I zucht bij de leden. Wat ik omtrent den vernioedelijken gang van zaken bij aanneming van het voorstel-üc Gocje heb gezegd, was op rayne ondervinding gegrond. De Raad moge beslissen wie van ons beiden in deze van de meeste menschenkennis blijk geeft. De heer De Goeje. M. d. V.! Ik wensch nog wel een enkel woord te zeggen. De heer Fockema Andreae heeft beweerd, dat hij geen enkel ar gument tegen het behoud van deze bepaling heeft gehoord. Ik heb dit niet met warmte kunnen bestrijden, omdat ik het zoo onbelangrijk vind; ik heb slechts willen doen uitkomen, dat die be paling van de oorspronkelijke bedoeling losgemaakt zoo verschrikke lijk onbeduidend is, daar zij een fout bestrijden wil, die niet eens bestaat! In de uiterst zeldzame gevallen waarin men de vergunning van den Raad zou willen vragen, zou deze die stellig niet weigeren. Maar er is alle kans dat het artikel een doodc letter blijven zal, daar het weinig meer moeite kost de verklaring van volkomen overeen stemming op een afzonderlijk papier af te leggen, dan mede te onder teekenen. En nu vraag ik u, M. d. V., of in onze Verordening een artikel moet prijken, dat niets beteekent en iets bestrijdt dat nooit bestaan heeft De Voorzitter. Ik wil er alleen nog op wjjzen, dat de praktijk van zes jaren ons geleerd heeft, dat het besluit tot groote onaange naamheden heeft geleid en hoogst nadeelig heeft gewerkt; of die bijgevoegde bepaling, die reeds in de wet staat, ook nog eens in de Verordening wordt opgenomen, zal aan de zaak geen verandering brengen. En daarom juich ik het voorstel van den heer De Goeje zeer toe, en hoop ik, dat de Raad er zich mede zal vereenigen. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den heer Cock wordt daarna in stemming gebracht en aangenomen met 13 tegen 8 stemmen. Voor stemden de heeren: Juta, Was, Driessen, Zaalberg, Van der Breggen, Fockema Andreae, Van Hamel, Verster vap Wulverhorst, Van Hoeken, Zaaijer, Kaiser, Cock en De Sturler. Tegen stemden de heeren; Bool, Le Poole, Tieleman, Hasselbach, Koetser, De Goeje, Knappert en Du Rieu. De heer Zaalberg. Ik geloof niet. M. d. V.!, dat het voorstel-De Goeje door de aanneming van dit amendement komt te vervallen. Ik was vóór het amendement en vóór het voorstel-üe Goeje, en ik meen, dat het een het ander niet uitsluit. De Voorzitter. Er schijnt verschil van gevoelen te bestaan wat er na de stemming over het amendement moet geschieden. Naar myn inzien is de zaak thans afgeloopen, en hel voorstel van den heer De Goeje vervallen. De lieer Fockema Andreae. M. d. V.! Dat kan ik niet toegeven. De heer De Goeje heeft voorgesteld om de geheelc bepaling te doen vervallen, wat er was geschreven en wat er was bedoeld. Ons amen dement strekt alleen om te doen vervallen die onuitgedrukte bedoe ling, maar te behoudeu hetgeen uitdrukkelijk is voorgeschreven; be houd dus wat er oorspronkelijk stond, aangevuld met de bepaling dat voorafgaand overleg toegelaten is. De Voorzitter. De geheele moeilijkheid is een gevolg daarvan, dat ten onrechte het voorstel van de Commissie voor de Huishoude lijke Verordeningen als een amendement op het voorstel van den beer De Goeje is beschouwd. Het is echter een geheel afzonderlijk voor stel. Het voorstel van den heer De Goeje beoogt geheel het tegen overgestelde van hel voorstel der Huishoudelijke Commisssie; het eerste wil de oude bepaling geheel doen vervallen; het