IS Kitting van Dnnderdag 4 Februari 1892, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de Heer L. M. 1)E LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1°. Voorstel tot vernieuwing van de loods voor het uitkloppen van kleeden enz. (282 van 1891, 2, 7 en 10) 2®. Voorstel tol aanvaarding van het geschenk van Regenten van het Hui' Meeriuanshurg. (3 en 19) 3°. Idem tot het verleenen van een tweede crediet aan de Commissie, benoemd voor het onderzoek naar den oorsprong van den Durg. (9, 15 en 21) 4®. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1891, en staat Model A lol voldoening uit den post van onvoorziene uitgaven, kosten vernieuwing van de Spanjaardshrug. (12 en 20) 5*. Voorstel betrekkelijk het tarief van de bruggelden voor het op halen der Spanjaardshrug. (13) 6°. Verzoek van W. J. Bink, om een stoep te leggen aan het Pieters kerkhof (22) 7*. Idem van J. P. F. Kosters, om vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld, Hoogerc Burgerschool voor Jongens. (23) 8°. Idem als voren van J. Th. Vonck, Gymnasium. (23) 9°. Idem van W. A. P F. L Van Exler, om terugbetaling van school geld, lager onderwijs. (24) 10°. Voorstel om den termijn van verpachting van het buffet der Gehoorzaal vast te stellen op vijf jaren en één maand. (2b) 11°. Idem betrekkelijk de afwerking van de Gedempte Binnenveslgracbt. (14 en 2fi) 12®. Voorstel tot intrekking van de vroeger verleende vergunningen tol het leggen van bruggen over de Zoeterwoudsche Singelsloot voor de huizen van A. II Romer. (27) Tegenwoordig waren 22 leden, als de heeren: De Sturler, Tieleman, Verster van Wulverhorst, Van Reenen, Kaiser, Driessen, üekhuyzen. Van der Breggen, Le Poole, Van Hoeken, Was, De Goeje, ilasselbach, Du Rieu, Fockema Andreae, Verhey van Wijk, Zaaijer, .luta, Drueker, Van Lidth de Jeude, Siegenheek van llcukelom en Cock alsmede de Burgemeester, Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heeren: Van Hamel, Koetser, Schneither, Zaalberg en Zillesen allen wegens ziekte. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering, van 21 Januari, worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1®. Missive van de Gedep. Staten van Zuid-Holland dd. 25/29 Januari jl„ B, n°. 159, (3e afd.) G. S., n°. CO) ten geleide van het goed gekeurde 2e suppletoir kohier der Plaats. Directe Belasting, dienst 1891. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 2'. Missive van A. Vermeulen, houdende kennisgeving van het overlijden van zijne moeder in leven lid van het College van Vrouwen- Ki aammoeders. Wordt met een brief van rouwbeklag beantwoord. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van A. Van Schie, te Noordwijkerhout, om vergunning lot het maken van een dam in de sloot langs den flaarlemmertrekweg in de gemeente Noordwijkerhout. 2®. Adres van Dr. H. A. Lorenlz, houdende verzoek om de boomen staande aan de Hooigracht te doen rooien en vervangen door jonge hoornen, onder overlegging "van lijsten van personen, die voor en legen de vervanging zjjn. 3°. Verzoeken van J. A. Van Gulden, te Aarlanderveen en P. II. Schouten te Alfcn, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor hunne dochters, die de lloogere Burgerschool voor Meisjes niet meer bezoeken, over de laatste twee kwartalen van den cursus 1891/92. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 4®. Adres van de firma Hasselman en Pander en anderen, houdende verzoek om de loods aan den Vestwal voor het kloppen van tapijten weder te doen ophouwen. Te behandelen hij n®. 1 der agenda. 5® Verzoek van L J A. Braakenburg om eervol ontslag als adjunct- Stads Genees- en Heelkundige met ingang van 1 Maart a. s. 6®. Adres van L. H. P. Smulders, houdende verzoek om afwijzend te beschikken op de aanvrage van de heeren Mrs. H. B. Greveu en W. Van der Vlugt, om een gedeelte gemeentegrond van de Boommarkt voor de oprichting van een Volksleeszaal. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. Nog wordt medegedeeld: Dat van de f 55000 opgenomen ter voorziening in de tijdelijke behoefte aan kasgeld, f 30000 is afgelost, zoodat nog opgenomen is f 25000. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is alsnu: I. Voorstel tot vernieuwing van de loods voor het uitkloppen van kleeden enz, (Zie Ing. St. n°. 282 van 1891, 2, 7 en 10 van 1892.) (De heer Cock komt ter Vergadering.) De heer Was. M. d. V.! Ik wensch een enkel woord in het mid den te brengen om het voorstel van Burg en Weth. te ondersteunen en het advies van de Commissie van Financiën te bestrijden. De Commissie wenschl de behandeling dezer zaak uit te stellen tot de Begrooting van 1893, in de eerste plaats, omdat de noodzakelijkheid van de oprichting der loods haar betwistbaar voorkomt althans indien dit geschieden moet voor rekening van de gemeente en in de tweede plaats, omdat die oprichting niet dringt. Voor het eerste argument mag een en ander zijn te zeggen, voor het tweede, mijns inziens, niets, want ik acht het zeer noodzakelijk, dat, hoe de beslissing van den Raad ook uitvalt, de loods worde op gericht vóór het begin van de aanstaande schoonmaak. Mocht de Raad nu besluiten deze zaak le behandelen bij de Begrooting voor 1893, dan zullen de behangers gedurende een geheel jaar zonder het