66
geachte ingezetenen dezer gemeente die beiden geacht kunnen wor
den te behooren tot de zoogenaamde bezuinigingsmannen. Welnu, de
een noemt het subsidie aan den Schouwburg het summum van ver
kwisting en verspilling, de ander acht het eene zeer nuttige en ge
rechtvaardigde uitgave, omdat volgens hem de Schouwburg voor deze
gemeente zoo noodig is als brood. Wie van beiden heeft nu gelijk?
Zoo zoude ik nog op tal van voorbeelden kunnen wijzen, waaruit
blijken zou, dat er in deze vergadering feitelijk weinig principieele
verschillen bestaan over het beheer der gemeente-financiën, maar dat
bijna alle geschilpunten hierop nederkomen, dat de een deze uitgave
goedvindt, de ander wederom eene andere meer in het belang der
gemeente acht.
Ontstaan er nu in den Raad geschilpunten over het meer of minder
van uitgaven, dan spreekt het van zelf, dat de Commissie van Finan
ciën in den regel zal staan aan den zuinigen kant. Daarvoor is zij
Commissie van Financiën; de aard van haren werkkring leidt er toe,
dat zjj veel meer dan de andere leden van den Raad aan het finan-
cieele touwtje trekt. Er is in eene gemeente zóóveel goeds en nut
tigs dat men wil ondersteunen, dat, hield men niet steeds het oog
op de financiën, er gevaar zou bestaan dat de leden van den Raad
meer aan die nuttige instellingen zouden gaan geven, dan voor onze
gemeentelijke financiën verkieslijk ware. En daarom is het ook zoo
hoogst noodig, dat eene zuinige Commissie van Financiën ons onze
feilen toont en ons toeroept: »tot hiertoe en niet verder."
Dit leidt mij tot het tweede argument door de Commissie gebezigd:
•wij achten het in het belang der gemeente, dat de Raad in finan-
•cieele zaken worde voorgelicht door leden aan wier oordeel hij
•eenige waarde hecht; eh het is hierom dat wij wenschen te worden
•vervangen."
Dit is een argument hoogst onverklaarbaar in den mond van deze
Commissie van Financiën. Wij allen zijn toch overtuigd, dat de
Commissie bij al hare beschouwingen en adviezen de innige overtui
ging koestert, dat hare meening is in het belang der gemeente, en
dat eene tegenovergestelde meening niet in het belang der gemeente is.
De Commissie moet derhalve nu wenschen, dat er eene Commissie
van Financiën optrede, die het eens is met hare meening, liever dan
eene, die het geheel en al eens is met het Dagelijksch Bestuur of
met de meerderheid van den Raad. Doch ook in het algemeen is de
stelling van de Commissie onjuist? Du choc des opinions jaillet la vérité.
Nooit kan het gemeentebelang door al te groote eenstemmigheid gediend
zijn. Behalve dat het op den duur verschrikkelijk vervelend zoude zjjn als
wjj hier altjjd dezélfde meening hadden, is het in het algemeen ook
veel beter, dat elke zaak van alle kanten wordt bezien. Daardoor
wordt overdrijving aan de eene en aan de andere zjjde getemperd,
en dit is goed, want gewoonlijk ligt de waarheid in het midden.
Ook dat argument van de Commissie kan dus, mijns inziens, evenmin
het ontslag nemen rechtvaardigen.
Tot dusverre, M. d. V.! heb ik het schrijven van de Commissie
bestreden, en toch gevoel ik wel iets voor hare mecning. Ik begrijp
volkomen herhaaldelijk is dit door mij gezegd dat de werk
kring van eene Commissie van Financiën hoogst onaangenaam is
Dit nu ligt niet in de redenen door de Commissie aangevoerd, maar
het ligt doodeenvoudig in den werkkring der Commissie, volgens de
bestaande Verordening. Toen in 1884 de Raad mij de eer bewees
mij te benoemen tot lid van de Commissie van Financiën, heb ik
schrilteljjk de redenen ontvouwd, waarom ik meende voor die eer
volle onderscheiding te moeten bedanken. En sinds dien tijd ben ik
nog niet van meening veranderd. De groote fout zit hierin, dat de
Commissie van Financiën nooit eenigen invloed kan uitoefenen op de
voorstellen van net Dagelijksch Bestuur, vóórdat deze den Raad be
reikt hebben, en dat het advies der Commissie eerst wordt uitge
bracht, nadat het papieren kind van Burg. en Weth. is geboren; en
wjj weten allen, dat wanneer eenmaal strijdige meeningen op het
papier zijn gezet, het zeer moeielijk is. elkander van de ondeugde
lijkheid der adviezen te overtuigen.
