41
wenschelijk, eene kleine afwijking van de voorgestelde regeling kon
plaats hebben, en de Maatschappij niet precies aan de cijfers gebonden
was. Wij hebben er niet zoo ontzaggelijk veel kwaad in gezien de
regeling dezer quaestie in bijzonderheden aan de Maatschappij zelve
oven te laten.
De heer Cock. Ik dank den heer ürucker voor zijne inlichtingen,
maar wat hij heelt gezegd over het niet opnemen van de regeling
der aflossing in de voorwaarden, heeft mij niet geheel overtuigd.
Het spreekt toch wel van zelf dat, mocht naderhand de wenschelijkheid
blijken dat van de vastgestelde regeling eenigszins werd afgeweken,
de Raad zeer zeker het verlof daartoe niet zoude weigeren. Mocht
men meencn, dat een te groole hand aan de Maatschappij wordt op
gelegd door voor te schrijven, hare goede voornemens in het contract
op te nemen, dan antwoord ik, dat Maatschappijen evenmin als ge
wone menschen belmoren tot de «ideale" wezens, waarvan de heer
Fockema Andreae zooeven sprak. Het streven van industrieele Maat
schappijen is in de eerste plaats gericht op het voordeel der aandeel
houders, niet op het onze. Dit neem ik haar volstrekt niet kwalijk.
Maar daartegenover staat, dat ook wij volkomen in ons recht zijn,
wanneer wij tegen dat zeer geoorloofd streven zeer geoorloofde billijke
waarborgen verlangen. Om nu de allerlaatste der overblijvende 35
jaren zwaarder te belasten dan de eerste, zou ook ik unfair vinden.
Doch dat vraag ik niet. Ik vraag alleen gelijke verdeeling der lasten
over alle jaren. Verre van mij dus de allerlaatste jaren kunstmatig
te willen verlichten. Stond dit in mijne macht, ik zou er geen ge
bruik van maken.
Ik kan evenwel geen amendement voorstellen, omdat ik niet genoeg
op de hoogte ben
De beraadslagingen worden alsnu gesloten.
In stemming wordt gebracht het voorstel van het Dagelijksch Restaur,
met de wyziging overgenomen uit het rapport van de Speciale Com
missie.
Het wordt aangenomen met 22 tegen 2 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Cock en Verster van Wulverhorst.
Daarna wordt het voorstel, om het Dagelijksch Bestuur in overleg
te doen treden met de Directie van Duinwater-Maatschappij ter ver
krijging van inwilliging van het verzoek der adressanten, met alge-
meene stemmen' aangenomen.
XIII. Voorstel om den termijn der verpachting van het buffet der
Gehoorzaal te stellen op tien jaren.
(Zie Ing. St. n°. 75.)
De Voorzitter.- Tot toelichting van ons voorstel kan ik nog mede-
deelen dal al de inschrijvers, voor zoover zij zich persoonlijk tot ons
hebben gewend, bezwaar hebben gemaakt legen den termijn van 5
jaren, omdat het volgens hen niet mogelijk is de kosten van instal
latie welke ongeveer op J 8000 a f 10000 gesteld worden in dien
korten tijd goed te maken. Die bezwaren worden vrij wel bewezen
door de lage inschrijvingen, en ook vooral door het feit dat een der
insclirjjvers zijne inschrijving dadelijk met 25 pCt. heeft willen ver-
hoogeri wanneer hem de pacht voor 10 jaren werd gegund. Dit
alles heeft ons doen besluiten den Gemeenteraad voor te stellen de
pacht weder op 10 jaren te stellen, zooals in ons oorspronkelijk
voorstel is aangegeven.
De heer Was. M. d. V.! Ik ben het niet geheel met u eens, dat
de volgens u zoo lage inschrijvingen alleen zouden te wijten zijn
aan een pachttjjd van 5 jaren. Ik meen dat deze uitkomst bewijst
wat ik vroeger omtrent deze zaak heb gezegd, dat er bij alle be
langhebbenden, zoowel bij de verpachters als bij de gegadigden, zou
bestaan eene groote onzekerheid omtrent den omvang van de over
eenkomst. Men is huiverig om een onbekende toekomst te gemoet
te gaan en is daarom zeer laag bij den weg gebleven, om liever de
gemeente nadeel te doen lijden dan zich zeiven.
Wat ik hier zeg is natuurlijk moeieljjk te bewijzen, want dan zou
men in de harten der gegadigden moeten lezen.
