen met eene zeer belang rijke zaak, die uitstekend is voorbereid, zoodat wij twee stelsels tegenover elkander hebben,. Maar juist omdat er zijn twee stelsels tegenover elkaar, beide uitstekend beredeneerd en uiteengezet, ver- eischt die zaak nauwgezette overweging. Daarvoor heeft tot nu toe de tijd ontbroken In de gemeente zijn er velen, die zich voor deze zaak inleresseeren en die wellicht hun meening daarover zullen willen uilen, welke dan nader overweging door ons verdient. En wat ons zelf betreft, de stukken zijn bij mij Maandagavond laat, om ongeveer negen uur, bezorgd, zoodal mij de tijd ontbroken heeft oin de zaak rustig na te gaan, en de brochures en artikelen ter band te nemen die over deze quaestie in de laatste jaren in grooten getale zijn uitgekomen; misschien is dit ook wel het geval met andere leden van den Daad. Om deze redenen stel ik voor, deze zaak eerst in de volgende Vergadering te behandelen Zij is in liooge male wenschelijk, doch pressant is zij niet, en zij kan dus wel zoo lang worden uitgesteld. De motie van den beer Drucker wordt genoegzaam ondersteund, en kan dus een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Cock. Ik ondersteun ten sterkste (en ik wil wel zeggen namens de Commissie voor de liuish. Verordeningen) de motie van den lieer Drucker. Dit is een hoogst belangrijk onderwerp; er is in de laatste jaren een omvangrijke lectuur over verschenen, en ik stel er prijs op om ook de publieke opinie over deze zaak eens te hooren De stukken, die in handen van onze Commissie zijn gesteld, zou ik dan ook op de Leeskamer ter inzage van de leden willen leggen, en dan' neem ik nu reeds de vrijheid den leden dringend de lezing aan te bevelen van het verhandelde in den Gemeenteraad te Rotterdam, waar de quaestie a fond behandeld is. De rapporten zijn Maandag pas in het bezit van de leden gekomen, ofschoon ik, als lid van de Commissie voor de Huishoudelijke Ver ordeningen, het genoegen had gehad er reeds eerder kennis van te nemen. De leden van den Raad hebben dus werkelijk geen tijd ge noeg gehad om deze mocielijke zaak voldoende te overwegen. De Voorzitter. Rij het Dagelijkscli Bestuur bestaat geen bezwaar tegen de motie van den beer Drucker. De beraadslaging wordt alsnu gesloten. De motie van den heer Drucker wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Verlangt nog iemand 't woord? De heer De Goeje. Ik wenscli wel iets in 't midden te brengen. M. d. V.! Met 1 Mei a. s. zal een nieuwe tijdregeling bij de spoor treinen ingevoerd worden, zooals u bekend is, en 't is waarschijnlijk, dat dit ook algemeen zal geschieden. Wanneer nu niet bij tijds de noodige maatregelen genomen worden, dan kunnen daaruit groote verwarringen ontslaan. Ik wil daarom Burg. en Weth. vragen of zij reeds voorzieningen in overweging genomen hebben. Zoo niet, dan spreek ik den wensch uit vooral met 't oog op de schooltijden, dat zij hier hun aandacht aan zullen schenken. De Voorzitter. Officieel is er mij nog niets van bekendik geloof ook niet dat de zaak reeds officieel is vastgesteld. Zoo noodig zullen wjj eenvoudig de stadsklokken 20 minuten stil laten staan, en alles gaat dan weder den gewonen gang. De heer De Goeje. U zegt, M. d. V.! alles gaat dan weer den ge wonen gang, maar wanneer de scholen dan bijv. om 4 uur uitgaan is het feitelijk 20 minuten over 4 uur. Het is niet zoo'n eenvoudige zaak. Ik meen evenwel genoeg gedaan te hebben door er thans de aandacht op te vestigen. De Voorzitter. Wij zullen natuurlek moeten afwachten de offi- cieele aanschrijving van de Regeering. Mij persoonlijk komt die ver andering van tijdrekening nu niet zoo wenschelijk of nuttig voor. Wij hebben het inet den ouden lijd al zoolang en zoo goed gedaan. Maar wanneer alle steden de nieuwe tijdrekening volgen dan kan Leiden ook niet achterblijven. Wat de schooltijden betreft, Burg. en Weth. zullen natuurlijk dienaangaande eerst om advies komen b(j de School commissie. