39 voerde aau, dat wij haar geen gelegenheid wilden geven om hare verplichtingen na te komen, wij in het ongelijk zouden worden ge steld. A l'iinpossible nul n'est lenu. Ik gelooi' dat wy den verkeerden weg opgaan, wanneer wy met dreigementen of dergelijke middelen de Maatschappij trachten te dwingen, want dan zal deze er eerder toekomen te zéggen: wanneer gij beweert dat wij verplicht zijn reductie te geven, dan doen wij het niet; dan inoet eerst onze verplichting bewezen worden. Aan de Universiteit ik weet dit als Curator worden door de Maat schappij ook faciliteiten gegeven; al hel water wordt bijvoorbeeld ge acht door één meter te loopen, terwijl de laagste prys naar ik ineen op 20 cent is bepaald, dus ook geen 12 cent. Wij kunnen, nu er een contract lusschen de gemeente en de Maatschappij beslaat, bij een zeker voorstel den contractant ter andere zijde niet dwingen om zich afwijkingen van hel contract te laten welgevallen; alleen wan neer lusschen een voorstel en het contract verband beslaat, zouden wy aan onze instemming ecne voorwaarde kunnen verbinden; maar dat verband ontbreekt hier geheel. De Maatschappij is verplicht te zorgen voor voldoenden aanvoer van water en vraagt daarom onze toestemming tot het aangaan eener leening, ten einde aan die ver plichting te kunnen voldoen; en nu kan de Baad haar dit onmoge lijk maken, door te weigeren de daarvoor noodige leening te sluiten, maar dan neemt hij ook de gevolgen voor zijne rekening. De heer Was. M. d. V.! U hebt het wel wat anders voorgedragen dan ik gezegd heb. Ik heb het woord dreigement niet in den mond gehad. Ik heb de zaak ter sprake gebracht, ook omdat de Voorzitter van de Commissie van Financiën verklaarde, dat liet hein speet dat de Commissie bij het onderhandelen met de Maatschappij over deze leeningsquaeslie niet bekend was niet de werkelijk gegronde grieven van onze ingezetenen. By het voeren van onderhandelingen behoeft men niet dadelijk te dreigen. Ik wil nu niet uitmaken in hoeverre de gemeente gedwongen zou kunnen worden toestemming te geven tot het aangaan eener geldleening. Wanneer de Maatschappij mocht beweren dat de Raad daartoe verplicht is, dan zou ik zeggen: houdt dan op met zooveel water te leveren aan de Hollandsche Spoorweg- Maatschappij en aan de buitengemeenten, dan zult gij voor onze ge meente voldoenden aanvoer van water hebben. Uit het verzoek der Maatschappij zelve blijkt dat de aanleg van een tweede buis minder dadelijk -en dringend noodig is voor deze gemeente zelve dan wel voor de buitengemeenten en de Holl. Spoorwegmaatschappij Nu is de gemeenteraad van Leiden altijd roiaal geweest tegenover de Duinwater- Maatschappy in het verleenen van vergunning lot het leveren van water aan de buitengemeenten volkomen terecht moet ik er bij voegen, want het is ook in het voordeel van de gemeente omdat de winst daardoor grooter wordt. Is er nu evenwel iets immoreels in om op het oogenblik dat een 'nieuwe aanleg moet gemaakt worden, te zeggen: goed! wy staan dit toe, maar bevorder dan ook het toenemend verbruik in de gemeente Leiden zelf door verlaging van het tarief zooals dit bij groote afne mers in de buitengemeenten plaats heeft. Dit is volstrekt geen dreigen. Ik zal er nu geen voorstel van maken, maar wel had ik het wenschelijk gevonden dat omtrent dit punt met de Maatschappij was gesproken vóórdat dit voorstel ons ter behandeling werd voor gelegd, want dan zouden wij in veel sterker positie zijn geweest. Nu dit evenwel niet het geval is geweest, zal ik daarom toch niet tegen het voorstel van Burg. en Weth. stemmen. De Voorzitter. Hetgeen ik tegen uwe redeneering heb, is dat er volstrekt geen verband bestaat tusschen deze twee zaken. Ik heb zelf voorgesteld aan Burg. en Weth. op te dragen onderhandelingen met de Maatschappy te voeren ten einde de verlangde reductie te verkrijgen. Ik moet nog eens opkomen tegen uwe bewering, dat die tweede buis voornamelijk noodig is voor de Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappij. Die tweede buis is noodig geworden door het boven alle verwachting toegenomen waterverbruik zoowel in als buiten