Maar toen de zaak hier ter sprake kwam heb ik op dat gevaar
gewezen en het was voor mij juist de aanleiding om voor een korten
termjjn te stemmen. Want wanneer die ongerustheid voor de toe
komst werkelijk bij de gegadigden de reden is geweest voor hunne
voorzichtigheid om niet hoog in te schrijven, dan zal het gevolg zijn
dat wanneer 'de zaak medevalt de gemeente bij een langer termijn
van pacht daardoor nadeel zal lijden, omdat wij dan voor 10 jaren
aan eene lage pachtsom gebonden zjjn.
Laten wij ons liever een vijftal jaren te vreden stellen met eene
kleinere opbrengst, dan hebben wij na afloop van dien termijn kans
een veel hoogere pachtsom te bedingen, en behoeven ons thans niet
voor 10 jaren te binden aan een ondernemer wiens geschiktheid wij
niet kunnen beoordcelen.
De omstandigheid dat een der inschrijvers dadelijk zijne inschrijving
met 25 pCt wil verhoogen wanneer de pacht voor 10 jaren wordt
gegund, zoude wellicht iets beteekenen wanneer hij de hoogste in
schrijver was geweest. Maar dat is het geval niet, zelfs met die ver
hooging van 25 pCt blijft hij nog ver onder den hoogsten inschrijver.
Ik bljjf dus gestemd voor een termijn van 5 jaren. Wij zijn on
zeker omtrent den omvang van de zaak, gegadigden ook. Laten wij
dus liever slechts 5 jaren de nadeelen van die onzekerheid dragen, dan
weten wij na afloop daarvan beter waaraan wij ons kunnen houden.
De Voorzitter. Ik weet niet wat er in de harten van de gega
digden is omgegaan, en ik wil wel op de verzekering van den heer
Was aannemen, dat zij zooyeel mogelijk voor zich zelve verlangden
te hebben en het minste voordeel aan de gemeende gunden.
Maar daarop behoeven wij niet alleen af te gaan. De installatie
met het tooneel zal den pachter minstens ƒ8000 kostende gegadigden
hebben dus deze eenvoudige berekening gemaakt; als wij de Gehoor
zaal voor vijf jaar pachten, dan moeten wjj /"1600 per jaar op den in
ventaris afschrijven, want de installatie en het tooneel is na dien tijd
heel weinig meer waard, en dat »zit er niet aan'', zooals zij zeggen.
Een behoorlijke pacht betalen, 1600 per jaar aflossen en een be
staan er van hebbenneen, dat durven wij niet aan.
Wanneer zjj 't voor 10 jaar kunnen pachten, dan vermindert de
afschrijving met de helft; zij zullen daarenboven alle hulpbronnen
beter leere'n kennen, en er uithalen wat er uit te halen is, tot groot
voordeel van de gemeente; 't kan z(jn, dat wij na vijf jaar een pachter
kunnen krijgen vlie bleek minder geschikt te zijn, maar daar staat
tegenover dat wij dan ook een goeden pachter zouden kunnen ver
liezen, dien wij gaarne zouden behouden, om er een slechten voor in
de plaats te krijgen. Die kansen wegen tegen elkaar op.
De heer V\as. Dat bezwaar zal, dunkt mij, kunnen worden onder
vangen door bij de nieuwe aanbesteding op te nemen, de bepaling,
dat bij hel eindigen van deze pacht de gemeente zich verbindt oin
in de nieuwe pachtvoorwaarden te bepalen, dat de nieuwe pachter
den inventaris moet overnemen volgens eene taxatie van drie deskun
digen, te benoemen één door den ouden pachter, één door den
nieuwen pachter, en één door burg. en Weth.
De Voorzitter. Dat is een van de meest bezwarende voorwaarden,
dien men een pachter kan opleggen. De pachter zal op 't einde van
zijn pachttijd, wanneer hij weet dat hij weggaat, zijn boel niet zoo
goéd meer in orde houden en er niet veel geld meer aan ten koste
leggen. Daarenboven moet gedacht worden aan de mogelijkheid dat
de nieuwe pachter reeds geheel of gedeeltelijk in het bezit is van
een inventaris; en nu komt er nog bij dat waarschijnlijk, althans
mogelijk, de taxatie van den inventaris van den aftredenden pachter
hooger is, dan hetgeen voor een geheel nieuwen moet worden be
steed, omdat dergelijke ondernemers bekend zijn met de kanalen,
waar zij zich het goedkoopst van het noodigc kunnen voorzien. En
eindelijk ?.al een nieuwe pachter dan absoluut niet weten voor welke
uitgaaf hij zal worden gesteld. Het is een feit, dat wanneer een
pachter er die som in vijl jaar uit moet halen, er dan weinig op kan
overschieten.