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Wanneer ik u hoor zeggen: wij zullen wachten tot de officieele aanschrijving ontvangen is en dan eenvoudig de stadsklokken 20 minuten achteruit zetten, dan rijst toch bij mij de vraag of wel iemand anders dan de Gemeente raad zelf een besluit mag nemen tot het verzetten der klokken en het veranderen van den burgerlijken tijd. Na al wat over die ver andering geschreven is, geloof ik dat zij aan vele bezwaren zal blijken onderhevig te zijn. Ik behoef slechts te wijzen op het stuk geschreven door m(jn ambtgenoot d'Aulnis in Utrecht, waarin hij be- wijst dal het niet aangaat eenvoudig bij Regeeringsbesluit den bur gerlijken tijd te veranderen. Waar bijv in de kieswet is bepaald dat de stembureaus zullen geopend zijn om 9 uur, is daarmede bedoeld de Amsterdamsche tijd of de zonnetijd, zoodat de Regeering niet be voegd is daarvoor een anderen tijd in de plaats te stellen. Ik zou dus wel willen waarschuwen tegen een lichtvaardig ver zetten van de klokken, en tegen het al te vriendelijk gehoorzamen aan den wenk die in dit opzicht wellicht door de Regeering zal worden gegeven. De Voorzitter. Ik ben het volkomen met den heer Fockema Andreae eens dat de zaak niet zonder eenige bedenking is. Tot nu toe is het, voor zoover mij bekend is, alleen Josua geweest die de zon een tijdlang heeft doen stilstaan; thans schijnen anderen zijn voorbeeld te willen volgen. De heer Do Ried. M. d. V.! Is niet reeds door den Minister be paald dat bij de post- en telegraafkantoren de nieuwe regeling met Mei zal worden ingevoerd. Dan zullen de gemeenten wel moeten volgen, tenzij men ga spreken van een spoorweg- of posttijd eri sladstijd. De Voorzitter. De Minister van Waterstaat kan natuurlijk de tijdregeling op de post- en telegraafkantoren vaststellen, maar de wetgevende macht inoet, dunkt mij, beslissen omtrent eene veran dering in den burgerlijken tijd. Deze is niet bij eene eenvoudige ministcrieele aanschrijving in te voeren, al ware het alleen, omdat een opvolgend Minister daarin weder verandering zou kunnen brengen, en dus alle zekerheid aangaande den tijd zou wegvallen. De heer Drucker. M. d. V.! Hetgeen zooeven door den heer Fockema Andreae is gezegd geeft mij aanleiding tot eene enkele op merking. Vergis ik mij niet, dan wordt er in de kieswet in het ge heel niet gesproken van Amsterdamschen tijd. In het noorden en oosten van ons land richten verschillende gemeenten zich naar hun eigen stadstijd, anderen ook wel naar den Amsterdamschen tijd. Groningen o. a. heeft zijn eigen stadstijd en volgens dien tijd gaan de slembureaux om 9 uur open; volgens den heer Fockema Andreae zou dus die gemeente altijd tegen de kieswet zondigen. Ik kan dit niet aannemen. Juist door mijn verblijf in Groningen weet ik hoe lastig het is wanneer de stadstijd met dien van den spoorweg ver schilt. Daar is het verschil ongeveer 8 minuten. Hier zou het, wanneer de stadstijd onveranderd blijft, 20 minuten worden, en daar mede veel grooter ongerief ontstaan. Wanneer post- en telegraaf kantoren liet voorbeeld der spoorwegmaatschappijen volgen, dan zullen op hun beurt de gemeenten ook wel moeten volgen. De heer Fockema Andreae. 't Komt mij voor, dat het argument van den heer Drucker niet afdoende is. Het heeft stellig de aandacht niet getrokken, wanneer op sommige plaatsen de stembus op den Amsterdamschen tijd en op andere op den plaatselijken tijd geopend en gesloten werd. Dat men het niet heeft opgemerkt, of althans het heeft toegelaten, is geen bewijs, dat èn het een èn het ander was overeenkomstig de wet. Aan de Regeering staat 't niet vrij om te bepalen, dat het uur, dat in de Kieswet staat, ter opening van de stembus in het vervolg negen uur naar den nieuwen gordeltijd zal wezen, dat zou een wijzi ging van de wet zijn. De wetgever heeft het oog niet gehad op den spoortijd, en de Regcering mag dien nieuwen tijd niet in de plaats zetten van den ouden zonder voorafgaande wet. Ik geloof, dat professor d'Aulnis daarin gelijk heeft. Ik ben 't overigens met u en den heer Drucker eens, dat 't niet zoo'n eenvoudige zaak is. En daarom heb ik er tegen gewaarschuwd niet te lichtzinnig in deze aangelegenheid te handelen. De stadsklokken mogen niet worden verzet zonder toe stemming van den Raad, al is ieder individu vrij, zijn horloge naar den nieuwen spoortijd te regelen. De heer De Stürler. In het Dagelijksch Bestuur werd over deze zaak reeds gesproken, maar omdat in de Tweede Kamer een interpellatie door den heer Beelaerts over deze zaak is aangekondigd, en wij ook nog geen officieele aanschrijving hebben ontvangen, werd er nog geen voorstel door Burg. en Weth. in overweging genomen. De beraadslaging wordt gesloten. Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord ver langend, wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 6