22
Voor stemden de heeren: Dekhuyzen, Hasselbach, Fockema Andreae,
Van Reenen, Van der Breggcn, Van Lidlh de Jeude, Verhey van Wijk,
Drucker, Zillesen, De Sturler, Jula, Van Hoeken, Versier van Wulver-
horst en Siegenbcek van Heukeloin.
Tegen stemden de heeren: Tieleman, Was, Kaiser. De Goeje, Driessen,
Le Poole, Zaaijer, Du Rieu en Cock.
(üe heer Koctser hield zich huiten stemming.)
Daarna werd het geamendeerde voorstel van Burg. en Weth. in
zijn geheel in stemming gebracht en aangenomen met 15 legen 8
stemmen.
Tegen stemden de heeren: Van der Breggen, Van Lidth de Jeude,
Fotkema Andreae, Verhey van Wijk, Drucker, Juta, Cock en Verster
van Wulverhorst.
(De heer Koetser hield zich buiten stemming.)
III. Verzoek van Mrs. H. B. Greven en W. Van der Vlugt, ter be
koming van grond aan de Booinmarkt voor de oprichting van een
gebouw ten behoeve van den werkmansstand.
(Zie Ing. St. n°. 18, 29 en 40.)
De heer Was. M. d. V.! Bij de beoordeeling van het voorstel naar
aanleiding van het verzoek der heeren Greven en Van der Vlugt,
om een gedeelte van de Boominarkt te mogen bebouwen tot oprich
ting van een arbeidshuis, stel ik mij op dit standpunt, dat die heeren
een hoogst lofwaardig doel beoogen. üe bedoeling van de reques-
tranten om de arbeidende klasse te ontwikkelen en te verheffen, om
door onderlinge toenadering de verschillende klassen van de maat
schappij tot elkander te brengen eu elkaar te leeren waardeeren,
draagt mijne volle sympathie.
Of nu dit edel doel van de ontwerpers zal worden verwezenlijkt,
M. d. V.!, op de wijze, waarop zij zich dit voorstellen, dat meen ik
in 't midden te moeten laten. De Raad heeft gelukkig daarover geen
oordeel uit te spreken; ware het anders, dan zouden op dit plan
misschien nog meer amendementen worden voorgesteld, dan indertijd
op het tarief voor de verhuring van de Gehoorzaal.
Doch in welk opzicht ook men, wat het punt van uitvoering be
treft, met de ontwerpers moge verschillen, dit staat bij mij vast, dat
hunne poging alleszins waardeering en steun verdient. Wil dat nu
zeggen, dat, wanneer men in 't algemeen sympathie voor hun plan
koestert, men ook moet stemmen vóór de inwilliging van het verzoek,
of volgt uit de bestrijding van het voorstel, dal men dan een tegen
stander is van het plan van die heeren, dat men voor den minderen
man niet veel meer over heeft dan een aalmoes, gelijk onlangs in
Het Vaderland" te lezen stond in een bericht blijkbaar uit deze ge
meente afkomstig, en door het »Leidsche Dagblad" overgenomen?
't Komt mij -voor, dat de steller van dal stuk al zeer weinig op de
hoogte is van hetgeen hier door de meer gegoeden voor de minder
gegoeden en den werkman gedaan wordt, en dal hij niet schjjnt be
grepen te hebben, dat van dergelijke onjuiste beschouwingen alleen
het gevolg kan zijn, dat onze goede gemeente Leiden tegenover de
buitenwereld in een kwaad daglicht wordt geplaatst, en dal de werk
man, die men wil ontwikkelen, door zulke onware voorstellingen
meer en meer tot ontevredenheid wordt opgezet. En of nn het
voortdurend opzetten tot ontevredenheid de meest geschikte wjjze is
om de verschillende klassen der maatschappij tot elkander te bren
gen, dit M. d. V.!, meen ik te moeten betwijfelen.
Op gevaar af, dat men mjj zal verdenken van weinig liefde te
hebben voor den werkman, en voor hem niet meer over te hebben
dan een aalmoes, zal ik dit voorstel bestrijden; en ik wil dat doen
op deze drie gronden:
J) inwilliging van het verzoek strekt niet tot bevordering van het
plan der heeren Greven en Van der Vlugt;
2) strijdt met het gemeente-belang;
3) is in strijd met vele private belangen.
