sectie-verslag. Terecht hebben zij daarin op den voorgrond gezet de groote en dringende beweegredenen tot uitbreiding der gemeente grenzen, maar toch hebben zij ook voldaan aan het verlangen van den Raad, om eene raming te maken van de financieele gevolgen. Wij zijn hun daarvoor erkentelijk. Want hoezeer Burg. en Weth. de eersten zijn om er op te wijzen, dat hunne cijfers slechts een ongeveer geven en niet als een juiste begrooting zijn aan te merken, toch is hunne begrooting eener leening van f 50000 tegenover de som van 500,000 door den heer Van Geer geraamd voor ons zeer geruststellend. Naar hunne berekening zal de vermeerdering van uitgaven en inkomsten, ook zonder dat het fixum van Leiden verhoogd wordt, een batig saldo opleveren waarmede de rente en aflossing zelfs van 2 x f 50,000 te dekken zou zijn, zonder dat de Hoofdelijke Omslag verhoogd zal behoeven te worden. Volgens den heer Van Geer zal er alleen een batig slot kunnen zijn, wanneer het flxum voor Leiden verhoogd wordt; maar zelfs indien dat niet het geval mocht zijn en zijne berekening blijken mocht juister te zijn dan die van Burg. en Weth., zou de Hoofdelijke Omslag toch slechts met een gering bedrag verhoogd behoeven te worden. Hit is inderdaad bemoedigend. De omwonenden zullen meer belasting moeten betalen; maar wie zal betwisten, dat dit billijk is? De omwonenden behooren tot de bevolking van Leiden even goed als de inwoners. Zij genieten van alles mede wat de Leidsche burgerij zich met groote opofferingen heeft verschaft, en wanneer er gevraagd wordt welke behoeften onze stad heeft, dan moet men ook wel degelijk rekening houden met de omwonenden. Eene gehoorzaal b. v. alleen voor de bewoners binnen de Singelgracht had kleiner en goedkooper kunnen gebouwd worden zonder aankoop en opoffering van perceelen. Waarom zouden zij niet mcdebetalen aan de rente en aflossing van het opgenomen kapitaal Dat verscheidene omwonenden liever voortgaan de lusten van Leiden te genieten, zonder de lasten mede te dragen, is niet te verwonderen In het sectie-verslag van den zoogen. tweeden Raad wordt vooral aan hen de bestrijding der voersteljen tot grensuitbreiding in de buitengemeenten toegeschreven. Dit mag waar zijn, maar stellig niet uitsluitend. Leiderdorp heeft misschien eerder kans om te winnen dan te verliezen bij het tot stand komen der plannen, maar Zoeter- woude en Oegstgcest maken nu, ten koste van Leiden een netto winst, daar de uitgaven die zij voor de omwoners van Leiden te doen hebben, veel minder bedragen dan wat zij van hen aan be lastingen ontvangen. Indien de omwonenden Leiden met al zijn hulpbronnen niet hadden, en aan de respectieve dorpsgemeenten de vervulling hunner behoeften kwamen vragen, dan zou de stemming spoedig veranderen. Voor de minvermogenden in alle drie gemeenten zal de grensverandering niets dan voordeel opleveren. Dat er tusschen de in- en omwonenden op het stuk van belastingen eene groote onbillijkheid bestaat, kan door niemand ontkend worden. Evenmin zal iemand beweren, dat de toestand niet onnatuurlijk is. Dit rechtvaardigt reeds volkomen eene uitbreiding van Leidens grond gebied. Maar er is eene andere dringende reden, waarom die uit breiding noodzakelijk is. De omwonenden bestaan niet alleen uit gezinnen die van elders hierheen gekomen zijn, maar tellen reeds verscheidene voormalige ingezetenen die zich buiten de kom dezer gemeente hebben gevestigd, óf omdat zij daar eene betere woning konden vinden, óf omdat zij er goedkooper terecht konden. Zóó heeft Leiden reeds verscheidene en daaronder vermogende belastingbetalers verloren. Wat dezen niet betalen moet over de bljjvenden worden omgeslagen. Naarmate deze verhuizing toeneemt, zal ook de belasting op de burgers van Leiden gelegd zwaarder worden, en hoe zwaarder deze wordt, hoe meer wederom de verhuizing zal toenemen. De gemeente zal allengs buiten staat komen aan hare verplichtingen te voldoen en er zal een toestand geboren worden dien ik van onze goede stad Leiden niet gaarne zoude beleven. Daarom is er ook haast