26 der vaste Commissie gedurende dien tijd niet in de gemeente aan- wezig kunnen zijn. Eindelijk wordt door de Commissie voor de Huishoudelijke Ver- ordeningen mede ter sprake gebracht de benoeming van een Finan- cieele Commissie van bijstand. In ons rapport van 12 Februari jl. hebben wij reeds uiteengezet dat en waarom wij gccnerlei behoefte hebben aan eene Commissie belast met de taak om het Dagelijksch bestuur in het financieel beheer bij te slaan en ook thans zijn wij niet van zienswijze veranderd. Zoo noodzakelijk als wij zoodanige Commissie van bijstand achten voor de fabricage, met het oog op den grooten omvang van dien tak van administratie, waarvoor zooveel toezicht noodig is, zoo overbodig achten wij zulks voor het hierbedoeld onderdeel der administratie. Wel is door ons in 1888 de invoering van zoodanige Commissie voorgesteld, doch hel is bekend dat zulks geschiedde niet zoozeer omdat wij aan bijstand behoefte gevoelden, doch omdat wij daarin destijds het ecnige middel zagen om de moeielijkheden voortvloeiende uit de bestaande Verordening op te heffen. Bovendien is bij de behandeling van ons voorstel duidelijk ge bleken dal de Gemeenteraad geene Commissie van bijstand, zooals de Gemeentewet bedoelt, wilde, terwijl, al werd destijds in de Verordening opgenomen de vermelding dal de Commissie was eene Commissie van bijstand, daarin toch tal van bepalingen voorkwamen die alleen «van toepassing kunnen zijn op eene zelfstandige Commissie van voorbe reiding. Overigens zoude al werd ook overgegaan tot het in het leven roepen van eene Commissie van bijstand, geheel overeenkomstig de bedoeling van de Gemeentewet speciaal belast om bet College van Dagelijksch Bestuur bij te staan in dezen tak van beheer, met behoud der volle verantwoordelijkheid van Burg. en Weth. in deze, toch niet voldaan worden aan het verlangen van die leden, naar wier oordeel er eene zelfstandige Raadscommissie van voorbereiding moet wezen, geplaatst tusschen het Dagelijksch Bestuur en den Gemeenteraad. Ten einde alsnu zooveel mogelijk te gemoet te komen aan de be denkingen der Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen hebben wjj een gewijzigd ontwerp opgemaakt, hetwelk wjj Uwe Vergadering hierbij aanbieden. Wat de rekeningen betreft hebben wij de redactie der Commisie overgenomen met dit verschil, dat niet alleen vermeld worden de rekeningen die de goedkeuring van den Gemeenteraad behoeven, maar ook die welke door den Raad voorloopig worden vastgesteld. Krachtens art. 220 der Gemeentewet toch wordt de Gemeente rekening niet door den Raad goedgekeurd, maar stelt hij het bedrag der ontvangsten en uitgaven voorloopig vast; terwijl ook de rekening van den Schuttersraad krachtens de daaromtrent bestaande voor schriften, door den Gemeenteraad wordt opgenomen en ter finale vast stelling aan Gedeputeerde Staten wordt onderworpen. Wij hebben alsnu in het slot de bepaling gemaakt dat de Commissie verder dient van advies omtrent alle andere onderwerpen, waaromtrent door Burg. en Weth. een financieel advies wordt noodig geacht. Hierbij valt op te merken dat de Raad uit den aard der zaak steeds bevoegd blijft om over elk aan hem ingediend voorstel hel gevoelen van de Commissie van Financiën in te winnen. Het voorstel tot wijziging luidt als volgt: Wijziging van de Verordening voor vaste Commissiën uit den Ge meenteraad van 6 Maart 1852 wat de Commissie van Financiën betreft. Bijzondere bepalingen. 