&8 het gewicht daarvaD) faalde ten eene inale en stuitte af op het gezond versland en de reeds verkregen ontwikkeling van andere werklieden. Ook in ons land kan men reeds op eenige verbetering wijzen. Vergelijkt men bijv. het verloop van de vergaderingen, voornamelijk in Amsterdam, van de sociaal-democraten, van den laalsten tijd met die van eenige jaren geleden, dan valt het niet te loochenen dat die veel kalmer en rustiger zijn geworden dan vroeger. De grootste vijand waartegen zij die in den geest van de hecren Van der Vlugt en Greven werkzaam willen zjjn te strijden zullen hebben en die misschien het moeielijkst te overwinnen zal zijn, is m. i. nog altijd het wantrouwen dat bij den werkman en den ar beider bestaat legen den werkgever en de meer gegoeden in het alge meen. Wantrouwen is eene moeielijk uit te roeien kwaal; doch het beste geneesmiddel daartegen is persoonlijke aanraking van de meer ontwikkelden met hen die nog in meerdere of mindere male met die kwaal behebl zijn. En vooral daarom verdienen de aanvragers, op hun adres beter bewijs van waardeering, dan bloolc beluigingen van sympathie met hunne goede bedoelingen! Zijn die betuigingen ernstig gemeend, dat men hun dan ook den steun dien zij noodig hebben om er uitvoering aan te kunnen geven niet onthoude! Dat er voor eene zekere mate van wantrouwen bij den werkman aanleiding bestond, valt niet te loochenen. De tijd van het «laissez faire, laissez aller" ligt nog niet zoo heel ver achter ons: vraag en aanbod beheerschte alles en op de gevolgen die dat voor den arbeider had werd zeer weinig, althans zeker niet genoeg gelet. Is het wonder dat de meening langzamerhand wortel schoot, dat bij alles wat werd gedaan, eigen voordeel alleen, zelfs ten koste van den werkman, werd beoogd? En waar de ontwikkeling zoo gering was, en dus de noodigc geschiktheid, om waar en onwaar wel te onderscheiden, ontbrak, ligt het voor de hand dat zij die op de inderdaad beslaande wanverhouding in de maatschappelijke toestanden wezen en daarbij veranderingen voorspiegelden die niet alleen niet voor verwezenlijking vatbaar zijn, maar daarenboven zeker geene verbetering zouden brengen in het lot van de minstbedeelden, toch bij dezen een geopend oor vonden. Een strijd tegen die misleidingen, elders met aanvankelijk goed gevolg aangebonden en ook bij ons niet geheel zonder resultaat, ziedaar waarvoor thans uwe hulp wordt gevraagd. Nu ruim 100 jaar geleden werd gestreden voor den zoogenaamden derden stand: wij hebben thans reeds een vierden stand; misschien laat zich het onderscheid tusschen deze beide het best uitdrukken door hetgeen de heer Was heeft genoemd, de werkman op schoenen en dien op klompen. Het is zeer wel mogelijk dat aanvankelijk slechts de eerste categorie van werklieden gebruik zal maken van de gelegenheid die haar wordt aangeboden door de nieuwe instelling van de heeren Van der Vlugt en Greven. De afstand tusschen beide categorien is misschien nog grooter dan die tusschen den werkman op schoenen en de hoogere standen: maar zou er niet veel kans bestaan dat de afstand tusschen derden en vierden stand kleiner werd, dat hij eindelijk grootendeels verdween, wanneer ook bij den derden stand dezelfde overtuiging post had gevat, die nu ons noopt hem tol meerdere ontwikkeling te brengen? Er zal, dit is m. i. on vermijdelijk, steeds eene lagere klasse in de maatschappij blijven bestaan, die door eigen schuld daartoe zal bchooren, 't zij dat zij een vijfde stand zal vormen, 't zij dat zij de vierde stand wordt, door ineensmelting van wat wij nu derde en vierde stand noemenin onze maatschappij zal die altijd worden aangetroffen en hij zal altijd vijandig tegenover de rest staan. Hoe meer er