Leiden, 15 Januari 1891.
Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel dat er alles-
z>Vere", fslaan om. aan den huurder van het perceel Aalmarkt
n b, MrZorab, eenigc vermindering van huur toe te staan we
gens schade en binder ondervonden tengevolge van den bouw der
Gehoorzaal, terwijl een bedrag van 75 ons eene billijke vergoe-
ding voorkomt.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien iu overweging om te be
sluiten dat de huurprijs van het huis Aalmarkt n'. 6, thans bedra-
j l 0ver 'iet jaar looPende van 1 Mei 1890 tot uit0. April
1891 wordt bepaald op 250.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 13 Januari 1891,
Na ingewonnen rapport van den Gemeente-Architect heeft de Com
missie van Fabricage de eer op de in hare handen gestelde missive
van den heer Zorab, huurder van het huis op de Aalmarkt, naast
de poort van de Stads-Gehoorzaal, te berichten, dat de welwillend
heid van dien huurder vóór en bij de verbouwing van die zaal bij
zonder gebleken is, zoodat reeds een hoekje van liet plaatsje kon
worden in bezit genomen vóór de verbouwing een aanvang nam en
dat niet genoeg kan gewaardeerd worden aangezien daardoor het
werk werd bevorderd, ofschoon inderdaad de toestand voor den
huurder niet aangenaam was. Zooveel mogelijk is daaraan te gemoet
gekomen, ook toen het privaat en het kolenhokje moesten vervallen,
door daarin te voorzien onder den gemetselden diensttrap der Ge
hoorzaal. De regenbak is ingenomen, maar de put behouden, waar
aan geen behoefte was door de bestaande duinwaterleiding en des-
verkiezende door de bestaande gelegenheid om een driehoekige kast
te plaatsen tot berging van verschillende voorwerpen, terwijl het
nieuwe privaat bruikbaar en weldra geheel gereed zal zijn en het
tijdelijk gemis geen bezwaar bij den huurder scheen te hebben.
lntusschen kan niet worden ontkend dat de woning veel ongeriefe
lijker is geworden en bet hoog optrekken van den nieuwen bouw
licht en lucht belemmeren; maar het uitzicht van de ramen der
Gehoorzaal toch geen hinder zal veroorzaken van onvrijheid voor de
bewoners van het huis en desnoods het raam op de diensttrap van
matglas kan worden voorzien.
De Commissie vindt in een en ander gronden van billijkheid om
vermindering van den huurprijs te verleenen over den verloopen
huurtijd van 1 Mei 11. tot het einde van den huur en legt hierbij
over een teekening van het benedenhuis, waardoor de toestand wordt
toegelicht.
Aan HH. Burg. en Weth.
der gemeente Leiden.
De Commissie van Fabricage.
N°. 1?.
Leiden, 15 Januari 1891.
Wjj hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen
een advies van Commissarissen der Bank van Leening omtrent het
verzoek van de beambten der Bank om verhooging van jaarwedde,
welk adres is opgenomen in het zittingsverslag van de Raadsvergade
ring van 30 October jl.
Ons geheel met het gevoelen van Commissarissen vereenigende,
geven wij Uwe Vergadering in overweging tot wederopzeggens eene
personeele toelage te verleenen aan den controleur van f 150 per
jaar en aan den onderkassier, den boekhouder en den klerk elk van
100 per jaar, gerekend te zijn ingegaan met 1 Januari 1891.
Nog kunnen wij U mededeelcn dat door ons aan Commissarissen
is verzocht het denkbeeld in overweging te willen nemen om een mini
mum vast te stellen voor het administratieloon, waartegen evenwel
door Commissarissen, ook onzes inziens, gegronde bezwaren zijn aan
gevoerd.
De ter zake gevoerde correspondentie is in de Leeskamer ter in
zage van de leden nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth, van Leiden.
Aan Burg. en Weth. van Leiden
Bij brief van 12 November 11. werden wij door Uw College uit-
genoodigd ons gevoelen mede te deelen omtrent het hierbij terug
gaande adres van ambtenaren bij de Bank van Leening, aandringende
op verhooging van jaarwedde.
