Voor steraden de heeren: Schneither, Knappert. Oriesscn, Was, Kaiser, Alma, Tieleraan, Hasselbach, Koetser en Le Poole. Door deze stemming vervalt punt 3: dat de kosten daarvoor, ge raamd op 8200, zullen worden gevonden uit de Buitengewone Ontvangsten (opbrengst van geldleening)." De punten 4 en 5: »ons College te machtigen hel Schuttersveld ten behoeve van de exercitien van het Garnizoen te verhuren aan het Ryk voor den tijd van 15 jaren, gerekend te zijn ingegaan op 1 Januari 1891, voor een huurprijs van 550 per jaar, onder be paling dat het achtergedeelte B alleen mag gebruikt worden voor de oefeningen van de Infanterie en met de bevoegdheid voor de gemeente om het beweiden en begrazen van het land te verpachten, mits daardoor geen hinder worde veroorzaakt aan de exercitiën van het Garnizoen en om het land te gebruiken voor de oefeningen van de Schutterij en voor openbare volksfeesten of volksvermakelijkheden." •5°. ons College te machtigen het beweiden of begrazen van het Schuttersveld iu het openbaar te verpachten telkenmale voor den tijd van drie jaren." Worden bij acclamatie goedgekeurd. I1L Voorstel tot het verleenen van afschrijving of restitutie van Plaatselijke Directe Belasting. (Zie Ing St. n®. 1.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. IV. Verzoek van F. Wijdenes Spaan c. s., om het Gymnastieklokaal op de Pieterskerkgracht te mogen gebruiken. (Zie Ing. St. n°. 3.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. De heer Foekeraa Andrcae verklaarde buiten stemming te willen bljjven, omdat een zijner kinderen onder de requestranten was. V. Idem van W. Van de Goorberg, om een brug te leggen over de sloot langs den Hoogen Rijndijk. (Zie Ing. St. n®. 4.) VI. Idem van P. I. De Fremery, om eene uitloozing te mogen maken naar de Morschsingelgracht. (Zie Ing. St. n®. 4.) VII. Idem als voren van W. Van der Hoogt, naar de Uiterstegracht. (Zie Ing. St. n°. 4.) Op al deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. VIII. Tweede Suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1890. (Zie lug. St. n®. 8.) Het Kohier opgemaakt ad 1489.38 voor 204 aangeslagenen, wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. Villa. Verzoek van mej. J. G. Blok, om eervol ontslag als derde onderwijzeres aan de Jongensschool 1ste klasse. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met ingang van 20 Januari een eervol ontslag verleend. IX. Voorstel betrekkelijk de verandering van de grenzen der ge meente. (Zie Ing. St. n*. 20 van 1890.) De heer Was M. d V.! In de eerste Raadszitting van het jaar 1886 werd in deze Vergadering met 22 van de 23 stemmen een door mij voorgestelde motie aangenomen, waarbij de Raad ais zijn oordeel uitsprak: dat de grensuitbreiding voor den bloei en de ont wikkeling van onze gemeente een dringende noodzakelijkheid was. Heden, in de eerste Vergadering van het jaar 1891, dus precies vjjf jaren later, wordt de Raad wederom geroepen zijn oordeel uit te spreken over deze zaak, en nu niet in het algemeen, maar met bepaalde voorstellen voor zich. Wanneer ik nu naga, dat in 188C het eenige lid van den Raad, dat zich tegen mijne motie verklaarde (de heer Donner), dit niet deed, omdat hij een tegenstander van grensuitbreiding was, maar zich tegen mijn motie verklaarde, omdat hij meende, dat een dergelijk gewichtige zaak niet onvoorbereid mocht worden behandeld, mag ik veilig aannemen, dat reeds in 1886 het bestuur van deze gemeente eenparig van oordeel was, dat de grensuitbreiding dringend noodza kelijk was voor Leiden. In het antwoord van Burg. en Weth. op het sectieverslag een stuk, waaraan ik om den uitstekenden vorm en den juisten inhoud gaarne mijn oprechte hulde breng wordt terecht herinnerd aan het feit, dat reeds in het jaar 1872 de toenmalige Voorzitter