25 wordt slechts eene kleine opoffering gevraagd voor een groote en belangrijke zaak. De heer De Stürler. Zooals de heer Drucker reeds gezegd heeft, blijkt het dat in het College van Burg en Weth. de gevoelens over deze zaak verdeeld zijn en er eene meerderheid is die de Boommarkt wil aanwijzen, en eene minderheid die de Boommarkt ongeschikt vindt. Die minderheid hen ik. Ik heb veel sympathie voor liet be oogde doel en vind, dat wij de adressanten zooveel mogelijk moeten helpen. Maar ik wil niet zoover gaan, om dit «verloren hoekje" (ik zoude den heer Drucker in overweging geven het een der longen van^ de gemeente te noemen), dicht te stoppen. Mijns inziens, gaat 't niet aan, een plaats als de Boommarkt verder te bebouwen. Al is er met het plaatsen van die school daar ter plaatse, naar mijne bescheiden meening vroeger een fout begaan, zoo is dat nog geen reden om op nieuw te zondigen. Ook is door het laatste verweerschrift van de heeren Greven en Van der Vlugt mijn overtuiging niet aan 't wankelen gebracht, dat het gebouw namelijk niet even goed op het gratis beschikbaar gesteld kunnen verrijzen. De heer Drucker heeft gezegd, de stad is niet zoo groot, dat 't veel tijd kost oin van 't eene punt naar het andere te komen. Welnu, dit geldt even goed voor hen, die van de Boom markt naar de Middelstegracht moeten gaan, als voor hen, die van de Middelstegracht naar de Boommarkt moeten komen. Hier is dus geen bezwaar aanwezig. Ofschoon ik met genoegen de heldere argumentatie van den heer Drucker heb aangehoord, blijft het toch mijn voornemen om tegen de inwilliging van het verzoek der heeren Greven en Van der Vlugt te stemmen. De heer Was. M. d. V.! Nog een enkel woord in antwoord aan den heer Drucker Ik begin echter met aan den Raad mijne excuses aan te bieden. De heer Drucker heeft er mij een verwijt van ge maakt, dat ik een bericht uit een dagblad hier besproken heb. Ik kan het niet ontkennen en moet wel dubbel mijn excuses maken, omdat ik den heer Drucker een slecht voorbeeld gegeven heb, die daardoor, na er mij een verwijt van gemaakt te hebben, oniniddelljjk zich aan dezelfde fout heeft schuldig gemaakt door te bespreken een ingezonden stuk in het Leidsche DagbladIk beging echter die fout, omdat het door mij bedoelde stuk de strekking had, om de ge meente Leiden in een kwaad daglicht te stellen, en daartegen wilde ik protesteeren, want dat kan ik niet goed verdragen. Ik maak er echter nogmaals mijne excuses over. De heer Drucker heeft het doel van de oprichting niet willen bespreken, maar het is mij toch gebleken, dat hij het volkomen met mij eens is, dat het gebouw bestemd moet zijn, zoowel voor den fabrieks arbeider als voor den werkman. Maar hiervan moeten w(j juist de zekerheid hebben! Want daarvan hangt het af. of het advies van de zoogenaamde toongevende mannen onder de arbeidende klasse juist is. Moest het alleen dienen voor den werkman, dan zou 't beter zijn als het gebouw in het midden van de stad kwam te staan; maar is het de bedoeling om ook den fabrieksarbeider in de gelegenheid te stellen om na afloop van zijn werk, desnoods op zijn klompen, z(jn courantje te gaan lezen, dan zou het natuurlijk in de armenwijk moeten verrijzen. Nu is het wel waar, wat de heer Drucker ge zegd heeft, dat er in Leiden geen eigenlijke armenwijk is; maar de Boommarkt is dat dan toch zeker niet. Wij moeten het doel van het plan derhalve wel degelijk kennen, want als de Gemeenteraad begrijpt, dat de Boommarkt een onge schikte plaats is, ook voor het plan van de heeren Greven en Van der Vlugt zelf, dan zullen wij er toch zeker niet toekomen, om door inwilliging van het verzoek voor private eigenaren allerlei bezwaren te creeëren. De adressanten hebben de beschikking over een groote vierkante lap gronds, in de eenigszins afgelegen buurt naar ik meen de Middelstegracht welnu, M. d. V. juist daar is naar mijne raceiiing de aangewezen plaats, om een dergelijk gebouw op te richten. Mijn argument, dat de fabrieksjeugd liever zal blijven