Leiden. Ook is het onjuist dat die tweede buis nog niet noodig zou zijn. Reeds vóór het sluiten van het contract met de Spoorwegmaatschappij werd er over onvoldoenden druk geklaagd. In de dagen van Zondag tot Donderdag was dit het geval niet; ook nu nog niet, maar b. v. in het Ziekenhuis, en vooral Vrydags en Zaterdags op welke dagen er veel meer water wordt gebruikt dan op de andere dagen, klaagt men over onvoldoenden druk. En dit is de reden, dat men nu reeds die tweede buis wil leggen, al is zij voor het gewone gebruik op vijf dagen van de week nog niet noodig Al de verbruikers te samen maken, dat er een tweede buis gelegd moet worden, en niet de Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappij alleen. Ik geloof dat liet, ook met 't oog op de Maatschappij, wenschelijk is deze twee zaken niet met elkander te verwarren Verband tusschen het verzoek van adressanten en het sluiten van een leening, beslaat er niet. Men zal de Maatschappij echter ontstemmen, en 'l is daarom beter, dat de Raad de Maatschappij volkomen vrij laat. Wij hebben de meeste kans iels gedaan te krijgen in den zin van hetgeen ons verzocht wordt, wanneer wij de Maatschappij niet trachten te dwingen het Dagelijksch Bestuur is bereid zijn best te doen om de inwilliging van het verzoek te verkrijgen Men dient ook niet uit 't oog te verliezen, dat bij den aanleg van de Duinwaterleiding het denkbeeld heeft voorgezeten om drinkwater te krijgen, en dal het niet in de bedoeling heeft gelegen de leiding ook voor het grooter verbruik van fabrieken te doen strekken, zonder dat dit nu juist bepaald uitgesloten behoefde te worden. Er is dan ook tot nu toe weinig aanvraag naar duinwater van de zijde der fabriekanten geweest. De heer Verster van Wulverhorst. M. d. V.! Ik zoude wel wen- schen te vragen, wat er zoude gebeuren wanneer de Raad (ik geloof wel niet dat dit te verwachten is) het verzoek tot het aangaan van een nieuwe leening afstemde? Zal de Maatschappij dar kunnen zeggen gÜ krijgt geen water meer. Of zal de gemeente tol de Maatschappij kunnen zeggengij hebt geen water genoeg voor ons en moet der halve beginnen met de buitengemeenten en de Holl. IJzeren Spoorweg maatschappij af te sluiten? De Voorzitter. U zoudt mij door Uwe vragen brengen op de kron kelpaden van het Recht. Ik ben geen jurist en zal mij daarop dus niet begeven. Maar met mijn gewoon gezond verstand zou ik denken, dat de Maatschappij het winnen zou van de gemeente. De Gemeente raad heelt haar vergunning gegeven om water te leveren buiten de gemeente, en die vergunning kunnen wy nu niet intrekken. Wan neer er nu door de schuld of nalatigheid van de Maatschappij gebrek aan water kwam, dan zou de gemeente het recht hebben de Maat schappij een proces aan te doen op grond van artikel 2, waarbij zij zich heeft verbonden te zorgen voor voldoenden aanvoer van water; maar wanneer de Raad haar belet aan hare verplichtingen te voldoen, dan zou, dunkt mij, de Maatschappij, zich verweeren en zeggen: wij zijn daartoe bereid wanneer de Gemeenteraad ons niet belet datgene te doen waartoe wij ons verbonden hebben. Wanneer u er echter prijs op stelt een afdoend antwoord op uwe vraag te ontvangen, dan zult gij u moeten wenden tot een rechtsgeleerde Wij hebben allen zeker wel eens ondervonden dat hetgeen ons voorkwam klaar te zijn als de dag, donker werd als de nacht wanneer het voor den rechter kwam. Wal de eene advocaat wit noemt, acht de ander zwart. Het ergste zou intusschen zijn dal het publiek in dien tijd geen water zou krijgen. De heer Verster van Wulverhorst. M. d. V.! Nu het Dagelyksch Bestuur zich zoo bereid toont om het billijk verzoek der industrieelen bij de Maatschappij te bepleiten zou ik meenen, dat dit moest vooraf gaan aan de behandeling van het aanhangige voorstel. Wij dienen toch te weten of al dan niet aan het verzoek van adressanten zal worden voldaan, omdat daarvan de stem van enkele leden van dezen Raad zoude kunnen afhangen. De Voorzitter. Ik geloof dat wij daarmede een verkeerden weg zouden volgen. Wanneer er verband bestond tusschen beide zaken zou ik uwe mcening kunnen deelen, maar