12 De heer Fockema Andreae. Mag ik nog even 't woord, M. d. V.? U zegt, dat er een Commissie van Financiën is; maar u moet de zaken niet uit haar verband rukken Wij hadden een onmiddellijk ontslag kunnen vorderen, of er ons toe kunnen bepalen, om zoolang dit ons niet was verleend, alleen voor den vorm en zonder opgave van motieven adviezen te blijven uitbrengen. Wij hebben dat evenwel niet gedaan, en zijn blijven adviseeren, zooals wij dat ook vroeger gewoon waren te doen. omdat wij dit plichtmatig achtten. Nu is er een lid uit onze Commissie getreden, en wij wenschen nu niet te worden bestendigd, ook niet in dezen vorm, dat er een lid aan onze Commissie worde toegevoegd. Het is bovendien niet in strijd met de Wet of met eenige Verordening, dat er een speciale Commissie worde benoemd tot onderzoek van dit voorstel. 't Komt mij bijna voor, dat de beleefdheid vergt, dat aan ons ver zoek worde voldaan. De Voorzitter. Ik ben 't niet met u eens. Wanneer u t op het gebied van de beleefdheidsvormen brengt, dan zou ik de aanneming van uw voorstel eerder een onbeleefdheid tegenover de Commissie van Financiën vinden. 't Geldt hier geen buitengewone zaak, en ik kan daarom niet inzien, dat nu de benoeming van een speciale Commissie noodig zou zijn. Maar dit is eene opvatting, die afwijkt van de opinie van den heer Fockema Andreae, en waarover wjj 't dezen middag nog wel niet eens zullen worden. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van de heeren Fockema Andreae en Van Hamel in stemming gebracht, wordt verworpen met 16 tegen 7 stemmen. Voor stemden de heeren: Vfü Hamel, Zaaijer, Fockema Andreae, De Goeje, Van der Breggen, Zillesen en Was. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 4