wandelen in de Haarlemmerstraat, dan naar de Boommarkt gaan, zou niet ernstig gemeend zijn! Ik kan den heer Drucker de verzekering geven, dat dit argument wel degelijk ernstig gemeend is en dat ik het blijf handhaven, daar het niet is weerlegd door de opmerking van den heer Drucker. Wanneer men de jeugd in een leeszaal wil lokken, dan moet men die halve kinderen (want dat zijn die jonge arbeiders eigenlijk) niet in de verleiding brengen om op de Haar lemmerstraat te gaan flaneeren, de jeugdige werkman komt eer en beter tot een bezoek aan die leeszaal, wanneer zij dichter in zijn bereik is, dan wanneer hij, om er te komen, de drukke straten moet passeeren, die uit den aard der zaak aan de jeugd meer genot aan bieden zij het dan ook minder goed voor haar dan de stille leeszaal. En nu het gemeentebelang. Op dit punt ben ik niet zoo gelukkig met den heer Drucker te kunnen debattecren. De geachte spreker heeft gezegd, dat de Boommarkt geen gracht is. Hiertegen valt moeilijk te strijden, M. d. V dit is eene zuiver feitelijke quaestie, wier beslissing ik gaarne aan den Raad overlaat. In mijne oogen is de Boommarkt geen straat maar eene gracht, en mijn bezwaar was juist, dat men van een gracht geen straat mag maken. Ik heb de Boommarkt altijd aangezien voor een gracht, doch als de heer Drucker gelijk heeft en ik verkeerd gekeken heb, dan vervalt natuurlijk mijn argument, ontleend aan het publiek belang. De heer Drucker heeft eerst in den laatsten tijd uit een aesthetisch oogpunt de Boommarkt bekeken, en is tot de conclusie gekomen, dat het gebouw haar niet zal ontsieren, maar verfraaien. Ik moet zeggen, dat de heer Drucker bet bij zijn bezoek aan de Boom markt niet met het weêr heeft getroffen; het weer is niet zeer gunstig geweest om het schoone van dergelijke stadsgezichten in het oog te doen springen! Anders ware de heer Drucker wellicht tot eene andere conclusie gekomen. Nu nog een enkel woord over de private belangen. De requestrant Smulders zegt en bewijst, dat hjj een schade van 600 zal lijden, en daar antwoordt de heer Drucker op: «Och, dat is een fantasie-prjjs! Bij onteigening komt zulke schade niet in aanmerking." De heer Smulders zal die f 600 toch wel onder zijne inkomsten brengen. Maar op het budget van den hotelhouder is dat geen fantaisie! Boven dien betreft bet hier geen onteigening, en heeft de onteigeningswet er dus niets mede te maken. De hotelhouder zal inderdaad een som van f 600 aan buur van de bedoelde kamer moeten missen, wanneer zijn hotel betimmerd wordt. De lieer Drucker heeft verder gewezen op de groote voordeelen, die de bewoners zullen krijgen, als dit «juweeltje" zal worden opge richt. In de eerste plaats beschutting tegen den noordenwind. Dit is volkomen waar, M. d. V.! doch van den noorderwind hebben de bewoners volstrekt geen last als zij achter hunne vensters zitten te kijken op den zonnigen overkant. Zoo is het ook met de levendige passage. Wanneer zal het daar levendig worden? 's Avonds als de bewoners rustig binnen zitten, wanneer zij zeiven prettig zitten te lezen en dan misschien juist veel last zullen hebben van die drukke passage, tiet derde voordeel zou zijn, dat de bewoners verschoond zullen blijven van het gezicht op Magneta en van de geuren van de oliebollenkramen. Nu, dal is, dunkt me, een geringe last, welke niet eens zoo dikwijls voorkomt, en de bewoners, geloof ik, met lierde zullen verduren, veel liever dan een voortdurende belemmering van uitzicht, licht en lucht. len slotte constateer ik, dat de heer Drucker heeft erkend, dat door verwerping van dit voorstel de verwezenlijking van dit plan I van de heeren Greven en Van der Vlugt niet onmogelijk wordt ge maakt, en dat ben ik altijd met hem eens geweest. Ik heb te veel vertrouwen op de volharding en den ijver van de ontwerpers om aan te nemen, dat zij het plan tot oprichting van een arbeidershuis, bij verwerping van dit voorstel, geheel zullen opgeven, vooral nu zij een terrein tot hunne beschikking hebben, dat na veler meening