zooals ik reeds gezegd heb, dit verband bestaat niet. Stel dat de Commissie van Financiën ge adviseerd had de leening te sluiten tegen 4J pCt. en er was een adres ingekomen om dit te doen tegen 4 pCt., dan zou tusschen het adres en het voorstel verband bestaan hebben. Dan zou de Raad aan de Maatschappij kunnen zeggengij krijgt onze toestemming tot hel sluiten der leening niet, tenzij het geschiede tegen 4 pCt. of met andere woorden, omdat wij ons niet kunnen vereenigen met de voorwaarden op welke gij de leening wilt sluiten: tusschen die beide zaken bestaat verband: doch dit ontbreekt in dit geval geheel. Wanneer nu vóór de behandeling van dit voorstel pogingen worden aangewend bij de Maatschappij om aan het verzoek van adressanten te voldoen, maar de Maatschappij weigert, wat dan Dan zullen wij ten slotte toch moeten toegeven, anders stelt de Maatschappij ons aansprakelijk voor het feit dat zij niet kan voldoen aan de verplich tingen welke zij hij de concessie op zich heeft genomen. Dan Maat schappij heeft op dit oogqnblik de macht. Mocht zij later weder vergunning komen vragen om in eene buitengemeente water te leveren, dan zouden wij dit kunnen weigeren tenzij aan de ingezetenen van Leiden reductie werd toegestaan. Doch dit geval zal zich wel niet meer voordoen want al de buitengemeenten zijn reeds aangesloten. De heer Verster van Wulverhorst voor de derde maal het woord gevraagd en verkregen hebbende, zegt: M. d. V.! Het komt mij voor dat wij hier eigenlijk te doen hebben met een bilateraal contract lusschen de gemeente en de Duinwater- maatschappij. liet is eene quaeslie van »do ut des." De Maatschappij vraagt de toeslemming van den Raad tot het sluiten eener leening ten einde meer water te kunnen leveren, en is het nu onbillijk, wanneer de Raad aan die toestemming de voorwaarde verbindt, dat aan de industrieelen binnen deze gemeente water zal worden geleverd tegen een tarief dat meer in evenredigheid zal staan met dal waarop aan de Holl. Spoorwegmaatschappij duinwater wordt verstrekt? Ik zie volstrekt niet in, dat wij die billijke voorwaarde niet aan de inwilliging van het verzoek zouden mogen verbinden. De Voorzitter. Er is geen quaestie van een bilateraal-contract. De Maatschappij vraagt aan den Gemeenteraad geen geld ter leen. Zy wil eene leening uitschrijven, doch heeft daarvoor de goedkeuring van den Raad noodig; d. w. z. dat de Raad zich hel recht heeft voor behouden om de voorwaarden op welke de Maatschappij de leening wil sluiten te beoordeelen. Als dat het geval ware, nl. dat de Maat schappij de noodige fondsen aan de gemeente te leen vroeg, dan konden wij de conditiën stellen, die wy wilden. De Maatschappy heeft echter alleen de toestemming van den Raad noodig om een leening met derden aan te gaan. Wil de Raad die niet geven, dan kan de Maalscliapp i niet aan hare verplichting voldoen, en ook zeker niet aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van de weigering van den Raad. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! 't Komt mij voor, dat het beter is dit voorstel te beschouwen onafhankelijk van het verzoek dat door de adressanten tot ons gericht is: ik moet echter bekennen, niet op dezelfde gronden als u. U heeft vermoedelijk in uw leven veel te maken gehad met ideale menschen, wanneer u uit uw ervaring de overtuiging heeft, dat men van mannen van zaken gemakkelijker vrijwillig iets gedaan krijgt dan wanneer men een dwangmiddel legen hen heeft. Ik beschouw de zakenmannen niet zoo ideaal Ik ineen echter, dat wij toch eenigermate een dwangmiddel tegenover de Maatschappij behouden. U heeft gezegd: »Voor de buitengemeenten en de Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappij is de vergunning eenmaal gegeven." Dit is volkomen waar. Maar ik zou zoo oppervlakkig meenen, dal die vergunning zeer gemakkelijk kan worden ingetrokken. Waartoe is die vergunning gegeven? Niet om een contract te sluiten met een buitengemeente of een particuliere Maatschappij, maar volgens art. 12 van de concessie verbindt de Duinwater-Maatschappij zich om

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 3