van de Commissie van Financiën, de hoogleeraar Buys, als zijne meening te kennen gaf. dat, mocht ook de Ruïne aan de gemeente als bouwter rein ontvallen, het oogenblik gekomen zou zijn om onze grenzen uit te breiden. Uit dit alles blijkt dus, dat de grensuitbreiding geene quaestie van vandaag of gisteren is, maar eene zaak, die bijna 20 jaar aanhangig is geweest. Zeker kan men dus niet beweren, dat in deze zaak overijld is gehandeld. Is het nu te verwonderen, dat in zulk groot tijdsverloop een zaak als deze eerst werd gevonden «wenschelijk", daarna »noodig", toen •zeer noodzakelijk", en eindelijk «dringend noodzakelijk", totdat ten slotte de feiten en toestanden, die men rond zich zag, zoo klemmend werden, dat die noodzakelijkheid een axioma genoemd werd? Wat in 1872 werd voorspeld, is werkelijkheid geworden. Door gebrek aan ruimte en aan bouwterrein in deze gemeente is men gaan bouwen even buiten de grenzen, en is er langzamerhand een toestand ontstaan op onze grenzen, waardoor Leiden aanwassen heeft gekregen, die feitelijk tot deze gemeente behooren, hoewel zij, alleen tengevolge van de vicieuse grensregeling, tot de jurisdictie van het platteland, van de omliggende gemeenten, behooren. Dat die uitwassen bij deze gemeente getrokken worden, waartoe zij natuurlijk behooren, wordt geeischt door het algemeen belang, door het belang van de gemeente Leiden, door het belang van de uitwassen en door het belang van de omliggende gemeenten. Ik ben volkomen bereid deze stellingen uit te werken en te debat- teeren, wanneer zij mochten worden aangevallen; maar ik meen er mij voorloopig van te kunnen onthouden, omdat in de gewisselde stukken alle argumenten, die konden worden aangevoerd, reeds zijn gebruikt; een debat over dit punt is werkelijk niet meer te voeren, omdat het geheel is uitgeput. Ik zal m(j daarom op dit oogenblik er slechts toe bepalen om op le komen tegen de oppositie, die tegen de grensuitbreiding is gevoerd, zoowel builen als binnen deze gemeente. Wat mij in deze zaak het meeste heeft verbaasd is, dat ook in eigen boezem enkele stemmen z(jn opgegaan tegen die uitbreiding; zoo verklaarbaar, zoo menschelijk, ik die oppositie acht van de om liggende gemeenten, ik had nooit kunnen denken, dat in deze stad ééne stem zou gehoord worden, die zich daartegen verklaarde. Waarom is dit gebeurd, waarin kan dit zonderling verschijnsel zijne oplossing vinden? Alleen hierin M d. V.! dat nergens zeker op meer roiale, op meer liberale wjjze het onderzoek is ingesteld naar deze gewichtige quaestie dan in deze gemeente. Wanneer men nagaat, hoe dit onderzoek in de buitengemeenten heeft plaats gehad, hoe daar de Commissiën uit de ingezetenen zijn gekozen, dan zal men lot de conclusie komen, dat daar het onderzoek is geschied op de meest partijdige wijze, terwijl het hier is gevoerd zoo onpartijdig mogelijk. Het is mij bekend dat er in de buitengemeenten vele voorstanders zyn van de grensuitbreiding, maar des niettegenstaande zyn de buiten gemeenten er op uil geweest om bij de keuze van leden van de Commissie uit de ingezetenen uitsluitend het oog te vestigen op be paalde tegenstanders der uitbreiding; ja zelfs, als men de couranten berichten mag gelooven, hebben de candidaten in eene gemeente zich vooraf uitdrukkelijk moeten verbinden om, wat er bij het onder zoek ook mocht gebeuren, tegen de voorstellen te zullen stemmen. En wat heeft men in deze gemeente gezien? Bij de voorbereiding dezer verkiezing had eene algemeene verbroedering der politieke partyen plaats. Voorzitters en Secretarissen der verschillende kies- vereenigingen, die, waar het geldt een polilieken strijd, gewoon zyn elkander te vuur en te zwaard te bestrijden, zag men arm in arm opkomen voor de belangen van de gemeente die allen dierbaar is. Met