84 meente niet zijn gemoeid. De vereeniging betaalt de bouwkosten; zij moet voor het geld zorgen, de gemeente heeft niets anders te doen dan te zorgen dat het gebouw in de omgeving waar het komt geen mistand veroorzaakt. Geeft de vereeniging meer geld uit dan zij oorspronkelijk bedoeld heeft, welnu zij en niet de gemeente is daarvoor aanspaakelijk. Om de f 6000 subsidie niet te verliezen is het bepaald noodzakelijk dat de plannen niet behoeven te worden goedgekeurd door den Raad, maar alleen door Burg. en VVeth. waartoe ik thans het voorstel doe. De heer De Stürler. M. d. V.! Na de thans gevoerde discussie zal de lieer Dekhuyzen, dunkt mij, met gerustheid zijn voorstel omtrent de goedkeuring der plannen door den Gemeenteraad kunnen intrekken. Het is nu, geloof ik, genoeg in het licht getreden dat, wanneer er te kort komt aan de bouwsom, niet een beroep zal worden gedaan op den Raad om het ontbrekende aan te vullen. De heer Dekhdyzen. M. d. V.! Wanneer dit uitgemaakt was, zoü ik werkelijk bevredigd zijn, maar het is juist niet uitgemaakt. Het is alleen het woord van een lid van den Raad. Zoo straks heb ik mijn voorstel verdedigd op grond van het voorgevallene met de Ge hoorzaal, ik zou het ook hebben kunnen verdedigen op grond van de plannen die ons voor den bouw der Ambachtsschool zijn voorge legd. Dat zijn geen plannen, het zijn niets dan schetsen, de zaak is werkelijk niet met zorgvuldigheid behandeld. Ik heb de overtuiging dat wanneer op die wijze wordt voortgegaan de Ambachtsschool niet voor 30000 zal kunnen gebouwd worden Het onvermijdelijke gevolg daarvan zal dan zijn dat bij den Ge meenteraad wordt aangeklopt om een hooger subsidie en daarom blijf ik onwrikbaar vasthouden aan de voorwaarde dat de plannen zullen moeten worden onderworpen aan de goedkeuring van den Raad, die in deze wel degelijk het recht heeft om mede te spreken, omdat het geldt eene gesubsidieerde instelling, en omdat die onder stand moet worden opgebracht door de burgers van Leiden. De Voorzitter. Het is een feit, dat als de gemeente een subsidie geeft, zij daaraan elke voorwaarde kan verbinden, die zij wil. Er is in de redeneering van den heer Dekhuyzen eene fout, waar door het geheele gewicht dat hij aan zijn voorstel hecht vervalt. Ik laat in 't midden dat de Raad in den regel geen gebruik maakt van zijn recht om bestekken en plannen goed te keuren; hij kan voor goed of telkens als hij dat wil, van zijn recht gebruik maken. Maar er is door het bestuur gewezen op het groote oponthoud dat het gevolg zoude zijn, wanneer de plannen door den Raad moeten worden goed gekeurd, en dat oponthoud redeneert de heer Dekhuyzen weg, omdat hij meent, dat een 14 dagen geen belangrijk oponthoud kan geven. Wanneer alle 27 leden van den Raad de plannen moeten be- studeeren om zich met kennis van zaken een oordeel daarover eigen te kunnen maken, dan is een termijn van 14 dagen veel te kort en de geheele beslissing door den Raad een schijnverlooning, want het is niet mogelijk, dat 27 leden zich in dien tijd voldoende op de hoogte kunnen stellen. Het Dagelijksch Bestuur is zeer met de zaak ingenomen en zal zich bij elke nieuwe, billijke voorwaarde kunnen nederleggen. Maar nu is door de heeren De Goeje en Kaiser terecht opgemerkt, dat er aan een onderzoek van de plannen door den Raad een ernstig be zwaar is verbonden zonder dat daar eenig voordeel tegenover staat: óf het is zooals ik zeide eene schijnvertooning, óf er is veel meer tijd voor noodig, en daaruit spruit het gevaar dat het Rijkssubsidie dit jaar verloren gaat. Juist op financieele gronden geloof