veel beter voor hun doel geschikt is, dan de Boommarkt. De heer De Goeje. M. d. V.! De heer Drucker heeft mjj een vraag gedaan, waarop ik hem even wensch te antwoorden. De ze kerheid, dat de werklieden zelf niet onverdeeld zijn ingenomen met dit plan, heb ik niet alleen aan de couranten ontleend; van het door den heer Drucker bedoelde stuk geloofde ik ook niet dat het van een werkman ai komstig was. Maar ik heb geïnformeerd bij enkele bazen, en gevraagd hoe hunne knechts er over dachten. Sommige vonden «er wel wat voor te zeggen"! Van een baas vernam ik, dat van zijn 14 knechts er één was, die er niets tegen had! Gedrukte stukken hieromtrent kan ik natuurlijk niet overleggen. De lieer Drucker. M. d. V.! Een enkel woord aan den heer Was. Het spijt mij. dat hetgeen ik gezegd heb over het bespreken van stukken uit de couranten door dezen spreker is opgevat als een verwijt. Het zou mij allerminst passen hem verwijten te maken. Ik zeide alleen dat ik zijn voorbeeld niet zou volgen en niet zou treden in eene bestrijding der verschillende couranten-artikelen. De heer Was meent, dat ik dezelfde fout heb begaan, maar ik heb slechts eenmaal bij uitzondering een ingezonden stuk uit de courant aangehaald, omdat ik meende dat de heer De Goeje daarop zijne redeneering had gesteund. Nu zegt de heer Was, laat men het gebouw niet zetten op de Boommarkt (en dat is zijn hoofdargument), want dat is de geschikte stand niet, en daarom moeten wij den grond ook niet geven! Met deze redeneering kan ik niet medegaan. De personen, die in de eerste plaats in het gebouw zullen komen, zijn de ambtsbeden; die hebben geadresseerd en teekenen van belangstelling gegeven; die zijn reeds zoover ontwikkeld, dat zij hun behoefte aan verdere ont wikkeling begrijpen. Het meerendeel der fabrieksarbeiders schijnt zoover nog niet te zijn. Nu hebben eenige toongevende mannen onder de werklieden afgera- atIj i 8eb°uw op het beschikbaar gesteld terrein in de buurt der Middelslegracht te plaatsen; wanneer die dat zeggen, dan zou ik meenen, dat men onverstandig zou doen indien men in strijd met hun advies handelde. Bovendien verklaren de adressanten, dat dit advies niet los in de lucht hangt, maar met argumenten is gestaafd. Het is even ver van de Middelslegracht naar de Boommarkt als omgekeerd, zegt men. Volkomen waar. Maar als het gebouw op de Boommarkt staat, dan zien de werklieden het als het ware eiken dag. en komen zij er eerder in, dan wanneer het is geplaatst in eene voor hen afgelegen buurt. De fabrieksarbeiders, voor wie wel licht de Middelslegracht eene geschikte plaats zou zijn, mogen eerst meer in de toekomst verwacht worden, wanneer zij het voorbeeld van den werkman volgen. De schoonheden van de Boommarkt wil ik gaarne zeer hoog stel len, maar zij zullen nog verhoogd worden door de plaatsing van dit gebouw, en wanneer de heer De Sturler zegt, gij moogt geen open terrein bebouwen en daardoor lucht aan de bewoners ontnemen, dan wensch ik daartegen op te merken, dat men dat in een stad als Leiden niet als een zwaarwichtig argument raag gebruiken. Leiden is een van de minst dichtbevolkte steden van ons land; en vooral in dat gedeelte der stad is lucht in overvloed aanwezig. En nu de bezwaren van de bewoners van de Boommarkt. De lieer Was zegt, dat zij thans de zon zien schijnen op de huizen van den overkant, en dat zij dit in het vervolg zullen moeten missen. Dat is ontegenzeggelijk juist, inits men er op let, dat het ook tegen- woordig bij het zien blijftverder genieten de Boommarkters ook nn niets van de zon. Van de verlevendigde passage zullen zij niets be speuren, zegt de heer Was. Ja, als zij de luiken sluiten en dicht houden, maar een sigarenwinkel bijv. zal er wel degelijk de voor deelen van kunnen bemerken. Men zegt wel, dat die daar ter plaatse niet is, maar deze en dergelijke winkels kunnen er gevestigd wor den, en de mogelijkheid daarvan zal zeker invloed hebben op de waarde van de huizen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 5