10
dingen prijs iets hooger of iets lager zijn, hij in elk geval zijn viseh
verkoopt, en hij er tevens zeker van is dat de hem toekomende gel
den hem worden overgemaakt.
Aan een goed geregelden vischafslag stelt hij echter iets hoogere
eischen dan de aanwezigheid van een persoon, die op verzoek van
belanghebbenden den visch afslaat. Hij wenscht dat er eene goede
gelegenheid is waar zijn visch kan worden bewaard, dat de afslag
de noodige publiciteit hebbe en dat de verkoop zoo spoedig moge
lijk geschiede. Aan deze eischen voldoet in zijne oogen de Leidsche
vischafslag niet voldoende.
Mag ik nu M. d. V. eens nagaan, of de vraag van de andere zijde
bekeken zoo onaannemelijk is, en o( het niet in het belang van Lei
den's ingezetenen zoude z|jn zulk een vischafslag in het leven te
roepen, al zou dat ook misschien in het begin met financieele op
offeringen gepaard gaan.
Maar mijne meening valt het niet te betwijfelen of, ten gevolge
van het bestaan van zulk een vischafslag, zal de toevoer van visch
belangrijk toenemen. Ten gevolge hiervan zal de prijs dalen en de
visch meer onder het bereik van iedereen komen. De visch die tot
nu toe voornamelijk luxe artikel is zal langzamerhand volksvoedsel
worden, wat der geheele bevolking en vooral den minderen man ten
goede komt.
Dat deze voorstelling geen utopie is, maar werkelijk op goede ge
gevens berust kan men bv. aantooncn uit den toestand in Brussel,
waar na de oprichting van den groolen vischhal de prijs der visch
zoo is gedaald, dat de prijs van een pond gewonen visch thans 20 a
30 centimes bedraagt. Dat de kosten ook geen overwegend bezwaar be
hoeven te zijn, blijkt ons ook als wij de uitgaven en inkomsten van
dezen vischhal te Brussel eens nagaan.
Wij zien dan dat voor de huur der plaatsen jaarlijks ongeveer
60.000 francs wordt betaald; dat er 5y pCt. wordt geheven van den
afslag en dit bedrag jaarlijks op ongeveer 170.000 francs wordt
berekend. Na aftrek der kosten voor salaris, gereedschappen, reini
ging, water en gas blijft er voor de stad Brussel nog eene zuivere
winst van 100.000 francs over.
Het spreekt van zelf dat wanneer ik deze cijfers noem dit niet is
omdat ik hier een even schoon gebouw als dat in Brussel zou
verlangen, of meen dat Leiden en Brussel in dit opzicht in de
zelfde omstandigheden verkeeren. Het was er mij slechts om te doen
M. d. V. om de aandacht der Vergadering te vestigen op de moge
lijkheid van het bestaan van een Leidsehen vischafslager, op een
beter ingerichtcn Leidsehen vischmarkt. De tijd van Zondagavond
toen ik de Ingekomen Stukken thuis vond, tot heden middag was te
kort om eenigszins volledige informatiën in te winnen. Naar mijn
inzicht is de zaak wel waard er eens verder over na te denken.
Het voorstel van den heer Van Lidth de Jeude om de zaak aan
te houden, wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een
onderwerp van beraadslaging uit.
Het voorstel wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
VIL Idem van P. G. Neeb, om vrijstelling of terugbetaling van
schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. n". 14.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gnnstig op
beschikt.
VIII. Idem van J. en D. üirkse, omtrent de verplaatsing der
Ooftmarkt.
(Zie Ing. St. n°. 15.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming afwijzend op
beschikt.
IX. Voorstel tot het verminderen der huur van het huis Aalmarkt n'. 6.
(Zie Ing. St. n*. 16.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
X. Idem tot het verleenen van eene toelage aan de beambten van
de bank van Leening.
(Zie Ing. St. n°. 17.)
De heer Van Hoeken vraagt het woord.