ik, dat het voorstel van den heer Dekhuyzen afgestemd moet worden. Het gevaar dat men bij den Raad om een subsidie zal komen, bestaal niet, want er zou niet de minste reden zijn om het te geven. Of de kosten voor den bouw voldoende zijn, is eene quaestie tus- schen het bestuur en den geldschieter; maar daar heeft de gemeente niets mee te maken. Misschien kan de vereeniging, stel dat de be schikbare som onvoldoende blijkt, in de behoefte aan geld wel voor zien door eene leening of door hypotheek op het gebouw te nemen; maar dat moet zij zelve ook weten. De heer Fockema Andreae. Ik wensch mijne instemming te be tuigen met hetgeen u daar in de laatste plaats heeft opgemerkt. Ik zou niet gaarne zien, dat de Raad, door goedkeuring van de plannen de verklaring aflegde, dat naar zijne meening het gebouw er voor dien prijs kan gezet worden. Wanneer men dan naderhand niet met hel geld toe mocht komen, dan zou men juist tot ons om hulp kunnen komen op grond, dat wij gezegd zouden hebben, dat de bouw voor de beschikbare som mogelijk was. 't Komt mij dus wenschelijk voor, dat de Raad geen verantwoor delijkheid voor de financieele regeling op zich neme. Wanneer zaken als deze bij Burg. en Weth. komen, dan worden zij toch gesteld in handen van de Commissie van Fabricage, en daarin hebben de meest bevoegde mannnen zitting om wenken te geven, om wijziging in de plannen te brengen, indien zoo iets noodig mocht zijn. Daarom is 't, mijns inziens, 't beste de plannen te doen goedkeuren door Burg. en Weth. en niet door den Raad. (De heer Van der Breggen komt ter Vergadering.) De beraadslaging wordt gesloten. De heer De Stürler. M. d. V. 1 Waarover moet nu eigenlijk ge stemd worden. Het voorstel van den heer Dekhuyzen is verdeeld in twee gedeelten, waarover m. i. afzonderlijk gestemd zal dienen te worden. Is dit uw voornemen? De heer De Goeje. M. d. V.! Als amendement op het voorstel van den heer Dekhuyzen hebben wij voorgesteld om de bouwplannen in plaats van de goedkeuring van den Raad, aan de goedkeuring van Burg. en Weth. te onderwerpen. De Voorzitter. Het voorstel van den heer Dekhuyzen is in twee gedeelten te splitsen. Wordt dat gedeelte aangenomen waarin sprake is dat de plannen zullen worden onderworpen aan de goedkeuring van den Raad, dan heeft de Raad daarmede uitgemaakt dal hij de goedkeuring aan zich wenscht te houden. Wordt dit gedeelte daaren tegen verworpen, dan zal zeker niemand bezwaar hebben tegen de gevolgtrekking dat de goedkeuring alsdan zal plaats hebben door Burg. en Weth. Ik zal alsnu in stemming brengen het eerste gedeelte van het voorstel van Burg. en Weth.: dat de Raad besluite tot afstand van het terrein met uitzondering van de daarop staande hoornen en woning aan de, vereeniging de Praktische Ambachtsschool alhier. Dit gedeelte wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Nu wordt in stemming gebracht het gedeelte van het voorstel van den heer Dekhuyzen, waarbij de koopprjjs wordt bepaald op 3 per centiare, benevens de kosten van overdracht, te voldoen in drie jaarlijksche termijnen van een derde gedeelte, te be ginnen met het jaar 1893. Daarna zal kunnen gestemd worden over het voorstel van den heer Was om de rente over het onafgeloste gedeelte der koopsom te be palen op 4 pCt. De heer Van Hoeken. M. d. V.! Zou het niet beter zijn de rente aan den koopprijs te verbinden, want men kan vóór den koopprijs zijn en tegen de rente. De Voorzitter. Wie tegen de bijberekening van rente is stemme tegen het voorstel van den heer Was. De heer Van Hoeken. M. d. V. 1 Stel dat de koopprijs door den Raad wordt