voorstel van de Huishoudelijke Commissie wil deze behouden, met de door haar voorgestelde bijvoeging. De schuld ligt voor bij mij want ik had dit dadelijk moeten opmerken. Het overige J. stel ik op rekening van den heer Cock, die ten onrechte het geheel nieuwe voorstel een amendement noemde. De heer Was. M. d. V.! Wanneer het voorstel van den heer De Goeje nu werd aangenomen, dan zou men tot die zonderlinge con clusie komen; 10 minuten voor 4 uren heeft de Raad besloten art. 2b te behouden, en 5 minuten voor 4 uren het te doen vervallen. Het voorstel van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen is eigenlijk geen amendement op het voorstel van den heer De Goeje maar een geheel afzonderlijk voorstel. Daarin zit de fout. De Voorzitter. De voorstelling die de heer Was van de zaak geeft is onjuist. De heer Cock heeft het voorstel van de Huishou delijke Commissie een amendement genoemd en het als zoodanig in gediend; de heer Fockema Andreae heeft ook telkens van een amende ment gesproken. Wat de heer Zaalberg zeide is volkomen rationeel. Hij geeft de voorkeur aan het voorstel De Goeje, nl. geheele intrekking van het besluit van 19 Februari 1885, doch als dit niet wordt aangenomen en alzoo de oude bepaling behouden blijft, dan vindt hij haar beter zooals zij nu door het aannemen van het voorstel der Huishoudelijke Commissie is geworden, dan zij in den ouden vorm was. Wordt dus het voorstel De Goeje aangenomen, dan vervalt daarmede het ge- gewijzigde besluit van 1885. De fout is, dat u een voorstel heeft ingediend en ons overrompeld heeft door het een amendement te noemen. De staat van zaken is op 't oogenblik niet anders. Wordt het voorstel-De Goeje nu aangenomen, dan komt natuurlijk het geamen deerde voorstel-Buys te vervallen. Het voorstel-De Goeje wordt thans in stemming gebracht en ver worpen met 12 tegen 9 stemmen. Tegen stemden de heeren: Van Hoeken, Verster van Wulverhorst, Fockema Andreae, Juta, Cock, Van der BreggenVan Hamel, De Sturler, Kaiser, Driessen, Zaaijer en Was. Vóór steraden de heeren Zaalberg, Bool, Le Poole, Tieleman, Has- fcelbach, Koetser, De Goeje, Knappert en Du Rieu. II. Benoeming van drie leden der Commissie van Financiën, en uit dezen van den Voorzitter De Voorzitter. Mag ik de heeren Le Poole, Tieleman en Hassel bach verzoeken met mij het slembureau te willen uitmaken? Gekozen wordt de heer Fockema Andreae met 11 stemmen; terwijl verder verkregen de heeren De Gocje en Was ieder 3 stemmen, de heer Juta 2 stemmen en de heer Van Hamel 1 stein; 1 briefje was in blanco. De Voorzitter. Is de heer Fockema Andreae bereid zijn benoeming te aanvaarden? De heer Fockema Andreae. De oude redenen, die mij bezwaar deden maken vroeger een dergelijke benoeming aan te nemen, zijn nog nie. opgeheven, en daarbij komt nog een geheel persoonlijke reden, nl. dat waarschijnlijk het volgend jaar mijn tijd op een an dere wijze zal zijn in beslag genomen, zoodat ik mij volkomen ge rechtigd acht thans de mij te beurt gevallen benoeming niet te aan vaarden. Thans heeft een tweede vrije stemming plaats. Benoemd wordt de heer Van Hamel met 11 stemmen, terwijl verder nog waren uitgebracht op den heer Was C stemmen, 2 stemmen op den heer Juta, 1 stem op de heeren De Goeje en Zillesen en 3 briefjes waren in blanco. De Voorzitter. Is de heer Van Hamel bereid deze benoeming te aanvaarden De heer Van Hamel. Ik meen voor die eer