De heer Kaiser. M. d. V.! Ik ben 't met den heer Was eens, dat
het heter is de pacht niet langer dan voor vijf jaar te gunnen. Ik
ben in die overtuiging versterkt door een bezoek, dat de inschrijver
n°. 2 bij mij afgelegd heeft. Hjj zeide mij: het groote bezwaar zit
niet zoo zeer in hetgeen wij ons moeten aanschaffen, maar in de
voorwaarden, en voornamelijk in de bepaling omtrent het «schoon
houden'' der lokalen.
De voorwaarde omtrent het schoonmaken is deze, dat de gemeente
schoonhoudt maar de kosten den pachter in rekening brengt. En
nu weet men niet hoe groot die kosten zullen zijn, zjj kunnen f 1000
wellicht f 1200 beloopen, zij zijn niet bekend. Hierin ligt het hoofd
bezwaar.
Wanneer de pacht voor 10 jaren gegund wordt zou bedoelde in
schrijver geneigd zijn de pachtsom met 200 per jaar te verhoogen.
Dit bedrag komt mij echter van zoo weinig beteekenis voor, dat ik
op grond daarvan niet gaarne ons voor 10 jaren gebonden zie.
De Voorzitter. Tot de ideale menschen waarover de heer Fockema
Andreae zoo straks sprak, reken ik zeker niet de pachters. Het is
hun natuurlijk alleen om hun eigen voordeel te doen en daarom be
kommer ik mij weinig om al hetgeen zij zeggen en vertellen. Alleen
als zij door cijfers iels aanneembaar kunnen maken, hecht ik geloof
aan hunne beweringen. En dat is het geval met hunne berekening
omtrent de kosten van installatie, welke niet in 5 jaren uit de pacht
kunnen worden teruggevonden. Die redeneering op cijfers gegrond
kan ik begrijpen en deelcn, maar niet hun bezwaar omtrent het
schoonmaken en de onzekerheid omtrent de kosten daarvan.
De gemeente zal toch niet voor eenige honderde gulden gaan schoon
maken, alleen uit genoegen of om den pachter te benadeelen. Dat
zou al te dwaas zijn. Dit neemt alles evenwel niet weg dat een
langere termijn voor de gemeente altijd meer voordeel zal opleveren
dan een korte.
De heer Van Hoeken. M. d. V.! In de onzekerheid waarjn wjj
omtrent deze zaak verkeeren zou het mij niet ongewenscht voorkomen
om bij eene nieuwe verpachting eenige wijzigingen in de voorwaar
den te brengen. Stel bijv. dat wij den pachliermijn van 5 jaren be
houden, dan zou aan den pachter de voorkeur kunnen worden ge
geven om de pacht de volgende 5 jaren weder op zich te nemen
mits legen eene verhooging van de pachtsom met 20 pCt. Dal kan
voor de gemeente toch altijd een winst opleveren van ongeveer 600.
De Voorzitter. Ik geloof niet dat daarmede eenig meerder voor
deel zou worden bereikt dan met ons voorstel De heer Van Hoeken
vergeet dat wanneer de pacht dadelijk voor 10 jaren wordt gegund,
wij reeds dadelijk hoogere inschrijvingen krijgeneen der inschrjjvers
wil daarvoor zelfs 25 pCt. meer geven, in zijn stelsel zouden wij dus
250 pCt. opofferen om 100 pCt. terug te krijgen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming gebracht.
Voor slemden de heeren: Siegenbeek van Hcukelom, Juta, Schnei-
ther, Tieleman, Van Reenen, Le Poole, Hasselhach, De Goeje, Driessen,
De Sturler, Du Ricu en Zaaijer.
Tegen slemden de heeren: Fockema Andreae, Van der Breggen,
Van Hoeken. Cock, Kaiser. Van Lidth de Jeude, Verhey van Wijk,
Verster, Dckhuyzen, Zaalberg, Was en Ürucker.
Aangezien 12 leden zich vóór en 12 tegen het voorstel hebben
verklaard, zal het in eene volgende Vergadering opnieuw in stemming
worden gebracht.
XIV. Voorstel betrekkelijk de verzekering van werklieden tegen
ongelukken.
(Zie Ing. St. n°. 73 van 1890, 134 van 1891 en 73 van 1892.)_