De Voorzitter. Wanneer het de bedoeling van den heer Van Hoeken
mocht zijn om het voorstel te bestrijden, dan zou ik wel willen
voorstellen om de zaak thans aan te houden. De heer Cock, Commis-
missaris van de Bank, is door ziekte verhinderd de Vergadering bij
te wonen, en ik acht het beter dat hij de te maken bedenkingen
hoore en zoo noodig kunne wederleggen.
De heer Van Hoeken. Wat mij betreft, M. d. V., heb ik er niets
tegen om de zaak uit te stellen.
De Voorzitter. Dan stel ik voor deze zaak aan te houden tot dat
de heer Cock in de gelegenheid is de Vergadering bij te wonen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
XI. Idem betrekkelijk de benoeming van eene Commissie voor het
onderzoek naar den oorsprong van den Burg.
(Zie Ing. St. n*. 18.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.Het voorstel van het Dag.
Bestuur beeft mij veel genoegen gedaan, maar toch schijnt het mij dat er
eene enkele zinsnede in voorkomt, die het beter ware er uit te ver
wijderen. Ik zou meenen dat uit de tweede alinea van het voorstel
moeten vervallen de laatste woorden: «onder bepaling dat geene
buitenlandsche geleerden tot leden der Commissie zullen worden be
noemd en dat de Gemeente-Architect zitting zal hebben in de Com
missie."
Ik wensch mede namens den heer Du Rieu als amendement voor
te stellen om die woorden te doen vervallen.
De bedoeling van dit amendement is volstrekt niet om den wensch
uit te spreken dat een buitenlandsch lid of leden in de Commissie
zullen worden opgenomen, en evenmin om den wensche uit te spreken
dat de Gemeente-Arbhitect niet in de Commissie zitting zal hebben.
Maar het komt ons voor dat het het beste is om in deze de beslissing
over te laten aan de heeren Leemans en Pieyte zeiven. Voor een
oudheidkundigonderzoek, dit weten wij allen, wordt langdurige studie
en veel ondervinding vereischt. Dat de heeren Pieyte en Leemans
de bekwaamheid tot dat onderzoek bezitten, is zoowel in ons land
als buiten onze grenzen voldoende bekend. Zij zullen dus kunnen
en moeten beoordeelen hoe bet onderzoek zal moeten geschieden,
welk onderzoek zal moeten plaats hebben en wie geschikt zijn om
de resultaten van dat onderzoek met hen te beoordeelen. Ik zou het
derhalve niet wenschelijk achten dat de Raad, die toch ik geloof
hiermede geen der leden te kort te doen op het punt van oud
heidkundigonderzoek niet deskundig is, tot de Commissie zegt: wij
wijzen u als uwen mede deskundige aan den heer Knuttel. Daar
mede willen wij, zooals ik reeds zeide, volstrekt niet zeggen dat de
heer Knuttel niet de noodige bekwaamheid daarvoor bezit, maar wij
wensehen de beslissing daarover over te laten aan de heeren Pieyte
en Leemans.
Evenmin zouden wij gaarne zien dat de buitenlandsche leden geheel
en al werden buitengesloten. Mij dunkt dat het argument der kosten
door het Dag. Bestuur aangevoerd, geen ernstig argument kan zijn.
Wanneer de heeren Leemans en Pieyte weten, dat er voor het
onderzoek niet meer mag worden besteed dan de som van f 300
door het Dag. Bestuur aangevraagd, dan is het ook onverschillig of
tot het mede onderzoek wordt uitgenoodigd iemand uit het buitenland
of uit Nederland.
Ik wil nog speciaal uw aandacht hierop vestigen; indien de heeren
Leemans en Pieyte personen bier te lande in hunne commissie willen
assumeeren, zal hiertoe, bedrieg ik mij niet, onder de eersten in aan
merking komen, de heer Habets van Maastricht en nu kan het toch
wel niet veel onderscheid in kosten maken, of zij iemand uit Maastricht
uitnoodigden of iemand bijv. uit Namen, waar o. a. veel Frankische
en Romeinsche oudheden zijn opgegraven. En daarom vraag ik:
waarom zouden wij hen binden aan personen binnenslands, wanneer
zij zich, met of zonder vergoeding der reiskosten, de medewerking
van deskundigen buitenslands konden verschaffen?
