CO Burg, cn Weth. en de Commission acht ik het wenschelijk, dat uit afzonderlijke rapporten de zelfstandige raeening van elke Commissie blijke; maar ik heb dal toen gedaan, omdat mijn indruk was dal aan het voorstel een bedoeling ten grondslag lag, welke in strijd is met de Gemeentewet en met hetgeen ik wenschelijk acht voor de behan deling van zaken. Mijn indruk was, dat het voorstel de strekking had om het gemeenschappelijk overleg tusschen de Commissie van Financien en het Dagelijksch Bestuur, en tusschen de Raadscommis- sien onderling, te verbieden. Om die reden alleen heb ik toen tegen het voorstel-Buys gestemd. Maar nu langzamerhand gebleken is, dat de Raad zich geheel van die bedoeling heeft losgemaakt en de groote meerderheid blijkbaar dat gemeenschappelijk overleg wel wenscht te behouden, bestond er voor mij geen aanleiding om het besluit van 1885 weer te wij zigen. Want wanneer aan het besluit de uitvoering gegeven was in de bctcekcnis, die Burg. en Weth. er zelf aan hebben toegekend, dan zou die bepaling zeer onschuldig zijn geweest, en ware gemeen schappelijk overleg zonder gemeenschappelijke rapporten zeer goed mogelijk geweest. Nu is ons gebleken, dat het eenige bezwaar bij Burg. en Weth. en bij de Commissie van Financien was dat men nog altijd zoo hechtte aan de bedoeling van het Raadsbesluit van 1885 om gemeen schappelijk overleg te verbieden. Welnu, de Huishoudelijke Commissie is daaraan tegemoet gekomen, en hoewel ik de toevoeging geheel overbodig acht kan de Raad het nu duidelijk uitspreken dat er voor afgaand overleg zal kunnen plaats hebben tusschen de leden van de Commissie en het Dagelijksch Bestuur, met behoud van het verbod om gemeenschappelijke rapporten in te dienen. Laat de Raad dus eenstemmig door aanneming van het amendement verklaren, dat zij volkomen in overeenstemming met het Dageljjksch Bestuur en de Gemeentewet wil handelen, en vooral waar het geldt gewichtige on derwerpen, voorafgaand overleg wenschelijk acht. De heer Cock. M. d. V.! Slechts twee woorden ter motiveering van mijne stem. Ik bevind mij in hetzelfde geval als in de Verga dering van 14 Mei 11., toen aan de orde was het oorspronkelijke voorstel tot wijziging van den werkkring van de Commissie van Fi nancien. De meerderheid der Commissie voor de Huishoudelijke Ver ordeningen kon zich toen in hoofdzaak met dat voorstel wel vereenigen, maar wenschtc er eenige amendementen op aangenomen te zien. Ik voor mij, die de minderheid der Commissie uitmaakte vond, dat die amendementen de zaak wel een weinig minder onaannemelijk maak ten, doch bleef liet geheele voorstel onaannemelijk achten. Volkomen hetzelfde is thans het geval met betrekking tot het voorstel-üe Goeje. Ik vind het voorstel zelf geheel onaannemelijk, het amendement maakt het in sommige opzichten iets minder onaannemelijk, maar toch, al wordt het aangenomen, blijft het voorstel voor mij onaan nemelijk. Ik zal dus eerst stemmen voor het amendement, maar toch tegen het voorstel. De Voorzitter. Ik zal aanvangen met den heer De Goeje den dank te betuigen van het Dagelijksch Bestuur voor het door hem genomen initiatief, en de wjjze waarop hij zijn voorstel nader heeft toegelicht en verdedigd. De heer Fockema Andreac heeft naar mijne bescheiden meening 'de zaak welke hij besprak, uit een verkeerd oogpunt beschouwd. Hij heeft gesproken |alsof het de bedoeling was, om wanneer de Commissie van Financien met het Dagelijksch Bestuur of de Com missie onderling in overleg traden een gemeenschappelijk rapport voor te schrijven. Dit is niet het geval. Er wordt alleen voorgesteld het besluit het welk het indienen van een gemeenschappelijk rapport zonder vooraf gaand verlof van den Raad, verbiedt in te trekken omdat de onder vinding heeft geleerd dat het, tengevolge van de niet uitgesproken, doch eigenlijke bedoeling, in hooge mate ongunstig werkt. Al wat de heer Fockema Andrcae heeft gezegd over de zwakheid, ik zou haast zeggen over de karakterloosheid van de leden der Com- missien laat ik voor zijne rekening. Hel heeft daarenboven geen zin, want wanneer