33 De Voorzitter. Ik denk dat zoowel de geldschieter, als het bestuur van de vereenigirig. 't niet met den heer Van Hoeken eens zullen zijn. Het bestuur zou volgens uw plan f 6000 ineens moeten betalen, en nu is 't de vraag o(' bet bestuur over die gelden kan be schikken. Onwillekeurig denk ik aan hetgeen in de vorige verga- ook gezegd is geworden bij de behandeling van liet voorstel der heeren üreven en Van der Vlugt. Men zeide toen: »0eh, de heeren doen toch al zooveel, dat zij zeker nog wel wat meer zullen willen doen." Ën nu spreekt men ongeveer in dezelfden geest over den geldschieter in deze zaak. Mij dunkt, dat dit wel wat te ver gaal! Ik ken den geldschieter niet, en weet dus ook niet of deze op de wijze als de heer Van Hoeken wil, zijn geld beschikbaar zou blijven stellen. In alle geval zal deze wijze van betaling voor het bestuur van de Ambachtsschool een groot verschil maken. De heer De Goeje. M. d. V.! Ik ben zeer erkentelijk voor al de tegemoetkoming, welke het verzoek van het Bestuur der Praktische Ambachtssehool ondervonden heeft van de zijde van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën, en welke ook spreekt uil het amendement van den heer Dekhuyzen. Daarom hoop ik dan ook, dat deze het onderdeel van zijn amendement, dat bepaalt dat de bouwplannen door den Gemeenteraad moeten worden goedgekeurd, zal willen wijzigen, en zoo niet, dat dan de Raad daaraan zjjnc goed keuring niet zal hechten. De heer Uekhuyzen vreest niet, dat deze wijze van handelen eenig oponthoud zal geven, mij daarentegen heeft de ondervinding geleerd dat dit wel het geval zal zijn. Burg. en Weth. kunnen binnen zeer korten tijd de plannen onderzoeken, eventueele bezwaren mededeelen, wijzigingen aangeven en goedkeu ren; maar wanneer die plannen bij den Gemeenteraad moeten inkomen, dan zal veel kostbare tijd verloren gaan. En als wij met October de school niet kunnen openen, dan zullen wij ook het subsidie van het Kijk moeten missen. Er beslaat dus voor de vereeniging bij de aanneming van dit deel van het voorstel een groot periculum. De geheele Raad kan toch in werkelijkheid de plannen niet onder zoeken, en zou daartoe toch eenige personen uit zijn midden moeten aanwijzen, en wie zou men dan daarvoor beter als deskundigen kunnen kiezen dan Burg. en Weth.? Ik zou 't dus als een groot blijk van welwillendheid beschouwen, indien de Raad niet den Gemeenteraad, maar Burg. en Weth. wilde aanwijzen, om de bouwplannen te onderzoeken en goed te keuren. De heer De Rieu. Ik wensehte wel aan den heer Kaiser te vragen of, zoo niet de zekerheid, dan toch de waarschijnlijkheid bestaat, dat de belanghebbende zich zal kunnen ncèrleggcn bij den prijs van 3 per MS te betalen van af het jaar 1893? De heer Kaiser. Dat is nog al moeilijk, meneer Du Rieu, om daarop dadelijk een antwoord te geven! Als er een dergelijk voorstel is aangenomen, dan moet hel Bestuur overleggen of het er in kan treden. Die 6000, welke dan in eens noodig zijn, moeten geleend worden, want de vereeniging qualitate qua bezit niets. Wanneer wij de f 6000 subsidie van het Rijk niet hadden kunnen krijgen, dan zouden de 36000 renteloos voorschot voor de oprich ting van de school ook niet verkregen zijn. Wij moeten natuurlijk zeker zijn dat wij het geld kunnen terug geven. Het renteloos voorschot geeft ons reeds een voordeel van f 13000. Op grond van een dergelijk geschenk van een particulier, meenden wij dat ook de gemeente wel wat geven kon en vroegen daarom kosteloozen afstand van den grond. Wil de Raad evenwel t 6000 voor den grond vorderen, dan zal het Bestuur van de ver eeniging moeten overleggen of die som op de wijze door den Raad te bepalen betaald kan worden. Ik kan daarop thans geen definitief antwoord geven. De heer Was. M. d. V.! Ik kan mij met het advies van de Commisie van Financiën en het daarop gebaseerde voorstel van den heer Dek- huyzen bijna geheel vereenigen, en heb ook weinig bezwaar om