de uiterste zorgvuldigheid werden in eene gemeenschappelijke vergadering de candidaten gekozen, en daarbij en hier M d. V.! komt het vooral op aan werd niet de vraag gesteld, z(jt gij vóór- of tegenstander van de grensuitbreiding, doeh alleen, behoort gij tot de vroede mannen, door wien de Gemeentewet naast hare ge wone vertegenwoordiging eene dergelijke gewichtige quaestie wil doen beoordeelen? Ook aan de tegenstanders heeft men het woord willen laten. En daarom zijn hier ook gekozen bekende tegenstanders der grensuitbreiding. Dat die tegenstanders in zulk een gering aantal in de Commissie vertegenwoordigd waren, heeft natuurijjk zijn grond hierin, dat men ze met een lantaarntje in de stad heeft moeten zoeken. Veel meer dan die twee zullen er wel niet zijn. Gaat men verder de behandeling der zaak na, dan ziet men. dat in deze gemeente althans bij de openbare discussie, vooral de tegen standers aan het woord zijn geweest. Leest men het rapport van de Commissie uit de ingezetenen, wie voeren daarin het hoogste woord? Zeker niet de voorstanders, neen, M. d. V.! de tegenstanders der grensuitbreiding. Let op de Vergadering van de Commissie uit de ingezetenen. Wie voeren daar het hoogste woord? Alweder de beide tegenstanders die uitvoerig hunne grieven hebben uiteengezet, welke echter met eene verpletterende meerderheid ongegrond zijn bevonden, doch b(jna zonder discussie. Nu vraag ik, waar is het onderzoek beter en onpartijdiger inge steld: in de buitengemeenten, waar men de criliek opzettelijk heeft buitengesloten, of in deze gemeente, waar men de critiek opzettelijk aan het woord heeft gelaten? Ik geloof, M d. V dat wjj volkomen succes van ons werk hebben; wy hebben het woord van de tegenstanders niet gesmoord en daarom is het tegemakkelijker om op dit oogenblik een en ander tegen de gevoerde oppositie in het midden te brengen, want we weten nu precies, wat we aan onze tegenstanders bebben. De oppositie van de buitengemeenten kennen wy alleen uit de rapporten van de gemeenten Leiderdorp en Soelerwoude. De gemeentebesturen van Soelerwoude en Leiderdorp hebben met de meeste welwillendheid aan het verzoek van het gemeentebestuur van Leiden voldaan om ons hunne rapporten toe te zenden. En ik voeg er by, die rapporten zyn in hun soort uitstekend. Stelt men zich op het volkomen onjuiste standpunt, waarop de stellers dier rap porten zich hebben geplaatst, dan is zeker daarin alles bijeengegaard, wat voor dat verkeerde standpunt kon worden aangevoerd. Ik mag dan ook aan die rapporten den lof niet onthouden, dat eene op zich zelf slechte zaak met groot talent is verdedigd, doch 't spreekt van zelf. dat de beste verdediging een onjuist standpunt niet deugdelijk kan maken. De gemeente Oegstgeest heeft echter hare bezwaren in bet duister gehuld. Al zal zij ten aanzien van de grensuitbreiding vermoedelijk wel hetzelfde standpunt hebben ingenomen als de andere buitenge meenten, zij heeft een ander standpunt aangenomen wat de mede- deeling van haar rapport betreft. Ik heb het antwoord, dat van het Gemeentebestuur van Oegstgeest is ingekomen, op het verzoek om toezending van het rapport, voor mij liggen, en ik geloof, dat het zyn nul kan hebben dit antwoord aan de vergetelheid te ontrukken. Het luidt als volgt: Oegstgeest, den 3 November 1890. In antwoord op Uwe Missive van den 17 October jl. n®. 818, hebben wy de eer UEd. Achtb. te berichten, dat de Raad dezer gemeente en de Commissie, benoemd krachtens art. 131 der Gemeentewet, in hunne Vergaderingen van den 27 en 31 October jl hebben besloten UEd. Achtb. mede te deelen, dat aan het verzoek om afschriften of af drukken van hunne rapporten, in zake de voorgestelde annexatie te mogen ontvangen, niet kan worden voldaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 3