11 T een ambtenaar der gemeente aanwezig zij by al de werkzaamheden die tot het onderzoek noodig blijken. De beer Du Rieu. M. d. V Het is volstrekt niet de bedoeling van het amendement om aan het zitting nemen van den heer Knuttel, die zieh voor deze zaak zooveel moeite lieei't gegeven, iets in den weg te leggen. Wij zijn allen overtuigd dat de wei kzaamheden tot herstel van den Burg door hem uitstekend zijn geleid en uitgevoerd, maar wij willen alleen de heeren deskundigen geheel vrij laten in hun keus. Het spreekt van zelf dat zij met den Gemeente-Archileet zullen moeten samenwerken, ik verwacht ook niets snders, maar het is alleen voor den vorm om de heeren niet te dwingen dit of dat te doen. De heer De Goeje. M. d. V.! Ik kan de quaestie wellichls iets vergemakkelijken. Ik heb met den heer Pleyte over de zaak ge sproken en vernam van hem dal hij het niet slechts wenschelijk maar noodig vindt dal de heer Knuttel lid der Commissie wordt. Wanneer het opnemen van den heer Knuttel als lid der Commissie dus strookt met de wenschen en denkbeelden van de Commissie zelve, dan geloof ik dat er voor de heeren Fockema Andreae en Du Rieu alle reden bestaat om dat deel van hun amendement te laten vervallen. De Voorzitter. Ik wensch nog eene opmerking te maken. De Historische Commissie van de Maatschappij der Nederlandsche Letter kunde heeft niet gevraagd om de heeren Pleyte en Leemans als leden van eene Commissie, tot onderzoek te benoemen, maar zij heelt als 't ware een wenk gegeven dat die heeren de deskundigen bij uitnemendheid waren. In het verzoek der Historische Commissie aan den Raad lezen wij: «Doch wie zijn die meest bevoegden? De Commissie acht zich niet geroepen, hen aan te wijzen, daar zij evenzeer bij U bekend kunnen zijn. Alleen veroorlooft zij zich, als haar gevoelen uit te spreken, dat het 't veiligst wezen zal, als kern ecner Commissie de twee hoofd ambtenaren aan 's Rijks Museum van Oudheden alhier, de heeren dr. C. Leemans en dr. W. Pleyte, die zich ook op dit gebied een wel verdienden naam hebben verworven, tot een onderzoek uit te noodigen en verder aan hen over te laten, het getal tot drie of vijf leden uit te breiden enz." Het is dus slechts een wenk, en ik zie niet in waarom de Raad niet zou kunnen besluiten den heer Knuttel uil te noodigen, ja zelfs op te dragen lid van de Commissie van onderzoek te worden. De voorzitter van de Historische Commissie heelt mij zelf onmiddel lijk medegedeeld dat hij volstrekt geen bezwaar had tegen het op nemen van den heer Knuttel in de Commissie. De heer Du Rieu zegt, dat de heeren zeker met den heer Knuttel zullen samenwer ken ik twijfel er geen oogenblik aan, maar de heer Knuttel moet niet toegelaten worden omdat de heeren het goed vinden. De Raad die de heeren uitnoodigt heeft het recht den heer Knuttel het lid maatschap op te dragen. De heer Fockema Andreae. Mag ik nog een oogenblik het woord, M. d. V.!, om te verklaren, dat uwe opvatting van de zaak eeniger- mate van de mijne schijnt te verschillen. Ik wenschte alleen, dat de Raad zich het oordeel niet aanmatigde, om uit te spreken wie hij voor een archeologisch onderzoek voor bevoegd verklaarde of niet. Dat de heeren Leemans en Pleyte deskundigen zijn, weet iedereen; en wanneer zij den heer Knuttel willen assumecren, dan moeten wij ons daar natuurlijk mee vcreenigen De Commissie heeft zelf te bepalen hoe dit onderzoek moet worden geleid, en dit kan alleen door archeologen bepaald worden. Wanneer er bijv. een gat gegraven is, dan zal de Commisstc moeten consta- teeren en omschrijven wat er gevonden wordt en hieruit hare ge volgtrekkingen maken. Dit alles heeft slechts waarde, indien het geschiedt door ervaren oudheidkundigen. Daarom doet de Raad ook beter, om alleen een tweetal archeologen te benoemen, en aan den Gemeentc-Architcct slechts het recht Ie geven om toe te zien, dat er geen schade aan Den Burg worde toegebracht. Wanneer echter, zooals de heer De Goeje meedeelt, de heer Knuttel toch benoemd zal worden, en de zaak dus eigenlijk op hetzelfde neer komt, dan zou volhouden een strijd wezen over den Keizer z'n baard. Mocht de heer Du Rieu er ook alzoo over denken, dan ben ik bereid dit gedeelte van ons amendement in te trekken. Ons amen dement strekt dus thans alleen om te doen vervallen de woorden: «onder bepaling dat geene buitenlandsche geleerden tot leden der Commissie zullen worden.benoemd." De Voorzitter. Ik wil alleen nog opmerken, dat een vrij aan zienlijk deel van dit onderzoek reeds door den heer Knuttel heeft plaats gehad, en hij is dus deskundige genoeg om in de Commissie zitting te hebben; en tot nu toe heeft hij den heer Pleyte van al zijne bevindingen op de hoogte gehouden. Wanneer de heeren Fockema Andreae en Du Rieu dus het ge deelte van het amendement betreffende den Gemeente Architect laten vervallen, en wij onze bezwaren legen de buitenlandsche deskundigen, dan wordt het amendement voor allen aanneemlijk. De laatste woorden van de tweede alinea zouden bij aanneming van het gewijzigde amendement luiden: «onder bepaling dat de Ge meente-Architect zitting zal hebben in de Commissie." De beraadslaging wordt gesloten en hel amendement zonder hoof delijke stemming aangenomen. Het alzoo gewijzigde voorstel wordt daarna zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. XII. Idem betrekkelijk de overdracht van de Ruïne aan het Rijk en het onderhoud van het Park. (Zie Ing. St. n°. 