Wat is het doel van de requestranten Hierover loopen de mee
ningen uileen. Sommigen beweren, dat het arbeidershuis speciaal
zal moeten dienen voor den werkman in engeren zin, niet voor de
fabrieksarbeiders. Men wil wel bevorderen, dat ook de fabrieksarbei
ders daar toegang vinden, doch het eigenljjk doel is een verenigings
punt te zoeken voor den zoogenaamden werkmansstand, waartoe de
fabrieksarbeider niet behoort.
Leest men echter de toelichting van de heeren Greven en Van der
Vlugt en hun beroep op de Toynbee-beweging in Engeland, dan
hebben de requestranten zich een geheel ander doel voorgesteld en
willen zij juist het gebouw bestemmen voor de geheele arbeidende
klasse in den ruimsten zin van het woord, zoowel voor de werklieden
in engeren zin, ik zou haast zeggen de aristocraten onder de volks
klasse, als voor de fabrieksarbeiders, zoowel voor den werkman op
schoenen als voor den arbeider op klompen. Wij moeten ons natuur
lijk houden aan de bedoeling van de requestranten. Maar wanneer
dat zoo is, den is het advies van de zoogenaamde toongevende man
nen uit de arbeidersklasse over de plaats van oprichting ook onjuist.
Indien het gebouw inoet dienen alleen voor den eigenlijken werk
man, die niet woont in de armste wijken, maar over de geheele stad
is verspreid, dan kan ik mij begrijpen, dat zij het wenschen opge
richt le zien in het midden der stad; maar als het moet dienen om
een vereenigingspuut te zijn van de geheele arbeidende klasse, dan
zou 't mij voorkomen, dat men het moet oprichten juist in de armste
wijken, in de «eenigszins afgelegen buurt", waar de aangebodene
«groote vierkante lap gronds" is te vinden. Wil men naar het ar
beidershuis de arbeidende klasse lokken, dan moet het gebouw niet
op de Boominarkt geplaatst worden, want daar komt nooit een ar
beider; hij komt daar alleen in den tijd van de kermis, wanneer
Magneta er hare kunsten vertoont en de oliekoeken er hunne wel
riekende geuren verspreiden. Zulk een volkshuis moet opgericht
worden in de arme wjjken, waar de menschen wonen, die men moet
dwingen om in te gaan.
De heeren schijnen vergeten te hebben, dat de arbeider, die van
zijn werk komt, niet naar de Boommarkt gaat, want dan moet hij
eerst zijn Zondagspak gaan aantrekken, daar hij dit gebouw niet zal
willen binnentreden, wanneer hij er niet fatsoenljjk uitziet; en als ik
de bedoeling van de heeren Greven en Van der Vlugt begrijp, dan
moet er juist gelegenheid worden gegeven, dat de werkman dadelijk
na zijn werk, desnoods op klompen, het gebouw zal kunnen bezoe
ken. Bovendien behoeft de werkman, die haakt naar verlichting,
niet opgewekt te worden om er le komen. Hij zal daar toch wel
komen, want de alstanden zijn in onze gemeente zeer gering, maar
de iabrieksarbeider zal op de Boommarkt niet dan bij hooge uitzon
dering kouien.
Dit is mijn eerste bezwaar. Maar nu blijft er nog iets over, en 't
verwondert mij, dat de heeren Greven en Van der Vlugt dit uit het
oog hebben verloren. Zij schrjjven: «Vooral sedert de wet óp den
arbeid van vrouwen en kinderen aan onze fabrieksjeugd" reques-
lianten denken dus wel degeljjk aan de fabrieksarbeiders «vrije
avonduren schonk, waarmede, natuurlijk, velen der beweldadigden
vooreerst nog geen raad weten."
Welnu, zal men nu de jeugd blootstellen aan de verleiding om die
drukke verkeerswegen 's avonds te bewandelen? 't Komt mij voor.
dat die jeugd dan veel liever op de Haarlemmerstraat zal blijven
flaneeren in haar werkmanspakje, dan op de Boommarkt binnen te
treden, na eerst liet Zondagspak te hebben aangetrokken Dus ook
in dit opzicht is t verkieslijker, dat het gebouw verrijze in de
arbeidersbuurt.
En dit is elders ook zoo gebeurd; de requestranten deelen het in
hunne uitvoerige nota mede. Zij zeggen: «En zoo zijn b. v. in het
hart der armste kwartieren van Londen clubgebouwen voor den werk
man verrezen In Amsterdam staat het gebouw in de Rozenstraat,
en al moge die naam ook al zeer welriekend luiden, wanneer ik mij
niet bedrieg, M. d. V.! dan is de Rozengracht ergens bij de Jordaan
gelegen, zeker geen aristocratische wijk. Te Haarlem, Dordrecht en
Utrecht, waar volgens requestranten inrichtingen op bescheidener
schaal verwezen zijn hetgeen meer in mijn geest zou vallen
weet ik de plaats niet. Ik vernam echter, dat het gebouw te Utrecht
ook in de arbeiderswijk ligt.
