27 C. Cock. F. Was, Fockema Andreae. N°, 8ft. eenvoudig te bepalen tot afkeuring van de door U voorgestelde regeling, doch om tevens den weg aan te wijzen, die naar onze overtuiging behoort te worden ingeslagen 0111 in den tegenwoordigen toestand verandering en zoo mogelijk verbetering aan le brengen. Volgens onze meening zou dit op tweederlei wijze kunnen ge schieden en wel, door öf de bestaande Commissie le veranderen in eene Commissie van bijstand, óf de Commissie van voorbereiding te laten bestaan en haar werkkring zoo nauwkeurig mogelijk te regelen. Kiest men het eerste stelsel, waartoe bet initiatief alleen door Uw College kan genomen worden, dan zou men in hoofdzaak kunnen terugkeeren tot het voorstel van 1888, met inachtneming van de decisie door den toeumaligen Minister van Binnenlandsche Zaken ge- nomen. Wanneer omtrent de andere bezwaren, destijds bij de discussie 1 over het voorstel gerezen, over en weder wat kon worden toegegeven, J zoude o. i. eene eenvoudige oplossing te vinden zijn, welke destijds de overgroote ineederheid van den Raad scheen te bevredigen. Het bevreemdt ons daarom, dat Burg. en Weth., die in het jaar 1888 de instelling van eene Commissie van Bjjstand in de toelichting tot hun toenmalig voorstel zoo warm verdedigd hebben, dit denk beeld nu geheel hebben laten varen en zelfs tot de overtuiging zijn gokomendat een dergelijke Commissie in deze gemeente niet noodig is. Ten aanzien van de voor- en nadeelen aan het instellen eener Financieele Commissie van bijstand verbonden, raeenen wij te kunnen verwijzen naar ons advies van 4 Juni 1888, opgenomen onder de Ingekomen Stukken van dat jaar n°. 124. Wil echter Uw College dezen weg niet inslaan, dan zou naar onze mcening met behoud der Commissie van voorbereiding, art. 2 van de bestaande Verordening aldus moeten gewijzigd worden: •Zij dient den Raad van bericht cn advies omtrent: alle begrootingen en rekeningen, die de goedkeuring van den Raad •behoeven, behalve de jaarlijksche begrooting der inkomsten en uit- •gaven van de gemeente; •het aangaan van geldleeningen •het waarborgen der renten en aflossing van geldleeningen, door •anderen aan te gaan; voorstellen tot af- en overschrijving; •het koopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en verpanden van on roerend goed, inschrijvingen jn een der grootboeken van de Neder- •landsche schuld, van schuldbrieven of vorderingen; •het aanvaarden der aan de gemeente gemaakte legaten of gedane •schenkingen; •het invoeren, wijzigen of afschaffen van belastingen; •de verordeningen op de invordering der plaatselijke belastingen." Bij vergelijking met het geldend artikel 2 zal u blijken, dat daaruit weggelaten is: het nazien der gemeente-begrooting. Deze werkzaamheid zouden wij alleen nuttig achten, als de Commissie van Financiën over de begrooting haar advies kon uitbrengen vóór het onderzoek in de Sectiën; nu dit niet mogelijk schijnt, achten ook wij, na de uitvoerige behandeling, welke hier gevolgd wordt, een afzonderlijk rapport van de Commissie van Financien overbodig. Verder is weggelaten; »het instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten," dat weinig voorkomt en meer bij onze Commissie le huis behoort, en is bijgevoegd; «voorstellen tot af- en overschrijving" welke steeds in handen der Commissie van Financiën worden gesteld. Eindelijk is weggelaten en dit is de hoofdwijziging de slot bepaling «alle zaken en verzoekschriften van financieelen aard tot de kennisneming van den Raad behoorende." Wij lieten die slotbepaling weg, niet, omdat wij meenen, dat er behalve de hierboven opgenoemde onderwerpen geene andere zijn, waarover de Commissie van Financiën moet gehoord worden, doch omdat wij het bezwaar van Uw College deelen, dat het hoogst be zwaarlijk is om vooraf uit te maken, welke zaken van financieelen aard al of niet in handen der Commissie van Financiën moeten ge steld worden, en nog bezwaarlijker om die onderwerpen in de Ver ordening als vaste werkzaamheden der Commissie te omschrijven. In bet weglaten der slotbepaling zien wij echter, als de hoofdzaken, welke buiten twijfel bij de Commissie van Financiën te buis behooren, maar in de Verordening worden opgesomd, geen bezwaar en wel, omdat de Raad, zoo dikwijls hij voorlichting van eene Commissie uit zijn midden noodig acht, eene speciale Commissie van onderzoek kan benoemen, overeenkomstig art. 57 van de Gemeentewet jo art. 20 van het Reglement van Orde, waarvoor dan, geldt het eene financieele zaak, bij voorkeur de leden der Commissie van Financiën kunnen ge kozen