het bestuur der Ambachtsschool in de afbetaling der koopsom wat ge makkelijk te maken. Ik meen evenwel, dat de overdracht van den grond onmiddellijk behoort plaats te hebben, vóórdat het gebouw geplaatst is, anders zullen er wellicht groote moeielijkheden kunnen ontstaan met de registratie, zooals het geval is geweest met de Kweekschool voor Zeevaart, die het gebouw had opgericht voor dal de grond door de gemeente aan haar was overgedragen. Het gebouw zal natuurlijk behooren aan den eigenaar van den grond en de registratie zal dan bij overdracht 4 pCt. met de opcenten heffen ook over de waarde van liet gebouw. Urn die reden zou ik de overdracht dadelijk willen doen plaats hebben, en ben het ook met den heer Van Hoeken eens dat het beter is de zaak in eens af te doen en de koopsom dadelijk te laten betalen, want zoo groot is de som toch niet. Mocht dit echter toch te bezwarend voor de vereeniging zijn, zoo zoude dit bezwaar kunnen worden ondervangen door de jaarlijksche aflossing van f 2000 te behouden, mits eene rente werd vergoed over hel onafgeloste gedeelte; dat zou een quaeslie zijn van een 200 a t 300 'sjaars en derhalve wel gëen groot bezwaar opleveren. Ik zeide zoo even, dat ik het in hoofdzaak eens was met de Com missie van Financien. Toch voel ik mij wel een weinig bezwaard om punt c van de voorwaarden door Burg. en Weth. gesteld geheel en al te laten vervallen. Zou het niet beter zijn in plaats daarvan te bepalen, dat de gemeente wanneer de school mocht worden op geheven of verplaatst, het recht van voorkeur heeft om den grond met opstal over te nemen. Stel bijv. dat men langzamerhand gaat inzien, dat ambachls-onderwijs meer is een zaak van gemeentelijke zorg, dat het eigenlijk deel moet uitmaken van het onderwijs door de gemeente verstrekt, dal de vereeniging moeielijkheden krijgt met het verkrijgen van particuliere contribuliën en van subsidie, zoodat de leden der vereeniging eindelijk zeggen: wij onttrekken ons aan de zaak. de gemeente moet de school maar overnemen, dan zal, wanneer de vereeniging om welke reden dan ook, hel terrein pu bliek verkoopt, zonder dat de gemeente recht van voorkeur heeft, de gemeente wanneer zij de ambachtsschool in stand wil houden altijd grond en gebouwen zeer duur moeten terugkoopen. Daarom zou ik de bepaling wenschen te zieu opgenomen, dat bij opheffing of verplaatsing van de Ambachtsschool de gemeente ten allen tijde de voorkeur heeft grond en gebouw over te nemen tegen taxatie door drie deskundigen. Dat is de aanmerking, die ik op het advies der Commissie van Financiën had. Ik wensch dus nu voor te stellen dal door de vereeniging de Praktische Ambachtsschool de koopsom zal worden afbetaald in 3 jaarlijksche termijnen, te beginnen met 1893, met bijbetaling van 4 pCt. rente over het onafgeloste gedeelte, en dat punt c der voordracht, gewijzigd overeenkomstig mijn voorstel, gehandhaafd wordt. De heer Fockema Andreae. Ik vroeg 't woord naar aanleiding van de vraag, die ik de heer De Goeje daar juist aan den heer Was hoor doen. Ik was bezig een amendement te formuleeren in den zelfden geest als het gesprokene door den heer Was. Het komt mij voor, dat liet voorstel van Burg. en Weth. wel wat kras gesteld is Het zegt: wanneer, nadat de koopsom is voldaan, de vereeniging den grond of de gebouwen te zaïnen of afzonderlijk mocht willen vervreem den, of wanneer de school mocht worden opgeheven of verplaatst, is de vereeniging verplicht, alvorens tot de vervreemding, verplaatsing of opheffing over te gaan. den grond met het daarop staande aan de gemeente aan te bieden tegen terugbetaling door de gemeente van de betaalde koopsom.'' Mij dunkt, dat die som Ie gering zou wezen, en dus een dergelijke bepaling heel ongunstig voor de vereeniging. Daarom zou ik het idee van de heer Was alzoo willen formuleercn: c- vervreemden, zal de Vereeniging verplicht zijn hiervan schriftelijk kennis te geven aan de gemeente, die bevoegd