Daarom zou ik meenen dat Burg. en Weth. wel ernstig de vraag
in overweging moeten nemen, of het [niet allerwenschelijkst zoude
zijn nogmaals het voorstel in te dienen van verleden jaar, dat toen
ik behoef niet te herhalen om welke redenen verongelukt is; ik
tw|jfel niet of de Raad zal dit voorstel wederom met groote meer
derheid aannemen. Als de werkkring der Commissie van Financiën
overeenkomstig dat voorstel gew|jzigd wordt, zal tevens de brug ge
legd zijn om deze Commissie voor onze gemeente te behouden.
En thans mjjne conclusie!
Een vroeger stadgenoot van ons, wijlen prof. Modderman, heeft
eens als Minister den leden van de Tweede Kamer het gevleugelde
woord toegeroepen: herzie u zeiven! Ik wensch niet dezelfde woor
den aan de Commissie van Financiën toe te voegen, integendeel: ik
wil haar toeroepen: »blijf zooals gij altijd waart, maar herzie uw
•besluit."
Daarom wil ik een voorstel doen, maar voeg er uitdrukkelijk bij,
dat ik der Commissie van Financiën zeer beleefd in overweging geef,
om, wanneer de Raad mijn voorstel aanneemt, in deze vergadering
geenc beslissing te nemen, maar die aan te houden tot eene volgende
vergadering na een nieuw en rijp overleg.
ik heb de eer de volgende motie voor te stellen: »De raad der
•gemeente Leiden, waardeerende de gewichtige diensten, welke de
•Commissie van Financiën aan de gemeente bewijst, betreurende het
•besluit der Commissie om haar mandaat neder te leggen, noodigt
•de Commissie van Financiën uit om op dat besluit terug te komen
•en hare taak te bl|jven vervullen."
(Toejuiching).
De motie wordt van alle zijden ondersteund, en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer De Goeje. M. d. V.! Na de wjjze waarop de motie van
den heer Was is ontvangen, kan er wel geen twijfel bestaan aan
hare aanneming door den Raad. Maar het is de vraag, wat de
Commissie van Financiën tegenover dat voorstel zal doen. Naar
mjjne meening is het vooruitzicht daaromtrent goed, wanneer de
Commissie tot het inzicht kan gebracht worden, dat zjj de bedoeling
van de leden van den Raad, ook bij het uitbrengen hunner stemmen,
tot dusverre verkeerd heeft begrepen. Omdat ik een der leden ben
die nog al dikwijls heb gestemd tegen voorstellen der Commissie,
acht ik mij thans geroepen om mijn eigen gevoelen uit te spreken.
In de eerste plaats dan een enkel woord over het afstemmen van
voorstellen der Commissie. De heer Was heeft er reeds aan her
innerd, dat omtrent hetgeen de heer Buys nog onlangs de groote
financieele quaeslie noemde, de Raad zich al meermalen en reeds
lang geleden heeft uitgesproken; wanneer dus voorstellen van de
Commissie in tegenovergestelden geest door den Raad werden ver
worpen, bleef deze eenvoudig consequent aan hare eenmaal uitge
sproken meening vasthouden, en behoefde de Commissie ven Finan
ciën zich daarvan niets aan te trekken. De Commissie betracht na
tuurlijk altjjd, het ligt in den aard der zaak, het beginsel van zui
nigheid, evenals de Minister van Financiën in den Ministerraad.
Tegenover alle voorstellen houdt zjj zooals de Friezen zeggen: de
duum op de ponge. Zij vraagt altijd: kan het niet goedkooper, en
zij eindigt soms met ons raadsleden dit plastisch voor oogen te
stellen door hare beschouwingen in een voorstel samen te vatten.
Die voorstellen beschouw ik daarom niet altjjd als eene ernstige op
positie tegen de voorstellen van Burg. en Weth., maar meer als eene
poging om ons duidelijk te laten zien hoe eene zuiniger wjjze van
handelen zou kunnen gevolgd worden.
Vóór de discussie in den Raad had ik inderdaad niet begrepen,
dat de Commissie zulk een gewicht zou hechten aan haar voorstel
omtrent de verhooging van het maximum der inkomsten-belasting,
omdat ik daarin, evenals de heer Was, volstrekt niet zag een princi
pieel verschil. Ik had er alleen uit gelezen, dat de Commissie tot
den Raad wilde zeggen: opent de kas niet te ver, neemt er even 't
noodige uit en doet haar dan weer dicht, want het zou voor het
snoepen gevaarlijk kunnen worden; eenvoudig dus eene waarschuwing
zooals dit op den weg eener Commissie van Financiën ligt.