bij de uitbreiding. Nu is het nog niet moeielijk de omwonende bevolking van Leiden in het organisme der gemeente op te nemen. Ieder jaar zal dit bezwaarlijker worden. Nu gaat het de draagkracht der gemeente niet te boven, de kosten te betalen aan de grensuitbreiding verbonden. Ook in dit opzicht zal elk jaar vertraging schaden. Het verheugt mij daarom van harte dat Gedeputeerde Staten be sloten hebben tot handelen; ik hoop dat zij het amendement van het Dagelijksch Bestuur, om de grenzen uit te breiden tot aan de Poelbrug, zullen overnemen ik voor mij zou gaarne alle aanspraak van de gemeente op verhooging van het flxum daaraan ten offer willen brengen maar niet gaarne zou ik daarvan eene voorwaarde maken. Van de verwezenlijking der voorstellen van Gedeputeerde Staten, hangt de bloei en welvaart der gemeente Leiden af. Dit doet mij dan ook hopen en vertrouwen dat zij een gunstig onthaal zullen vinden bij de Hooge Regeering en bij de Volksvertegen woordiging. De heer Du Rieu. M. d. V.! Ik heb het woord gevraagd om te wijzen op de nieuwe lijnen welke een gevolg zijn van het toegeven aan de klachten of vreezen der drie omliggende gemeenten, en welke nieuwe lijnen zeer ongunstig voor ons zijn. ik behoef slechts te wijzen op het hoekje tegenover de gasfabriek, welk hoekje moeielijk- heden zal geven bij de eerste uitbreiding der fabriek, omdat men dan weder in eene andere gemeente komt. Dit leedwezen heb ik even willen constateeren, ik geloof dat er niets meer aan te doen is en wij er ons bij zullen moeten nederleggen. Wanneer wij nagaan dat Leiderdorp al klaagt terwijl haar slechts 1/157 deel wordt ont nomen, dan mogen wij zeggen: het is nu eenmaal niet anders. Het is nu dezelfde reden waarom indertijd de Leiderdorpers ge klaagd hebben toen de Leidsche Bruggraaf iels meer grond wilde hebben, omdat het hem in de Burggebouwen te eng was. Men moet strijden, omdat dc tijd tol strijden daar is. Dat die tijd daar is, is jioor Burg. en Weth. in hun toelichting tot het voorstel op keurige wijze uiteengezet, ik schaar mij gaarne aan de zijde van hen die daarvoor een woord van dank willen uitbrengen. Op pag. 12 van de Ingekomen Stukken van het vorige jaar wordt dit heel duidelijk in korte woorden uiteengezet: »De tegenwoordige grensregeling is dan ook meer en meer onhoud baar geworden en geheel in strijd met een natuurlijken toestand, die medebrengt dat personen, die feitelijk belmoren tot de bevolking onzer gemeente, alleen tengevolge eener verouderde grensregeling, worden aangemerkt als ingezetenen van eene andere gemeente, die hun wegens den verren afstand van de kom dier gemeente geheel vreemd is." Maar toch zou ik wenschen, dat Burg. en Weth. bij de indiening van ons aller wensch, nog eenige meerdere duidelijkheid aan onze argumenten gaven. In de gewisselde stukken zijn reeds eenige sprekende feiten ge noemd, en er zullen er nog meer te vinden zijn. Men spreekt echter te veel alsof de noodzakelijkheid van de annexatie een axioma is; maar personen, die niet zoo goed op de hoogte van de bestaande toestanden zijn als wij ik bedoel dc Gedeputeerde Staten en de Kamers zullen niet zoo sterk door onze argumenten getroffen worden, en er dus niet tevreden mee zijn. Ook ik zou, in een der gelijk geval verkeerend, niet zoo sterk getroffen worden. Ik zou u daarom wel willen verzoeken er bijv. ook eens op te wijzen, dat J van het aantal hier in garnizoen liggende officieren, niet in Leiden, maar op een der omliggende dorpen wonen, evenals laatst de Com mandant van het garnizoen en de Chef van den geneeskundigen dienst, en nu de Commandant van de Schutterij. Een groot getal ambtenaren die dus hun brood eten van de stad, wonen daarbuiten, en dragen niet in de lasten, evenmin als anderen, die te Leiden ge plaatst zijn in een rijksbetrekking. Ik geloof, dat door die toestan den en cijfers in 't licht te stellen, men het onhoudbare van den be- staanden toestand duidelijker zou doen uitkomen. De hooge regeering onttrok aan inwoners van Leiden verschillende huizen voor kabinetten en laboratoria