11 Omtrent den werkkring der Commissie van Financiën. Art. 1. De Commissie van Financien bestaat uit drie leden. Art. 2. Zij dient den Raad van bericht en advies omtrent alle be grootingen en rekeningen, die de goedkeuring of de voorloopige vast stelling van den Raad behoeven, behalve de jaarlijksche begrooting der inkomsten en uitgaven der gemeente; het aangaan van geldleeningen het waarborgen der renten en aflossingen van geldleeningen door anderen aan te gaan; het verkoopen of koopen van inschrijvingen op het Grootboek; het invoeren, wijzigen of afschaffen van belastingen, de verordeningen op de invordering der plaatselijke belasting en verder omtrent alle andere onderwerpen, waaromtrent door Burg. en Weth. een financieel advies wordt noodig geacht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 4 Maart 1891. Met terugzending van de stukken, welke bij apostille van 16 Februari 11. ten fine van bericht en raad in onze handen werden gesteld, hebben wij de eer te berichten, dat wij na nauwgezette overweging van het voorstel tot wijziging van de Verordening voor vaste Commissiën uit den Gemeenteraad van 6 Maart 1852, eenparig van oordeel zijn. dat dit voorstel volstrekt onaannemelijk is. Blijkens de toelichting heeft het in Uw College een punt van over weging uitgemaakt, of het niet beter ware. de Commissie van Finan ciën geheel af te schaffen, terwijl het in dat geval, zelfs al werd het niet uitdrukkelijk bepaald, aan den Raad natuurlijk zou vrijstaan, zoo dikwijls hij dit noodig achtte, overeenkomstig art. 57 van de Gemeente wet en art. 20 van het Reglement van Orde voor de Vergaderingen van den Gemeenteraad, eene speciale commissie van onderzoek te benoemen. Dat Uw College die oorspronkelijke gedachte heeft laten varen en ten slotte de voorkeur heeft gegeven aan het behoud eener vaste Financieele Commissie, schijnt blijkens dezelfde toelichting minder het gevolg van Uwe overtuiging, dat eene vaste Commissie van Finan ciën in het gemeentebelang noodzakelijk is, dan wel van de over weging, dat het telkenmale d. i. zoo dikwijls de Raad daartoe be sluit aanwijzen eener speciale Commissie nu en dan tot eenige moeilijkheden aanleiding zou kunnen geven. Volgens de voorgestelde wijziging toch wordt de gewone werk kring van de Commissie van Financiën zoozeer beperkt, dat die regeling ongeveer met dpheffing van die Commissie gelijk staat. Immers behalve de begrootingen en rekeningen van meer eenvoudigen aard, waarvan het onderzoek volgens Uwe meening gevoegelijk aan Uw College zoude kunnen worden overgelaten, zal de Commissie behoudens een afzonderlijk besluit van den Raad omtrent het onder zoek van andere financieele onderwerpen alleen tot haar taak hebben het adviseeren omtrent de rekening en verantwoording van de ontvangsten en uitgaven der gemeente en van de Stedelijke Gas fabriek, onderwerpen, waarvan het onderzoek, ook bij geheele af schaffing van de Commissie van Financiën, wel altijd aan eene Raads commissie zou moeten worden opgedragen. En wanneer de gewone werkkring van de Commissie van Financiën zich aldus hoofdzakelijk tot het nazien der gemeenlerekening moest bepalen, dan zouden wij, met bet oog op den lijd van het jaar, waarin die' rekening behandeld wordt en de afwezigheid van vele leden in dien tijd, het onderzoek liever telkens opgedragen zien aan eene speciale Commissie, waarvoor dan zouden aangewezen worden Raadsleden, die de zomermaanden in den regel binnen deze gemeeente doorbrengen. Had bij Uw College niet de neiging bestaan om de Commissie van Financiën bijna geheel af te schaffen, dan zouden uit hare vaste werkzaamheden zeker door U niet weggelaten zijn onderwerpen van zuiver financieelen aard, waarvan het onderzoek volgens de bestaande Verordeningen terecht tot hare gewone taak gebracht wordt. Wij wijzen slechts op: het aangaan van geldleeningen en het invoeren, wijzigen of afschaffen van belastingen, onderwerpen, welke volgens Uw College slechts in handen van de Commissie van Financiën moeten gesteld worden, als de Raad daartoe een afzonderlijk besluit neemt, doch volgens allen, die het bestaan eener Commissie van Financiën in het gemeentebelang noodzakelijk achten, meer dan eenig ander financieel onderwerp bij die Commissie te huis behooren. Wil men werkelijk eene vaste financieele Commissie behouden, waarom dan uit de