Ik wenschte alleen te zeggen: gij kunt over niet meer dan f 300
beschikken, maar wij willen u niet binden bij de keuze uwer medeleden,
't Spreekt van zelf, dat zij die personen zullen uilnoodigen van wie
zij de meeste hulp kunnen verwachten.
Ons amendement heeft dus niet ten doel, om een meening uit te
spreken over de personen, die in de Commissie of die niet in de
Commissie behooren te zitten, maar alleen om de heeren Leemans
en Pieyte geheel vrij te laten in hunne keuze.
Het amendement van de heeren Fockema Andreae en Du Rieu
wordt genoegzaam ondersteuud en kan dus een onderwerp van be
raadslaging uitmaken.
De Voorzitter. De heer Fockema Andreae heeft ons argument der
kosten niet ernstig genoemd. Het is, integendeel, zeer ernstig ge
meend. Wanneer buitenlandsche deskundigen konden worden uitge
noodigd zonder dat de onkosten er door verhoogd worden, zou ons
bezwaar natuurlijk vervallen; maar men zal zich mogelijk nog wel
een geval herinneren, dal de Raad oordeelde dat wij deskundigen in
een Commissie noodig hadden, niet eens uit het buitenland, maar
slechts «buiten Leiden", en dat ons die Commissie een somvan/'2000
heeft gekost.
Nu is 't wel mogelijk, dat buitenlandsche deskundigen uit liefde
voor de wetenschap slechts tegen vergoeding van reis- en verblijf
kosten zich bereid verklaren aan dit onderzoek deel te nemen; maar
zeker is 't niet. Het is zelfs de vraag of het hun convenieert hun
gewonen maatschappelijken werkkring, zonder geldelijk nadeel tijdelijk
te verlaten. Maar wij hebben geen bezwaar tegen de toelating van
buitenlandsche deskundigen in de Commissie, wanner het geen aan
leiding tot verhooging van onkosten geven kan.
Een ander geval is 't evenwel met onzen Gemeente-Architect: hjj
is sints geruimen tijd bezig met de herstelling van Den Burg, en hij
heeft dus een studie van deze zaak gemaakt. En nu acht ik 't een
noodzakelijkheid, dat hij bij dit onderzoek tegenwoordig is, ook om
te waken dat 't onderzoek niet in strijd met de belangen van de
herstelling plaats hebbe.
Ik meen, dat alle leden van den Raad van den heer Knuttel een
overdruk hebben gekregen van zijn artikel in het Bouwkundig Tijd
schrift, en t is dus aan ons allen gebleken, welk een ernstige studie
bij van den Burg heeft gemaakt.
Een van de leden van de Commissie heeft de beleefdheid gehad
zelf dit voorstel bij te brengen, en ik heb hem toen dadelijk
gezegd, dat w(j bereid waren dit voorstel bij den Raad te steu
nen, maar dat wij e<* prijs op stelden, dat de Gemeente-Architect
lid van de Commissie zou zijn, en daar had dat lid vohtrekt geen
bezwaar tegen; derhalve had ik ook van andere leden der Commissie
dit bezwaar niet verwacht. Het Dagelijksch Bestuur stelt er prijs op
dat de Gemeente-Architect worde aangewezen om zitting te hebben
in de Commissie; vooreerst omdat wij hem daartoe volkomen geschikt
achten, omdat hij juist van dit speciale geval eene bijzondere studie
heeft gemaakt; en ook omdat ik het kwetsend voor hem zoude vin
den wanneer dat niet naar waarde werd erkend.
Wanneer de kosten blijven beperkt tot f 300, dan zijn wij bereid
het amendement, voor zooverre dit betrekking heeft op de buiten
landsche geleerden, over te nemen; maar op het opnemen in de
Commissie van den heer Knuttel moeten wij blijven aandringen. Het
geldt eeu onderzoek naar een gebouw dat aan de gemeente toebe
hoort, en het is, dunkt mij, dan ook niet meer dan wenschelijk dat