noodige materiaal voor de uitoefening van hun bedrijf gelaten worden. Daarom acht ik dat argument der Commissie ongegrond. Voor haar eerste argument is zeker iets aan le voeren. Volgens de wet van 1875 is het Gemeentebestuur bevoegd eene plaats aan te wijzen, waar die bedrijven, welker uitoefening men in bepaalde gedeelten van de gemeente hinderlijk acht, uitsluitend mo gen worden uitgeoefend. Die wet heeft niet bedoeld dergelijke be drijven en inrichtingen geheel en al te weren en onmogelijk te ma ken, doch zij heelt hel Gemeentebestuur de bevoegdheid gegeven maatregelen te nemen in het belang van de openbare gezondheid. Dat die plaats voldoende moet zijn voor de uitoefening van het be drijf spreekt van zeil. Nu is de plaats, welke het Gemeentebestuur in 1879 voor de tapijlkloppers heeft aangewezen, voor dit bedryf volkomen voldoende en geschikt, mits er eene loods aangebracht worde, waarin dit bedrijf kan worden uitgeoefend. Het terrein is 14 meter lang en 6 meter breed; daarop kunnen twee klopperijen worden uitgeoefend. Richt nu de gemeente daar eene loods ten ge- bruikc van alle behangers, zooals tot dusverre is geschied, dan heeft zij natuurlijk ook hel recht om daar de orde te handhaven eu aan A en B de uiloefening van hun bedrijf aldaar te weigeren op een oogenhlik, dat C en D bezig zijn. Wanneer de gemeente geen loods opricht en dus aan alle behangers de verplichting oplegt voor eigen rekening ieder eene loods te bouwen want zij kan hen niet dwingen zich te associëeren zal de gemeente eene andere plaats moeten aanwijzen, waar zóóveel ruimte is, dat elke behanger zijne eigen lapijtklopperij kan hebben. Men zal mij toegeven, dat een ter rein van 14 ineter lang en 6 meter breed niet voldoende ruimte aanbiedt voor ongeveer 38 behangers 20 groole en 18 kleinere. Ik geloof dus, dat wanneer de Raad besluit orn die loods daar niet op te richten, wij toch een veel grooter terrein zullen moeten aanwijzen, dan nu beschikbaar wordt gesteld. Ik zei, M. d. V.!, dat er voor het argument van de Commissie van Financiën iets is aan te voeren. De gemeente is verplicht om een geschikte plaats aan te wijzen waar het bedrijf kan worden uit geoefend, maar is bij de wet niet verplicht om een loods voor dat bedrijf onmisbaar, op hare kosten op te richten. Welnu, wanneer dat zoo is, wat zou er dan voor bezwaar in zijn, dat de gemeente voor het gebruik vau die inrichting, wanneer de loods op hare kosten werd opgericht, iets door de behangers liet be talen? Ik weet zeker, dal geen enkele behanger daar bezwaar tegen zou hebben, want 35 zouden het toch door hunne klanten, door mij en een ander, laten betalen! Wanneer bepaald werd, dat by eene uitgave voor die loods van f 675 de gemeente eene retributie van 10 pCl. hief voor rente en aflossing van dat kapitaal, dus 6'7 ongeveer, dan zou men (volgens een niet uitgegeven statistiek worden er zoo wal 1500 tapijten in die inrichting per jaar uitgeklopt) door een retributie van 5 cents voor elk tapijt te heffen genoeg ontvangen om de rente en aflossing van het kapitaal er uit te voldoen. Maar ik weet niet hoeveel er dan weer voor de perceptie van die gelden noodig zal zijn! Wanneer de perceptiekosten hooger worden dan de te heffen retributie, is het beter zulk eene inkomst te negligeeren. Ik heb evenwel gehoord, dat op dat terrein altijd een man aanwezig is om de steenen van de gemeente te bewaken en er de orde te handhaven onder de behan gers, en dien man zou men dus misschien met de perceptie van die gelden kunnen belasten. Dit is wat ik tegen het advies van de Commissie van Financiën heb. Ik geloof, dat de Raad deze quacstie thans zal moeten uit maken, want de schoonmaak is op handen en wij moeten de behan gers eene voldoende plaats aanwijzen voor de uitoelening van hun bedrijf. De heer Fockema Andreae. M. d. V.l Ik kan mij ook ten deele zeer goed vereenigen met hetgeen de heer Was gezegd heeft. Het komt mij voor, dat de zaak nu moet worden beslist, en nu zal mijn slem er van afhangen of de heer Was, of een ander, een amende ment zal voorstellen, waarbij in het voorstel van het Dagelijksch Bestuur de verplichting wordt gebracht om eene retributie le heffen van hen, die van de loods gebruik maken. Ik kan mij echter niet vereenigen met de meening van den heer Was, dat de gemeente verplicht is deze loods op tc richten. Artikel 4 van de Wet geeft ons de bevoegdheid om een bepaalde plaats aan te wijzen, waar een zeker bedrijf uilsluitend mag worden uitge oefend; die plaats moet daar natuurlijk voor geschikt zijn. Maar ik zou niet zoover willen gaan als de lieer Was en zeggen: de plaats moet zóó groot zijn, dat allen, die dit bedrijf uitoefenen, daar tegelijk kunnen werkzaam zijn. Dit behoeft niet. De plaats moet zoodanig zijn, dat zij er allen hun bedrijf kunnen uitoefenen; en dat zij daartoe geschikt is, bleek voldoende gedurende den tijd, dat zij daarvoor is aangewezen geweest. Wanneer nu de gemeente geen gebouw opricht, dan zullen, indien het gebouw werkelijk noodig is, de behangers of ecnige hunner gezamenlijk aan de gemeente ver gunning vragen om daar voor hun bedrijf een gebouw te plaatsen een verzoek, dat natuurlijk zal worden ingewilligd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 1