Gaarne aan die uitnoodiging voldoende, hebben wij de eer Uw
College te berichten, dat de inkomsten, welke de adressanten in 1889
ontleenden zoowel aan tractement als aan aandeel in het administra
tieloon bedragen hebben: voor den controleur W. De Jongh 1911,
voor den onderkassier De Bruyn 1071, voor den boekhouder De la
Bije f 921 en voor den eersten klerk Van der Hoeven f 804.
Aangezien de exploitatie van de Bank in de laatste jaren eene vrij
belangrijke beperking onderging en er dus ook minder administratie-
loon ontvangen werd, is het bedrag van de boven vermelde inkom
sten vrij belangrijk lager dan vroeger. Vergelijkt men het met
hunne inkomsten over 1885 trouwens het voor de ambtenaren
gunstigste jaar dan vindt men dit verschil in minder: voor den
heer De Jongh ƒ237, voor De Bruyn en De la Bije elk 172 en voor
Van der Hoeven 99.
Ligt reeds in deze belangrijke vermindering van inkomsten eene
voldoende rechtvaardiging van het door onze ambtenaren gedaan ver
zoek, wij erkennen gaarne dat het ook onafhankelijk daarvan ern
stige overweging verdient. Immers letten wjj op de tractementen,
die aan andere Gemeente Ambtenaren worden uitbetaald, dan valt het
niet te loochenen dat de adressanten slecht bezoldigd zijn; vooral
wanneer men in bet oog houdt dat zij ook 's avonds dienst doen en
dat op elk hunner eene zware finantieele verantwoordelijkheid rust.
Zeker zouden wij dan ook reeds vroeger uit eigen beweging voor
onze ambtenaren verhooging van tractement hebben aangevraagd,
had de overweging ons niet teruggehouden, dat de rente welke "de'
gemeente aan haar Bankkapitaal ontleent, reeds nu bjj uitstek laag
is en dat daarvan zonder volstrekte noodzakelijkheid onzerzijds geen
stap mocht worden gedaan, welke tot verdere verlaging van dat be
drag leiden moet.
Is echter dat bezwaar voor den Gemeenteraad niet overwegend,
dan zullen wij wel niet behoeven te verzekeren, dat eene gunstige
beschikking op het verzoek van adressanten ons om hunnentwil zeer
aangenaam zjjn zal. lntusschen, daar de inkomsten afhankelijk van
de omzettingen zijn en het mogelijk is dat deze later weder belang
rijk toenemen, zouden wij mocht tot zulk eene gunstige beschik
king worden besloten willen voorstellen niet de tractementen te
verhoogen, maar tot wederopzegging toe aan de vier adressanten
eene persoon! jjke toelage te verzekeren, en wel van ƒ150.aan den
controleur en van ƒ100.aan elk der drie andere beambten.
Wij merken eindelijk nog op, dat het adres niet geteekend is door
den schatter Eggink, en met reden, want aangezien deze nu fungeert
als hoofdbeambte aan het Hulpkantoor A en als zoodanig, behalve
zijne jaarwedde als schatter, uit de aan het Hulpkantoor geheven
administralie-loonen vrij belangrijke inkomsten ontvangt, bestaat er
geen aanleiding hoegenaamd om die inkomsten nog te verhoogen.
Mocht hij echter later als schatter naar het Hoofdkantoor lerugkee-
ren, dan zou ten zijnen behoeve eene soortgelijke schikking moeten
worden getroffen als nu voor de andere beambten wordt aanbevolen.
Commissarissen van de Stads-Bank van Leening,
J. T. Büïs.
Leiden, 22 December 1890. C. Cock.
H. W. F. Bakker.
N°. IS.
Leiden, 15 Januari 1891.
In onze handen werd gesteld nevensgaand schrijven van de His
torische Commissie van wegc de Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde alhier omtrent het instellen van een onderzoek naar den
oorsprong van den Burg.