rij harer vaste werkzaamheden te schrappen onderwerpen, die bij uitstek tot de financieele kunnen gerekend worden? Het is waar: Uw voorstel bevat de slotbepaling: «alsmede omtrent «alle onderwerpen, waaromtrent de Gemeenteraad een speciaal finan- «cieel onderzoek noodig acht," doch zulk een algemeene sluitpost, kan eene Op zich zelve onvoldoende regeling van den vasten werk kring der Commissie niet tot eene voldoende maken. Een van beide, óf Uw College bedoelt, dat de specifiek financieele onderwerpen, waarvan wij hierboven een tweetal opnoemden, slechts bij uitzondering in handen der financieele Commissie behooren gesteld te worden, doch waarom dan niet liever de geheele opheffing van de vaste Commissie voorgesteld? óf de bedoeling is, dat de Raad deze en meer andere onderwerpen van dien aard in den regel naar de Commissie zal renvoieeren, doch waarom dan die onderwerpen niet opgenoemd Beoogt het voorstel, dat de Raad van de sluitpost slechts hoogst zelden gebruik zal maken, dan zal er slechts eene Commissie van Financiën in schijn beslaan; immers dan wordt de taak der Commissie zóó onbeduidend, dat vermoedelijk nog minder dan bij de bestaande regeling Raadsleden bereid zullen bevonden worden in die Commissie zitting te nemen. Beoogt echter het voorstel, dat de Raad, zoo dikwijls hij geroepen wordt te beslissen over zaken, waarbij de financiën der gemeente eenigszins belangrijk betrokken zijn, zich door de Commissie van Financiën zal laten voorlichten, dan wijkt de regeling slechts zeer weinig van de bestaande af en dan nog komt ons die afwijking voor geene verbetering te zijn. Het bezwaar van Uw College tegen de slotbetaling van de'bestaande Verordening, dat de Commissie dient van bericht en raad: «omtrent «alle zaken en verzoekschriften van financieëlen aard tol de kennis- «neming van den Raad behoorende." geldt nog in veel grootere mate tegen de door U voorgestelde slotbepaling. Immers naarmate de vaste werkzaamheden van de Commissie van Financiën in de Verordening worden ingekrompen, in diezelfde mate zal het aantal onderwerpen, over welker renvooi naar de Commissie van Financiën telkens afzonderlijk zal moeten beslist worden, toe nemen. Is dit bij de bestaande regeling een bezwaar, nu het Dagelijksch Bestuur, van welks beslissing ten deze de Raad slechts hoogst zelden afwijkt, bij alle zaken de vraag heeft te beantwoorden, of zij van genoegzaam financieel belang zijn om het advies van de Commissie van Financiën in te winnen, hoeveel grooter zal dit bezwaar worden, als die beslissing telkens door den Raad zal moeten genomen worden, die bij het inkomen van voorstellen in den regel niet voldoende op de hoogte kan zijn van het financieel belang der zaak, zoodat nu aan de openbare behandeling van die onderwerpen in den Raad herhaal delijk eene discussie zal moeten voorafgaan over het al dan niet noodzakelijke van een voorafgaand advies van de Commissie van Financiën. Resumeerende zijn wij van oordeel, dat naarmate van de slotbe paling door den Raad slechts bij hooge uilzondering of doorgaans ge bruik zal gemaakt worden, het voorstel óf met opheffing van de Commissie van Financiën gelijk staat, óf de bestaande regeling bijna ongewijzigd laat, en, voor zoover die wijziging betreft, haar zeker niet beter maakt. Wij zouden ons advies hiermede kunnen besluiten, ware het niet, dat ook wij wijziging van de Verordening wensckelijk achtten. Waar aan het dan ook is toe te schrijven, dat in de laatste jaren de regeling van den werkkring der Commissie van Financiën herhaaldelijk tot conflicten aanleiding gaf, hetzij aan die regeling zelve of ook aan andere redenen, zooveel is zeker dat de conflicten telkens voorkomen en dat er geen Raadsleden bereid bevonden wordeni om in de Com missie van Financiën zitting te nemen. Het ligt óaarom meenen wij op onzen weg, om ons niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 2