21 De Voorzitter. Ik stel voor dit punt van de agenda aan te houden tot eene volgende Vergadering. Dienovereenkomstig wordt besloten. XIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting van 1891 (Instandhouding van schoollokalen en aanschaffing en onderzoek van schoolmeubelen. (Zie Ing. St. n*. 23.) De Voorzitter. De Commissie var. Financiën heeft haar rapport uitgebracht, en had geen bezwaren tegen dit en liet volgend voorstel. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. XIV. Idem als voren (onderhoud van straten en pleinen.) (Zie Ing St. n°. 25.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. XV. Verzoek van het Bestuur der Zondagsschool om gebruik te mogen maken van schoollokalen. (Zie Ing. St. n°. 20.) XVI. Idem als voren van YV. J. Lampe, van het lokaal aan de Haarlemmerstraat. (5Ke Ing. St. n°. 27.) Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hooidelijke stemming gunstig beschikt. XVII. Idem van incj. R. II. C. Diest Lorgion, om ontslag als leer- ares in de handwerken aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 21.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met ingang van 1 Maart a. s. een eervol ontslag verleend. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord? De heer Fockema Andreae. M. d. V.U hebt ons in het begin der zitting cenigzins verrast met het indienen van een voorstel tot het aangaan cener geldleening Up uw voorstel om die zaak te stellen in handen van de Commissie van Financiën heb ik niet dadelijk het woord gevraagd, omdat ik gaarne eerst overleggen wilde met mijn eenig overgebleven medelid in de Commissie, den heer Van Hamel. Nu komt het mij echter niet wel gezien voor, dat eene demissio naire Commissie van Financien, welke nog slechls uit twee leden bestaat, zoude adviseeren over deze belangrijke zaak, ol zoude zijn de eenige adviseerende, lk wensch daarom voor te stellen het voorstel van Burg. en Weth. betreffende de geldleening te stellen in handen van eene speciale Commissie, 'legen een voorstel oin de financieele commissie zij het demissionair niet te doen adviseeren, zou een formeel bezwaar bestaan, want de Verordening zegt nu eenmaal dat alle financieele zaken moeten gesteld worden in banden van de Commissie van Finan ciën, en die Verordening geldt nog altijd. Daarom heb ik uijj ook niet tegen uw voorstel willen, M. d. V., willen verzetten. De demis sionaire Commissie zoude toch desverkiezende zeer kort kunnen ad viseeren, zonder in lange beschouwingen te treden over het voorstel aan haar oordeel onderworpen. In elk geval zoude het ons wel gedaan voorkomen, wanneer de Raad in deze eene speciale Commissie benoemde om over het voorstel eener leening te adviseeren, en ik heb de eer daartoe, ook namens den heer Van Hamel, het voorstel te doen. Het voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Ik heb één bezwaar legen het voorstel van den lieer Fockema Andreae, namelijk dat het in strijd zoude zijn met de Verordening. De Verordening wil dat dergelijke voorstellen worden gesteld in handen van de Commissie voor de Financiën. En waar de heer Fockema Andreae terecht heeft opgemerkt dal de Commissie niet meer voltallig is, daar zou het eerder voor de hand liggen voor dit speciale geval de Commissie voltallig te maken. In dal geval zal aan het bezwaar van den lieer Fockema Andreae zeker voor een groot deel zijn tegemoet gekomen, lk zou dus liever voorstellen om een lijdelijk lid in de Commissie van Financiën te benoemen. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik zou tegen uw voorstel groot bezwaar hebben. Wij hebben ons ontslag verzocht, ernstig verzocht en blijven daarbij ernstig volharden. Wij zouden hel dus niet voor goed kunnen aanzien, dat thans de Commissie weder werd aan gevuld en de zaak slepende bleef; wij vertrouwen dat de Raad wel eene nieuwe Commissie van Financiën zal vinden, of dat er eerst eene gewijzigde Verordening omtrent den werkkring diep Commissie zal worden ingediend, en daarna eene andere Commissie zal benoemd worden. Ik kan niet inzien welk bezwaar er zoude bestaan tegen het door ons gedane voorstel. Volgens de Verordening is de zaak gesteld in handen van de Commissie voor de Financiën en wij hebben ons daartegen niet verzet. Nu stellen wij voor om de zaak buitendien nog te stellen in handen van eene speciale Commissie door den Raad te benoemen. Het staat ons toch vrij om over een bepaald voorstel pracadvies te verzoeken van eene afzonderlijke Raads-Commissie. De Voorzitter. Ik zou het voorstel van den heer Fockema An dreae bedenkelijk vinden. Eene geldleening is niet eene zaak waar voor men eene afzonderlijke Commissie behoeft te benoemen. Er is eene Commissie van Financiën en de Raad heeft straks zonder hoofdelijke stemming besloten om het voorstel betreffende de geld leening te stellen in handen dier Commissie. Ik zie niet in wat er bijzonders in deze geldleening kan zijn dat het benoemen van eene speciale Commissie wettigt. Hebben de heeren bezwaar dat de Com missie niet voltallig is, welnu, zij kan worden aangevuld. Een voor stel tot wijziging van de Verordening betreffende de financieele Com missie zal binnenkort bij den Raad worden ingediend, lk blijf het voorstel van den heer Fockema Andreae onnoodig vinden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 3