worden. Benoeming van eene speciale Commissie voor die onderweren, welke moeilijk vooraf in de Verordening kunnen omschreven worden, levert nog dit voordeel op, dat het onderzoek van die zaken zich niet uit sluitend tot de financieele zijde van het vraagstuk zal hebben te bepalen. De quaestie van bevoegdheid der Commissie van Financiën om de zaak in haar vollen omvang te beoordeelen zal zich uit den aard der zaak minder voordoen bij de onderwerpen in art. 2 der Verordening opgenoemd, dan bij zaken van financieelen aard, welke niet dagelijks voorkomen. En op die wijze is er minder gevaar, dat er conflicten rijzen over die bevoegdheid, welke tot dusver niet zeldzaam waren. Tusschen de beide middelen, welke wij aangaven, wenschen wij geene keuze te doen, vooral niet, omdat tot instelling van eene Commissie van bijstand alleen op voordracht van Uw College kan besloten worden, Eéne opmerking mogen wij echter niet verzwijgen. Mocht de Raad tot wijziging van de bestaande Verordening, met behoud van de Com missie van voorbereiding besluiten, dan zal die wijziging alleen vrucht baar zijn, als de tegenstand der Raadsleden oin zitting te nemen in de Commissie van Financiën, zooals baar werkkring thans geregeld is, door de wijziging overwonnen wordt. Eindelijk deelen wij mede, dat bovenstaand advies, wat betreft de voorstellen tot verbetering van den toestand, die wij aangaven, niet uitdrukt ons eenstemmig gevoelen, daar een onzer, evenals in het jaar 1888, den werkkring der Commissie van Financiën geregeld wil laten, zooals hij bij de beslaande Verordening is omschreven, en der halve legen elk voorstel tot wijziging gekant is. Aan II11. Burg. en Weth. De Commissie voor de Huishoudelijke alhier. Verordeningen, LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van 2228 Maart 1891. N'. Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen. 1 Maart 22 f. 30-8.15 7 16.2 2 23 6.30-8.30 8 16.2 3 9 24 6 30—8.15 7 16.4 4 9 25 6.30—8.15 8 16.2 5 9 20 6.30—8.30 7 16.2 6 27 6.30—8.30 8 16.0 7 9 28 6.30—8.30 8 16.0 N'. 8®. Leiden, den 8 April 1891. Onder overlegging van nevensgaande stukken hebben wij de eer U mede te deelen dat er bij ons geen bedenkingen bestaan tegen de inwilliging van het verzoek van Mej. de Wed. Ornvlee geb. Van Velzen, om in hare betrekking van Stadsvroedvrouw te worden ge continueerd, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven de adressante wederom voor den tijd van drie jaren in de genoemde betrekking te bestendigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden, Aan HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Mej. B. OmvleeVan Velzen. dat zij haren diensttijd als Stads-Verloskundige ziet teneinde spoeden. Gaarne wenschte zij weder le worden herbenoemd en ver zoekt daarom dc Edel-Achtbaren 11H. van den Raad hieromtrent voor haar eene gunstige beschikking te nemen. Met de meeste Hoogachting teeken zij zich De Wed. Omvlee geb. Van Velzen. Aan HH. Burg. en Weth. van Leiden. Onder terugzending van het in mijne handen gestelde adres van Mejufvrouw Omvlee heb ik de eer U mede te deelen dat er bij mjj geen bezwaar bestaat Mej. Omvlee ter herbenoeming als Slads-Vroed- vrouw aan le bevelen. De Stads-Vroedmeester, Prof. H. Treub. N°. 8?. Leiden, 9 April 1891. Ten aanzien van de plaatsing van een Archiefgebouw met afzon derlijke conciërgewoning waarvoor de noodige gelden door de erven van wijlen den heer A. J. Kranlz aan de gemeente zijn aangeboden, is het ons na ingesteld onderzoek gebleken dat daarvoor geene ander terrein zoude kunnen worden aangewezen dan de Boisotkade tusschen de Vliet en de Kaiserstraat, welk terrein, naar het ons voorkomt, voor dit doel uitnemend geschikt is, ook naar hel oordeel van de erven door wien op zoo vorstelijke wijze aan de bedoeling van den heer Krantz voornoemd uilvoering is gegeven. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten dat het Archief-gebouw met afzonderlijke conciërgewoning zal worden geplaatst aan de Boisotkade tusschen de Vliet en de Kaiserstraat en ons College te machtigen over te gaan tot het doen rooien van de aldaar geplaatste boomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N*. 88. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan dc Gasfabriek te Leiden van 29 Maart4 April 1891. Ne. Datum. Uur. I Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen. 1 Maart 29 6.45—8.45 7 16.2 2 9 30 6.45—8.30 8 16.2 3 9 31 6.45—8.45 8 16.2 4 April 1 6.45—8.45 7 16.0 5 9 2 645—8.4.5 8 16.4 6 9 3 0.45—8.30 7 16.2 7 9 4 6.45—8.45- 8 16.6 Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 3