Burg. en Weth. met eene Commissie in overleg tre den, behouden die Commissien, ja heeft zelfs elk lid dier Commissien het recht in een afzonderlijk rapport of nota, haar of zijn gevoelen uiteen te zetten, maar dit is alleen noodig en nuttig wanneer de conferentie niet tot overeenstemming leidt en de leden der Com missie en het Dagelijksch Bestuur het niet eens worden. Maar wan neer beidé partijen tot overeenstemming komen, kan ik niet inzien welk nut het heeft om twee rapporten te doen drukken. De heer Fockema Andreae vreest dat men uit eene zekere gemak zucht het maken van het rapport zal overlaten aan den Secretaris. Ik heb een beter denkbeeld van de leden die de Commissien zullen uitmaken dan de heer Fockema Andreae. De heer Fockema Andreae heeft aangemerkt dat wij ons op lijn recht tegenovergestelde wijze over de werking van het besluit heb ben uitgelaten; doch hij heeft verzuimd den nadruk te leggen, juist op dien zin waar het voornamelijk op aan komt. Toen wij schreven dat wij toch zouden voortgaan overleg met de Commissien te plegen, hebben wij er bijgevoegd: indien wij althans in het vervolg bij deze dezelfde welwillendheid ondervinden als tot nu toe. Die welwillendheid heeft juist, van de zijde van de Commissien van Financien in 't bij zonder, totaal ontbroken. De heer De Goeje heeft erkend dat wij met de meeste loyauteit .ons hebben gedragen waar de niet uitgesproken, maar toch eigenlijke bedoeling van het besluit van 19 Februari 1885; dat is volkomen waar; maar ik verklaar dat indien ooit eene Commissie van Finan cien het initiatief had genomen tot samenspreking over een voorstel van Burg. en Weth. uitgegaan, wij dat allerminst op grond van het voorstel-Buys geweigerd zouden hebben; de Gemeentewet geelt aan bet college van Burg. en Weth., en aan den Burgemeester het recht daartoe en de Raad is niet bevoegd dit te verhinderen; maar de Commissie van Financien heeft dat gemeen overleg steeds onmogelijk gemaakt, omdat zij ons steeds in het duistere liet omtrent de be zwaren die zij tegen onze voorstellen had. De heer Fockema Andreae heeft ons verweten, dat het initiatief nooit van ons is uitgegaan. Maar dit is zoo goed als onmogelijk. De Commissie van Financiën krijgt onze voorstellen in handen, en eerst dan kan blijken of zij er zich al dan niet mede kan vereeni gen. Wanneer zij tot bedenkingen aanleiding geven of wanneer de Commissie er zich in 't geheel niet mede vereenigen kan, dan ligt het in den aard der zaak, dat de Commissie van Financien ons moet uitnoodigen om overleg te plegen. Hoe kan daartoe van ons het initiatief uitgaan, wanneer wij zelfs niet weten of er verschil van gevoelen bestaal? Het is een opmerkenswaardig"- feit, speciaal in de gegeven om standigheden dat bijna zonder uitzondering, wanneer gemeenschappe lijk overleg is gepleegd, de juistheid van de inzichten der Commissie van Financien door ons werd erkend. Ook de heer Knappert die zelf ook lid van de Commissie van Financien is geweest kan dal ge tuigen, en het is herhaaldelijk voorgekomen, dat Burg. en Weth. hunne voorstellen hebben gewijzigd, nadat er door de leden der Commissie van Financien opmerkingen waren gemaakt waarvan wij de juistheid konden toegeven; het waren natuurlijk veelal punten van meer ondergeschikt belang, maar die zonder voorafgegaan over leg toch tot langdurige en onvruchtbare discussie aanleiding zouden hebben kunnen geven. Bij principieel verschil van gevoel, bleef na tuurlijk de zamenspreking zonder resultaat. De heer Was heeft in 1884 gezegd, toen hij tot lid van genoemde Commissie was benoemd, dat hjj zich niet zou kunnen vrijpleiten van aanmatiging, wanneer hij meende de aangewezen persoon te zyn om den Raad iu finantieele zaken van voorlichting te dienen. Ik laat die al te groote bescheidenheid voor zijne rekening, en zonder iemand te kort te doen, geloof ik dat er in de Commissie van Fi nanciën wel eens minder bevoegden dan hij zitting hebben gehad; maar ik breng dit feit iu herinnering om te wijzen op het sterke contrast dat die bescheidenheid maakt met de bewering van