zal zijn den grond met het gebouw over te nemen legen betaling van de oogcnblikkelijke verkoopwaarde ter taxatie van drie deskundigen. De gemeente zal binnen drie maanden moeten verklaren of zij van deze bevoegdheid wil gebruik maken. Van de drie deskundigen zal één worden benoemd door de ge meente, de tweede door de Vereeniging, de derde door den kanton rechter. Wanneer dat wellicht het denkbeeld van den heer Was goed uit drukt, en indien ook de heeren De Goeje en Kaiser, leden van het bestuur der Ambachtsschool er zich mee kunnen vereenigen, dan zou ik dit amendement gaarne door den Raad aangenomen zien. De Voorzitter. Het Dagelijksch Bestuur is bereid het alzoo ge formuleerde denkbeeld van de heeren Was en De Goeje over te nemen. Wij waren van het idee uitgegaan, dat wij, met 'toog op den langen termijn van afbetaling, niet te secuur konden zijn; maar nu vervalt natuurlijk ons bezwaar. 'l Is wel niet waarschijnlijk dat de school ooit zal verdwijnen, maar de mogelijkheid is niet te ontkennen bijv. omdat zij zou moeten worden uitgebreid of verplaatst. De heer Kaiser. M. d. V.! Wij weten nu nog niet of de heer üekhuyzen hel denkbeeld van den heer De Goeje heeft overgenomen. De heer Dekiiuïzen. Het spijt mij zeer, dat ik absoluut bij mjjn meening moet blijven. Ik geloot zelfs, dat wanneer in 't ergste geval die f 6000 voor één jaar verloren gingen, dit nog niet zoo erg zou zijn, als dat wij nader hand misschien nog meer subsidie zouden moeten geven, omdat de vereeniging niet met het geld was toegekomen. Dat meerder subsidie, al bedroeg het b. v. slechts f 500, zou in ieder geval als blijvende post van uitgaaf op rekening van de ge meente komen. Het is minder nadeelig, een enkele maal schade te lijden, dan op den duur in hoogcre onkosten te vervallen. Voor zichtigheid bij het opmaken van de bouwplannen is bezuinigen in de voorhand Later, als het gebouw er eenmaal staat, is er weinig meer aan te doen. Hebben wjj niet genoeg leergeld betaald met de Gehoorzaal, en moeten wij nu weder laten bouwen zonder dat wij behoorlijk met de bouwplannen bekend zijn? Het geldt hier eene gesubsidieerde instelling, laten wij voorzichlig zijn met het begin. Ik kan dus niet anders dan mijn voorstel handhaven om de goedkeuring der plannen te onderwerpen aan den Raad en niet aan Burg. en Weth. De heer Hasselbach. M. d. V.! Als ik den heer Dekhuyzen zoo met vuur hoor pleiten voor goedkeuring der plannen door den Raad, daarbij een beroep doende op de geschiedenis met de Gehoorzaal, dan zou ik bijna tot de conclusie komen, dat de bouwplannen van de Gehoorzaal niet door den Raad zijn goedgekeurd. Toch is dit wel degelijk liet geval geweest. Welke waarborgen zal men dus bij goedkeuring dezer plannen door den Raad hebben dat de kosten later niet zullen worden overschreden, evenals dit bij de Gehoorzaal het geval is geweest? Ik geloof dat die waarborgen al zeer gering zijn. De lieer De Goeje. M d. V Nu de heer Was heeft voorgesteld de aflossing in 3 jaren te doen geschieden, mits legen betaling van rente over het onafgeloste gedeelte der koopsom, vervalt, mijns inziens, het bezwaar van den heer Van Hoeken, daar dit toch geheel geljjk staat met contante betaling. Het komt mij daarom voor dat de heer Van Hoeken zich met het voorstel van den heer Was wel zou kunnen vereenigen. De heer Van Hoeken. M. d V.! Ik kan mij met het voorstel van den heer Was betreffende de rentebetaling wel vereenigen. De heer Kaiser. M. d. V.! Ik wensch voor te stellen de bouw plannen door Burg. en Weth. te laten goedkeuren. Wordt het voorstel van den heer Dekhuyzen aangenomen, dan worden de plannen der vereeniging geheel in de war gestuurd. De heer Dekhuyzen wil alles laten goedgekeuren do ir den Raad op grond van hel gebeurde met de Gehoorzaal. Maar dat is eene heel andere zaak. Hier geldt het eene particuliere onderneming waarmede de financiën der ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 3