der Universiteit en bouwde de Infirmerie buiten de stad, waar zich een geheele wijk vormde. De arbeiders-enquête, die thans gehouden wordt, beeft opnieuw een zaak naar boven gebracht, die vroeger nooit zoo sterk gevoeld werd als heden, nml. de behoefte aan gezonde woningen voor den arbeider. Een hier bestaande verecniging, die dit doel beoogt, heeft indertijd de hand al gelegd op eenige leelijke en ongezonden krotten, waarin nog arbeiders huisden, die men toen voor een kleinigheid dacht te kunnen koopen; maar weldra is men in een moeilijke con currentie gekomen met de eigenaars van dit soort van huisjes, toen heeft de Leidsche bouwvereeniging gebouwd op leege pleintjes en erven, en eindelijk op een plek. die voor de helft slechts in deze gemeente ligt, waardoor tal van bezwaren van belasting, van bestra ting en verlichting ontstonden, daar Oegstgcest dit weigerde te geven. Door de enquête is gebleken, dat de Leidsche arbeiderswoningen nog veel verbetering eischen. Ook hieraan kan de gemeente haar aan dacht wijden wanneer de grensverandering tot stand koint. Maar er is nog meer, het hooge cijfer voor den,bouw van de school op de Ruïne, uit gebrek aan grond, Ook daarom wilde men het Chemisch laboratorium zetten op de te smalle kant van de vest. Verder noem ik de moeilijkheden met de vuilnisbelt, die op de bestaande plaats niet blijven kan. Wanneer men nu al die feitelijke toestanden uiteenzet, dan zullen ook de onpartijdigen inzien want nu zal ons voorstel in handen van onpartijdige personen komen, als de leden van de Gedeputeerde Staten en van de Kamers dat Leiden dringende behoefte heeft aan de uitbreiding harer grenzen. Het is bovendien ook opmerkelijk, dat zij die op den rand onzer gemeente wonen, er zich min of meer schamen op een der dorpen te wonen; advertentiën, waarbij iets gevraagd wordt, leekenen zij uit: Leiden; men dateert zijne brieven en gedrukte stukken uit: Leiden; als men sterft, wordt men begraven in: Leiden; maar feitelijk tot Leiden te behooren, wil men niet! Aan die onbillijkheid een einde te maken op de gronden door den heer Was juridisch zoo duidelijk uiteengezet, is, geloof ik, hoogst wenschelijk en ik hoop dat daarvoor ook van anderen de noodige medewerking zal blijken. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Evenals de mij voorafgegane sprekers zal ik met volle overtuiging steramen voor de voorstellen van Burg. en Weth. Het komt mij voor dat wij ons hierbij slechts stellen mogen op één standpunt, het standpunt van het belang der gemeente Leiden zooals die op het oogenblik is. Daarvan zijn wjj de vertegenwoordigers, de belangen dier gemeente zijn ons toever trouwd, en als vertegenwoordigers van die gemeente wordt ons overeenkomstig de wet advies gevraagd. Nu is het mij inderdaad niet duidelijk, hoe wij, ons plaatsende op dit standpunt, tot eene andere conclusie zouden kunnen komen dan deze: dat de uitbreiding der grenzen dringend noodzakelijk is. In het rapport van het Dagelijksch Bestuur is er op gewezen, dat het niet de eerste maal is, dat de grenzen van Leiden zijn uitgebreid. De omstandigheden daarvoor zijn thans geheel anders dan bij vroe gere uitbreidingen. Toen was de grond gelegen in de omstandigheid dat de bevolking en de welvaart naar Leiden toestroomden, en de grenzen werden dientengevolge te eng, terwijl nu het omgekeerde het geval is, als de grenzen niet worden uitgezet zal de welvaart er thans uilstroomen. De zaak is omgekeerd, maar de noodzakelijkheid van grensuitbreiding daarom niet minder groot. Men heeft in hoofdzaak tegen die uitbreiding aangevoerd een finan cieel bezwaar. Men heeft gezegd: bet zal voor Leiden duur worden. Ieder die wil trachten de financieele gevolgen van de uitbreiding te berekenen, zal zich, wanneer bij de eerste schreden op dien weg heeft gezet, wel bewust worden hoe moeielijk het in deze is te pro- feteeren. Vóórdat het antwoord van het Dagelijksch Bestuur was in gekomen, had ik mij ook neder gezet tot die profetie. Ik hechtte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 5