Iets dergcljjks was het ook met de quaestie van de verlichting van
de Gehoorzaal. Er was een uitgewerkt voorstel gekomen, en de
Commissie vond dat plan wel wat heel duur, vrij wat hooger dan de
oorspronkelijke raming; zij stelde daarom voor in plaats van f 10 000
f 8000 te besteden. Ook dat voorstel heb ik niet beschouwd als eene
ernstige oppositie; had de Commissie gezegd: wij hebben de zaak onder
zocht en wij vinden de kosten te hoog, wjj stellen dus voor de zaak
te renvoyeeren aan Burg. en Weth. om nadere inlichtingen, dan ware
het wat anders geweest; voor een dergelijk voorstel had ik kunnen
stemmen; [maar waar Burg. en Weth. zeggen: wij hebben f 10 000
noodig en de Commissie alleen zegt: wjj meenen dat f 8000 wel
voldoende zal zjjn, daar kan ik niet anders dan met het Dagelijksch
Bestuur medegaan.
Maar buitendien, het voornaamste werk eener Commissie van Fi
nanciën is ook niet om voorstellen te doen, maar voornamelijk om
den Raad voor te lichten. En hoezeer de Raad die voorlichting op
prijs stelt, is reeds door den heer Was gezegd. Als voorbeeld haalde
hjj daarbij aan de gemeente-rekening van ontvangsten en uitgaven.
Inderdaad wanneer de Commissie van Financiën die rekening heeft
onderzocht, gaat het ons haast als in het versje van Van Alphen:
•Lieve klepper houd de wacht,
Ik ga slapen 1 goede nacht!"
Ik kan daar nog een belangrijk voorbeeld aan toevoegen. Toen
door Burg. en Weth. het voorstel werd gedaan om f 150.000 te be
steden voor uitbreiding der gasfabriek, waren er verscheidene leden
die zich met schrik afvroegen ik althans is het nu de tijd
voor zulk eene uitgaaf, terwjjl de gemeente wellicht eene groote
verandering tegemoet gaat door de voorgestelde grensuitbreiding?
De Commissie van Financiën diende haar rapport in, en lot groote
verwondering van het publiek, is de f 150.000 door den Raad toe
gestaan, zonder dat er een enkel woord over gesproken werd. En
hoe kwam dat? Eenvoudig omdat de Raad vertrouwen stelde in de
Commissie van Financiën. Derhalve, geloof ik, kan de Commissie wel
aannemen, dat ik althans niet behoor tot eene meerderheid die hare
voorstellen en adviezen niet op prijs zou stellen. Integendeel! Ik be
wonder den jjver en de toewjjding van de Commissie, en verklaar
gaarne het grootste vertrouwen in naar beleid te hebben.
De Voorzitter. Van de zijde van het Dag. Bestuur valt er op 't
oogenblik heel weinig over de zaak te zeggen. Alleen wil ik zeer
gaarne mjjne instemming betuigen met hetgeen de heer Was heeft
gezegd zonder dat ik het daarom nog in alle opzichten met hem
eens ben omtrent het wenscheljjke om eene verandering te brengen
in den werkkring der Commissie van Financiën. Daarin schuilt ook
mijns inziens de principieële fout. De heer Was heeft den vinger op
de wond gelegd, toen hij sprak van de bezwaren die er aan ver
bonden zijn om terug te komen op een eenmaal uitgebracht advies.
De groote fout is, dat er te weinig aanraking is tusschen de voor
bereidende en de preadviseerende Commissie. Vroeger bestond de
gewoonte, althans bij gewichtige zaken, de Commissie van Financiën
uit te noodigen tot eene gemeenschappelijke bespreking van de zaak,
en die bespreking leidde bjjna altjjd mij is op 't oogenblik ten
minste geen voorbeeld van het tegendeel bekend tot overeen
stemming. Vroeger heb ik er reeds op gewezen, dat wanneer de
zaken op die wijze werden behandeld, zelfs bij het bestaan van
principieele verschillen, die samenspreking nooit tot eenig nadeel
zoude kunnen leiden, omdat het niet aan te nemen is dat princi
pieele verschillen door eene dergeljjke samenspreking zouden worden
opgelost. En betrof het verschil van gevoelen alleen details, dan
leidde eene samenspreking zeer gemakkelijk tot overeenstemming en
het gevaar werd niet alleen voorkomen dat het voorstel schipbreuk
leed op eene vereeniging vau minderheden, maar tevens werd ook
vermeden het voeren van langdurige discussiën over ondergeschikte
punten. De raad heeft in 4885 goedgevonden een besluit te nemen