wordt gedaan voor de ontwikkeling van hen die daaraan behoefte hebben, des te geringer zal het getal zijn dergenen die de laagste klassen vormen en des te sterker zullen de anderen zjjn. Het goede element zal sterker, het kwade zwakker worden. De heer De Goeje heeft twijfel geopperd of de werkman zelf, ik spreek nu van den werkman op schoenen, dus van den reeds cenigs- zins ontwikkelden, wel zoo ingenomen was met de plannen van de aanvragers. Van 14 werklieden die bij één baas werkten, waren er 13 volmaakt onverschillig voor de zaak en slechts één was er, doch zeer flauw, mede ingenomen. Ik stel daartegenover de adressen van de werklieden-vereenigingen en van de 137 werklieden, waarin den Raad dringend wordt verzocht gunstig op het verzoek der aanvragers te beschikken. Dat de pogingen van die aanvragers zeker niet zullen afstuiten op gebrek aan belangstelling bij hen voor wie de instelling bestemd is, staat nu reeds vast; anderen zullen ongetwijfeld volgen en als de «flauwe voorstander" er nader kennis mede heeft gemaakt, en aan zijn 13 onverschillige kameraden heeft medegedeeld wat hij daar gezien en geleerd heeft, dan geloof ik er op te mogen rekenen, dat zij spoedig in warme voorstanders zullen veranderen. Over het vóór en tegen van de plaats zal ik niet veel meer zeggen. Dat er bezwaren aan verhonden zijn voor de tegenwoordige bewoners der Boommarkt, is niet te loochenen: en evenmin ontken ik dat zij bij mij wegen en mij zelfs bij de eerste kennismaking met het plan der herren Van der Vlugt en Greven een zeer gewichtig bezwaar toeschenen. Ik ben intusschen ten slotte tot hetzelfde resultaat ge komen als de heer Van der Breggen nl. dat het groot algemeen be lang aan de inwilliging van het verzoek verbonden moet prevaleeren. Daarentegen zijn de bezwaren die wij hier en in verschillende adressen hebben hooren ontwikkelen van groote overdrijving niet vrij te pleiten. Een van die overdreven bezwaren is dat men daar van eene gracht eene straat zoude maken! «En nu werpe men mij niet tegen, zeide de heer Was, «dat daar de school van juffrouw Jesse reeds staat.'' Ik begrijp heel goed dat de heer Was er niet op gesteld was dat hem dit argument werd tegengeworpen; hij gevoelde er natuurlijk het groote gewicht van; want juist die school van juffrouw Jesse duet het geheele bezwaar te niet. Door daar in een verloren hoek nog over een lengte van ongeveer 30 M. verder tc bouwen, wordt de Boommarkt niet meer of minder eene straat dan zij nu reeds is, en nog verder voortbouwen is niet mogelijk omdat de ruimte er voor ontbreekt. De heer ürucker heeft verder reeds aangetoond welke overdrijving in de adressen heerseht van de eigenaars en bewoners van de per- ceelen die door door den bouw ontegenzeggelijk zouden worden ge schaad. Ik voeg daarbij nog een ander voorbeeld, dat ik ontleen aan het laatst ingekomen adres van den heer Smulders, waarin hij o a. mededeelt dat de kaïner, door hem voor f 600 aan den heer Leemans verhuurd, «door dien heer expresselijk en uitsluitend (is) gehuurd om hel ruime en vrije uitzicht en zulks ter zake dat zoo danig uitzicht weleer aan 's heeren Leemans eigen woning werd ont nomen." Met evenveel eerbied voor den adressant, als waarvan hij voor ons getuigenis aflegt, maar met meer eerbied voor de waarheid, spreek ik dit beslist legen! De school van juffrouw Jesse is nu ongeveer of ruim 20 jaar geleden gebouwdde heer Leemans heeft die kamer slechts weinige jaren geleden, 4 of 5 ineen ik, gehuurd en de kamer die altijd de woonkamer is geweest, is dit nog. De reden waarom de heer Leemans dié kamer heelt gehuurd is dus eene geheel andere; zeker niet «expresselijk en uitsluitend" om het ruimer en vrijer uitzicht. Ik resumeer. Hetgeen