daar er voor het 4e kwartaal vermoedelijk nog een bedrag van on geveer ƒ1000 zal moeten worden voldaan, behoort de aanvulling van den post met dat bedrag te geschieden. Voor renten van de bijzondere geldleeningen is uitgetrokken 25800, reeds betaald 12590, nog te betalen f 14455, te kort 1245. Bij de onzekerheid wanneer lot de opneming der gelden van de aangegane geldleening kon worden overgegaan, is by de vaststelling der begrooting slechts op een deel der rente kunnen worden gerekend. In den loop van het jaar zijn aan eenige gemeenteambtenaren pen sioenen of wachtgelden toegekend, waardoor de post niet toereikend is om daaruit de vereischte uitgaven te kunnen bestrijden. Eindelijk moet, blijkens ontvangen mededeeling van de Gedeputeerde Staten bij Provinciaalblad van den 29 September 1891 voor het aan deel in het beloop der kwade posten wegens de directe belasting een bedrag ad ƒ3735.12 worden betaald. Hiervoor is slechts ƒ3000 uitgetrokken, tengevolge waarvan eene verhooging van het artikel met 736 zal moeten plaats hebben. De verhooging der overige posten zijn het gevolg van de Raads besluiten den 5 Februari, 5 Maart, 18 Juui en 30 Juli 1891 genomen, waarbij o. a. besloten is het benoemen van eene commissie voor hel onderzoek naar den oorsprong van den Burg, het verhoogen van den post voor de levering van het Verslag der Handelingen van den Ge meenteraad, het doen van herstellingen aan de Zijlpoort en het ver nieuwen van meubilair in de kamer der Commissie van Fabricage, alsmede lot aanschaffing van een zestal bonzeilen. Vermits de post voor Onvoorziene Uitgaven niet meer voldoende is om daaruit de benoodigde gelden over te schrijven en er op dit oogenblik geen andere posten zijn aan te wijzen, waarvan overschrij ving zoude kunnen plaats hebben, achten wii het wenschelijk den post «andere ontvangsten niet tot de vorenstaande behoorende" te verhoogen met bovengenoemd bedrag ad 5366. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N'. 8418. Leiden, 9 November 1891. Onder overlegging van nevensgaand adres van M. H. Van Waveren, hebben wij de eer u mede te deelen dat blijkens ingesteld onder zoek geen bezwaren bestaan tegen de inwilliging van het verzoek om ten behoeve van de stoombierbrouwerij »De Posthoorn", ontheffing te bekomen van art. 221 der Algemeene Politieverordening voor een te maken ijs- en gistkelder, waarvan het bovengedeelte uit hout moet bestaan, aangezien de wanden beweegbaar moeten zijn voor droging, terwijl brandgevaar niet aanwezig is. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de gevraagde ontheffing te verleenen van de bepaling van art. 221 der Algemeene Politieverordening, krachtens welke geene gebouwen binnen deze gemeente mogen worden opgericht den met steenen gevel en steenen zijwanden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende Marie Hendrik Van Waveren, bierbrouwer alhier, dat hij voornemens is een gist- en ijskelder met koelhuis op te richten op een bestaand gebouw overeenkomstig de bijgaande teekening aan de Duizenddraadstceg te Leiden, waarvan het bovengedeelte van houten jaloeziën met stijlen wordt samengesteld, ter voldoening aan art. 221 Algemeene Politieverordening vraagt hij daarvoor UEd. toestemming. M. H. Van Waveren. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 45