goedgekeurd maar niet de bepaling omtrent de rente van het onafgeloste gedeelte der koopsom, dan zoude dit toch invloed kunnen hebben op den prijs, want in dat geval zou de koopprijs niet t 3 maar iets minder zijn. De Voorzitter. De Raad besluit eerst over den koopprijs, wil men daarna de rente aan de vereeniging present doen, welnu, men stemme dan eenvoudig tegen het amendement van den heer Was. Het voorstel van den koopprijs te bepalen op 3 per centiare, benevens de kosten van overdracht, te voldoen in drie jaarlijksche termijnen van een derde gedeelte, te beginnen met 1893, wordt in stemming gebracht en met algemeene stemmen aangenomen. Het amendement van den heer Was om de rente over het onaf geloste gedeelte van den koopprijs te bepalen op 4 pCt. wordt daarna met 19 legen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren: Hasselbach, Verhey van Wijk en Kaiser. Het tweede gedeelte van het voorstel van den heer Dekhuyzen: onder voorwaarde dat de bouwplannen zullen worden onderworpen aan de goedkeuring van den Gemeenteraad en dat de kooper gestand zal doen de vergunning, aan de IJssel-Stoomtramwegmaatschappij ver leend tot het leggen van rails, komt in stemming. De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben geen bezwaar om de woorden en dat de kooper enz. tot rails over te nemen. De heer Van Hoeken. M. d. V. De boomen zjjn van den verkoop uitgezonderd niet waar? De Voorzitter. Ja. Het tweede gedeelte van het voorstel van den heer Dekhuyzen (goedkeuring van de bouwplannen door den Gemeenteraad) wordt ver worpen met 18 tegen 4 stemmen. Voor stemden de heeren: Dekhuyzen, Van Hoeken, Cock en Driessen. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt daarop met de aange brachte wijzigingen in zijn geheel b(j acclamatie aangenomen. (De heer Kaiser verlaat de Vergadering.) X. Voorstel betrekkelijk de kosten van den bouw der Gehoorzaal, met staat van af- en overschrijving, begrooting, dienst 1891. (Zie Ing. St. n". 31, 49 en 57.) De heer Juta. M. d. V.! Ik wensch met slechts een paar woorden het standpunt toe te lichten dat ik in deze zaak inneem. De Gehoorzaal was reeds gereed, of genoegzaam gereed, toen de Raad mij de eer aandeed mij tot Wethouder te benoemenen de mede- deeling van het aanzienlijk tekort op de bouwsom stelde mij even zeer als alle andere leden van den Raad voor een fait accompli. Ik veroordeel het zeer, dat beschikt is over zoo'n aanzienlijk be drag, zonder dat de Raad er kennis van heeft gedragen en betreur het niet minder dat het heeft kunnen plaats hebben. Maar nu het werk eenmaal is uitgevoerd, komt 't mij, evenals aan de Commissie van Financiën, voor, dat de gemaakte overschrijding van kosten ook moet betaald worden. Daarom hebben Burg. en Weth. gezamenlijk de fondsen tot dekking aangewezen. De heer De Stürler. M. d. V.! Ik verklaar volkomen in te stemmen met de woorden van den heer Juta. Ik zal thans niet meer over deze quaestie spreken, want ik zoude om mijn slem tc motiveeren zoude ik in herhalingen moeten vallen. De heer Siegenbeek van Hedkelom. M. d. V.l Ik behoef u niet te zeggen, dat ik met hetzelfde leedwezen als uit het rapport van de Commissie van Financien spreekt, inzage heb genomen van dit voorstel van Burg. en Weth. Om mij echter op de hoogte te stellen van de oorzaken, die geleid hebben tot die vermeerdering van uitgaven heb ik eerst aandachtig het voorstel van Burg. en Weth. en de toelichting gelezen. Ik moet evenwel zeggen, dat ik daar niet door bevredigd werd, en daaruit ook geen eigen opinie kon vormen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 4