anderen, voorzitters en leden van Commissien van Financien dat zij den Raad mogen en moeten voorlichten over de in hunne handen gestelde voorstellen in hunnen gehcelen omvang. De heer Fockema Andreae heeft verklaard dat al wat ik ter contrarie daarvan aanvoerde hem volkomen koud lietik heb hier een Voorzitter der Commissie van Finan ciën met zijne vuist op de tafel slaande, het recht hooren vindiceeren om over de zaken in haren geheelen omvang advies uit te brengen! Maar men boude mij ten goede wanneer ik, de punten op de i's zet tende, zonder omwegen als mijn gevoelen te kennen geef, dat, eene zeldzame uitzondering uitgesloten, dus in den regel de Commissie van Financien onbevoegd is om den Raad zoowel op technisch als op financieel gebied te praeadviseeren. Wanneer iemand als de heer Was, aarzelt om als financieel adviseur op te treden, waar moet men dan de mannen zoeken die bevoegd zijn om die taak met vrucht op zich te nemen op zoo verschillende en uiteenloopende terreinen? Ik zou onder de leden die ik hier heb gekend, misschien de heer Van Dissel kunnen noemen die van beide eene groote mate van onder vinding bezat, maar een tweede valt mij op 't oogenblik niet in. En wanneer de Commissie van Financien tot dat bewustzijn kwam, dan ware tevens een van de grootste bezwaren legen eene goede wer king der Commissie van Financien en tegen samenwerking met het Dagelijksch Bestuur uil den weg geruimd. De moeielijkhcid om de juiste grens te trekken tusschen het zuiver financieele en het tech nische gebied, is door mij nooit ontkend; maar wanneer men ziet dat men zich op die grens bevindt, dan is het dunkt mij voor de Com missie van Financien hel oogenblik om te zeggen: laat ons nu met Burg. en Weth. confereeren. Burg. en Weth. hebben technische en andere Commissien om hen voor te lichten, laat ons thans in gemeen overleg treden. De lieer Fockeina is weder teruggekomen op de leening; vooreerst heeft hij de zaak onzuiver voorgesteld; hij weet toch zeer goed dat het tijdstip voor het sluiten eener leening toen zeer ongunstig was, en ten andere sloten wij haar tegen 96 pCt. zuiver, terwijl de andere gemeenten, waarop hij doelde, ook de onkosten moesten betalen, zoodat het verschil minder groot was dan hij deed voorkomen; maar overigens is zijn voorbeeld, juist ten opzichte van de zaak die ons thans bezig houdt, niet zeer gelukkig gekozen. Eene betere aanleiding tot samen spreking, eene betere kans om tot overeenstemming te geraken, zal zich zelden voordoen dan deze, nu het bekend was dat in liet College van Dag. Bestuur geene eenstemmigheid bestond en met name de Wethouder van Financiën zich niet met het voorstel kon vereenigen en zoo ooit, het hier eene zuiver financieele quaestie betrof. Ook in 1885 is beweerd dat het advies onzuiver wordt, wanneer het de vrucht is van gemeen overleg. De heer Cock, die gaarne vergelijkingen te baal neemt om zijn gevoelen kracht bij te zetten, (welke vergelijkingen echter in den regel geen steek houden) heeft destjjds dat middel ook te baat genomen. Stel, zeide hij, dat de Kamers van Koophandel een advies over eenige zaken aan de regeering moet uitbrengen. Als zij nu bijeenkomen om gezamenlijk de zaak te bespreken en een rapport in te dienen, dan is dit niet meer het advies van de Kamers van Koophandel maar van een geheel ander lichaam en niet meer wat de Regeering verlangde. De onjuistheid van het denkbeeld bleek dezer dagen. De Regeering schijnt er althans geen bezwaar in te zien dal verschillende adviseerende Colleges, voor dal zij hunne adviezen indienen, met elkander in overleg treden om de verschil lende punten zoo mogelijk optelossen, want zij heeft kort geleden voor gesteld, dat de Kamers van Koophandel, ieder een of meer gedelegeerde zullen afvaardigen, om over die verschilpunten te beraadslagen en dan een gezamenlijk rapport aan haar in te dienen, juist hetgeen wij altijd verlangd hebben. Zij schijnt dus de vrees van den heer Fockema Andreae niet te deelen dat dit gemeen overleg aanleiding zal geven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 4