Zooals Uwe Vergadering bekend is werd reeds vroeger op de wen-
schelijkheid daarvan de aandacht gevestigd o. a. door het Raadslid
Dr. W. N. Du Rieu in de Raadszitting van 10 November 1888, toen
aan de orde was ons voorstel om een Doolhof in te richten op den
Burg.
Ook ons komt het van belang voor dat een wetenschappelijk onder
zoek omtrent deze aangelegenheid worde ingesteld en wij stellen de
bereidwilligheid in deze van de Historische Commissie op den hoog-
sten prijs, terwijl ook, onzes inziens, de heeren Dr. C. Leemans en
Dr. W. Pleyte in de eerste plaats in aanmerking komen om in eene
Commissie als bovenbedoeld zitting te nemen en zich met de verdere
samenstelling dier Commissie te belasten.
Wat de kosten van het in te stellen onderzoek betreft wordt reeds
door de Historische Commissie medegedeeld dat deze niet aanzienlijk
zullen zijn, met het oog op de thans verricht wordende werkzaam
heden in verband niet de herstelling der walmuren. Hel tegenwoor
dig oogenblik is alzoo bij uitstek gunstig voor het in te stellen
onderzoek.
Het komt ook ons voor dat de kosten van geringe beteekenis zul
len zijn en geen bezwaar kunnen opleveren tegen de verwezenlijking
van het plan. lntusschen meenen wij dat er van eene benoeming
van een buitenlandschen geleerden in de Commissie geen sprake be
hoeft te wezen, aangezien ongetwijfeld een voldoend aantal deskun
digen in ons land kan worden aangewezen, terwijl de kosten door
zoodanige benoeming niet onbelangrijk zouden worden verhoogd.
In de tweede plaats achten wij het van belang dat ook de Ge
meente-Architect in de Commissie zitting neme, niet alleen omdat
hij met de leiding van het herstellingswerk der walmuren is belast,
maar vooral omdat hij reeds een veelomvattende studie heeft gemaakt
van den oorsprong van den Burg. Dat onderzoek is ten vorigen jare
door hem ingesteld naar aanleiding van opmerkingen van den Minis
ter van Binnenlandsche Zaken aangaande de wjjze van herstelling
der walmuren. Op een van Regeeringswege aanbevolen gewijzigd
plan van herstelling is alstoen, naar aanleiding van de beantwoording
dier opmerkingen door den Gemeente-Architect, niet verder door de
Regeering aangedrongen. De daaromtrent gevoerde correspondentie
is in de Leeskamer ter inzage van de leden nedergelegd.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging:
w V' i88 j ^'stor'sc^e Commissie van wege de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde alhier den dank van het Gemeentebestuur
te betuigen voor hare gewaardeerde bemoeiingen in deze;
2'. de heeren Dr. C. Leemans en Dr. W. Pleyte alhier uit te noo-
digen eene Commissie voor het onderzoek naar den oorsprong van
den Burg zamen te stellen en daarin zitting te nemen met verzoek
den uitslag van het onderzoek aan den Gemeenteraad te willen
mededeelen, ondei1 bepaling dat geene buitenlandsche geleerden tot
leden der Commissie zullen worden benoemd en dat de Gemeente-
Architect zitting zal hebben in de Commissie.
3°. aan ons College ter zake een crediet van 300 te verleenen,
waarop de kosten voor het door de Commissie in te stellen onder
zoek zijn geraamd.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 30 November 1890.
'i6 .Histrorisch,e Commissie van wege de Maatschappij der Neder-
landsche Letterkunde alhier slaat met bijzondere belangstelling het
herstellingswerk gade, dat tegenwoordig aan den Burcht, het eeniae
gedenkstuk uit den voorlijd onzer stad, verricht wordt. Zij ver
heugt zich, dat dit werk wordt bestuurd door een Architect, die
zich doordrongen gevoelt van de verplichting, om niet te herstellen
naar een gewaand oorspronkelijk plan, maar om eenvoudig in stand
te houden en voor het nageslacht te bewaren wat langverleden
eeuwen ons hebben overgeleverd.
Doch welke zjjn die eeuwen, waaraan wjj dit gebouw te danken