te moeten bedanken M. d. V.! Thans heeft een derde vrije stemming plaats. Benoemd wordt de heer Was met 12 stemmen, terwijl verder nog waren uitgebracht 2 steramen op den heer Juta, I stem op de heeren Zaalberg, De Goeje en Zillesen; 3 briefjes waren in blanco. De Voorzitter. Is de heer Was bereid deze benoeming te aan vaarden? De heer Was. Tot mijn leedwezen, M. d. V., kan ik deze be trekking niet aanvaarden om de aan den Raad bekende redenen. Bij de vierde vrije stemming verkrijgen de heeren De Goeje 6, Juta 5, Zaalberg en Zillesen 3, De Sturler 2 stemmen, terwijl 2 briefjes in blanco waren. Niemand de volstrekte meerderheid hebbende, wordt tot eene nieuwe vrije stemming overgegaan. Daarbij verkregen de heeren De Goeje 7, Juta 5, Van Hoeken en Zaalberg ieder 3 stemmen, terwijl 3 briefjes in blanco waren. Alsnu moet eene herstemming plaats hebben tusschen de heeren De Goeje en Juta. Hierbij bekomt de heer De Goeje 10, de heer Juta 9 stemmen, terwyl 2 briefjes in blanco waren. De heer De Goeje is alzoo gekozen. De Voorzitter, Is de heer De Goeje bereid de betrekking te aan vaarden De heer De Goeje. M d. V.Het ligt niet aan mijn goeden wil, maar ik kan de benoeming niet aannemen. Mocht men aan mijn goeden wil twijfelen, dan zou ik in staat zijn liever het mandaat als raadslid neder te leggen, zoo onmogelijk is het mij de betrekking te aanvaarden. Ik zou anders de eerste zijn om de benoeming aan te nemen ten einde aan deze inoeielijke positie een einde te maken. De~ heer Juta. M. d. V.! Het zou kunnen zijn dat eene meerder heid van stemmen zich op mij vereenigde. Ik wenschte daarom vooraf te verklaren dat ik onmogelijk eene benoeming kan aannemen. Ik acht het onmogelijk dal er onder de gegeven omstandigheden eene Commissie van Financiën zou kunnen bestaan; dus ook onmogelijk dat ik daarvan lid zou zijn. Ik zeg dit om de stemming eenvoudiger te maken, en D, M. d. V., in de gelegenheid te stellen om thans na zoovele stemmingen andere maatregelen te nemen. Bij de vijfde viye stemming worden uitgebracht op de heeren Zaalberg 9, Van Lidth de Jeude 4, Zillesen en De Sturler ieder 2, Juta 1 stem terwijl 3 briefjes in blanco waren. Niemand de volstrekte meerderheid verkregen hebbende, moet tot eene vrije stemming worden overgegaan. De Voorzitter. Mijne heeren! Ik ben natuurlijk bereid voort te gaan met de stembriefjes te openen wanneer de Raad er prijs op stelt met de stemmingen voort te gaan, tot dat ieder der aanwezige leden, op zijne beurt de gelegenheid heeft gehad te verklaren dat hij haar niet aanneemt; maar ik geloof zooals ik voorzien en voorspeld heb dat het niet tot een resultaat zal leiden. Ik stel daarom voor om de benoemingen uit te stellen. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! De Raad zal wel niet ineenen dat ik tekort schiet in toegeeflijkheid, wanneer ik thans ver klaar mij ontslagen te achten van mijn post als Voorzitter en lid van de Commissie van Financien. Wellicht zou ik dit niet doen wanneer ik gedurende de vacantie in de stad bleef, maar ik zal vermoedelijk zelf niet in de gelegenheid zijn om de gemeente rekening na le zien. Het zal dus, dunkt mij. het rationeelste zijn, nu er gcene Commissie van Financien is, dal de raad telkens voor finantieele zaken eene Commissie ad hoe benoemt. De Voorzitter. Wanneer de Raad besluit de pogingen om een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 6