gevraagd wordt is inderdaad luttel. Uf nu die 30 M grond worden gevoegd bjj de nu reeds bestaande straal, zal geen groot verschil maken, en in allen geval geen straat maken, die niet reeds bestaat. De belangen echter, die de reques- tranten op 'toog hebben, zijn van het hoogste gewicht, het geldt een maatschappelijk belang, en zij zijn een deel van de groote belangen, waarbij wij allen betrokken zijn. En wat de bezwaren betreft, die door de bewoners van de Boom markt in het midden zijn gebracht, ik schat die niet gering, en ik erken ten volle het onaangename dat er voor hen in gelegen is, ook al is er veel overdrijving in het spel. De voordeelen van de plaatsing op de Boommarkt overtreffen echter in die mate de nadeelen, dat ik in volle overtuiging durf aan te raden het voorstel van Burg. en Weth. aan te nemen. De heer Hasselbach. Ik moet nog even verklaren, dat ik mij niet vergist heb. Het huis van professor Kuenen is tc koop geweest voor omstreeks 10.000; de tuin Haarlemmerstraat zuidzijde aan de Haarlemmerstraat behoorde er niet bij. Ik ben dus niet ver van de waarheid af geweest. Ik was lot 10 a 12000 gekomen om het gebouw in een goeden staat voor het doel te brengen. De belangen van de bevolking en de belangen van de bewoners van de Boom markt moet men zoo mogelijk beide trachten te bevredigen. En dat zou het geval zijn, indien men het gebouw in het bedoelde huis stichtte. Ik maak mij sterk, dat het nu ook nog wel voor de heeren te krijgen zal zijn, want het is, geloof ik, een speculatiekoop geweest. De Voorzitter. Het huis alleen is niet groot genoeg, men moet ook nog een deel van het terrein hebben. Doch dal is het voor- voornaamste bezwaar nog niet; zooals ik reeds heb gezegd, men zou moeten beginnen met het huis tegen den grond te halen; er is geen goede inrichting van te maken of men moet van voren af aan be ginnen. En om dat te kunnen doen, heeft men over te weinig middelen te beschikken. De beraadslagingen worden alsnu gesloten. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming gebracht, na dat er door Burg. en Weth. de bepaling is aan toegevoegd, dat er een jaarlijksche recognitie van f 25 zal moeten betaald worden. Het wordt verworpen met 16 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren: Tieleman, Was, De Goeje, Driessen, Hasselbach, Van Recnen, Van Lidth de Jeude, Fockema Andreac, Verhey van Wijk, Zaaijer, Du Rieu, De Slurler, Van Hoeken, Cock, Verster van Wulverhorst en Siegenbeek van Heukelom. Voor stemden de heeren: Dekhuyzen, Kaiser, Le Poole, Van der Breggen, Drucker, Zillesen, Juta en Koetser. Aan de orde is alsnu: IV. Staat van af- en overschrijving op de begrooting van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, dienst 1891. (Zie Ing. St. n#. 34.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. V. Verzoek van A. Van Schie te Noordwijkerhout, om een dam te herplaatsen in de sloot langs de Haarlemmervaart. (Zie Ing. St. n®. 35 VI. Idem van P. H. Schouten, om vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n#. 36.) VIL Idem als voren van J. A. Van Gulden. (Zie Ing. St. n#. 41.) VIII. Idem als voren van K. Vogel, Hoogere Burgei school voor Jongens. (Zie Ing. St. n®. 43.) Worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming toegestemd. IX. Idem van de Leidsche Duinwater-Maatschappij, om goedkeuring voor het aangaan van eene geldleening. (Zie Ing. St. n®. 42.) De heer Cock. M. d. V.! Ik wensch 't woord voor een motie van orde. Dit verzoek wordt toegestaan. De heer Cock. M. d. V.! Ik wensch voor te stellen dit punt van de agenda te renvoyeeren naar eene speciale Raadscommissie ter fine van onderzoek en advies.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 8