Waarom zou nu, wat elders zooveel succes had de oprichting
van het gebouw «in het hart der armste kwartieren" juist hier
échec moeten lijden? Laat men toch hier niet wijzer willen zijn dan
elders! Laat men het goede voorbeeld volgen van de praetische
Engelschen, die hunne arbeidersgebouwen in de arme wijken hebben
opgericht.
Ik acht dus de Boommarkt ongeschikt tot bevordering van het
doel der heeren Greven en Van der Vlugt, en geloof, dat de
toongevende mannen uit de arbeidende klasse, wier advies gevraagd
is omtrent de plaats van oprichting, geen juist advies hebben uitge
bracht, omdat zij met het volkshuis iets anders beoogen dan de
requestranten.
In de tweede plaats wensch ik het verzoek te bestrijden op grond
van het gemeentebelang.
Ik laat het aesthctisch oogpunt rusten. Dit is eene quaestie van
smaak, waarover niet valt le twisten. Ik geloof, dat er in dit op
zicht aan beide zijden wel ecnige overdrijving bestaat, zoowel bij de
bestrijders van dit plan, die meenen, dat de Boommarkt met haar
•oud-HoIlandsch stadsgezicht," alle aantrekkelijkheid zou verliezen
door de oprichting van dit gebouw, als bij de heeren Greven en
Van der Vlugt, die ten eenenmale ongevoelig zijn gebleven voor de be
koorlijkheid van eene fraaie gracht. Zij vinden daar niets wat hun
kunstgevoel streelt. Zij zien er slechts: «een breeden wal, zich uit
strekkende langs eene rij gevels, ten dcele achtergevels, zonder eenige
de minste acslheiische waarde, aan de waterzijde voor de helft in
genomen door een kunsteloos schoolgebouw en met het uitzicht op
eene overzijde, waar zells het meest geoefend kunslenaarsoog geen
enkel gewrocht van draaglijke architectoniek vermag te ontdekken."
Alleen de twee puntgevcls van mevrouw de Wed. Speyer schijnen
uit een architechonisch oogpunt bjj de requestranten genade gevonden
te hebben.
Welnu, ik wil mij in die aesthetische quaestie geen partij stellen,
maar alleen wensch ik op te merken, dat de bewoners van de Boom
markt, die daar altijd zitten te kijken en nu het uitzicht hebben op
den zonnigen overkant voor goed dit uitzicht zuilen verliezen, als
daar verrijst «het juweeltje" van de heeren Greven en Van der Vlugt,
«opgetrokken in den bescheiden maar bevalligen renaissance-stijl onzer
vaderen."
Doch wat hiervan zijn moge, voor mjj is uit het oogpunt van
publiek belang, dit bet gewichtigste argument, dat onze schoone
grachten niet bestemd zijn om langs den waterkant bebouwd te
worden. Dit verbreekt den geheelen aanleg van onze fraaie stad.
Nu beroepe men niet op de school van juffrouw Jesse; ik heb niet
lot de oprichting van die school daar ter plaatse medegewerkt. Ik
betreur bet zeer, dat die misstand daar gekomen is, doch dit is geen
reden om c^e fout nog eens te begaan. Waar moet het heen, als
men onze grachten gaat bebouwen in strijd met de bouworde en den
aanleg van onze stad? Nu is het de Boommarkt, morgen wordt een
gedeelte van de Vischmarkt aangevraagd en men zal het evenmin
kunnen weigeren, als het verzoek maar gedaan wordt voor de stichting
van eene nuttige zaak.
Nu geldt het een arbeidershuis, dan weêr een gebouw voor de
Christelijke Wjjkvereeniging zeker ook eene nuttige stichting
later weer een Volksgaarkeuken en zoovele andere nuttige inrichtingen
meer lk heb er volstrekt geen bezwaar tegen, dat de gemeente
aan dergelijke instellingen zooveel mogelijk te gemoet komt, doch
daaraan mag de gemeente zelve niet worden opgeofferd. Een gracht
moet een gracht blijven.
Grachten zonder gelijktijdige demping in straten te veranderen,
acht ik in strijd met het algemeen belang, omdat daardoor gezonde
ruime, lichte grachten veranderd worden in bedompte, vochtige en